ECLI:NL:RBMNE:2020:3265

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 juli 2020
Publicatiedatum
13 augustus 2020
Zaaknummer
506038 / HA RK 20-189
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 31 juli 2020 een verzoek tot wraking van mr. C. Karman, de behandelend rechter in een bestuursrechtelijke procedure, ongegrond verklaard. Het wrakingsverzoek was ingediend door de advocaat van verzoekster, mr. W.P.R. Peeters, die stelde dat de rechter hem niet voldoende gelegenheid had gegeven om processtukken te bespreken met zijn cliënte, die in detentie verbleef. Tijdens de zitting op 20 juli 2020 had mr. Peeters verzocht om een schorsing om de telefoonnotities, die kort voor de zitting door de verweerder waren ingediend, met zijn cliënte te bespreken. De rechter bood aan om de behandeling te onderbreken zodat mr. Peeters de stukken kon lezen en daarop kon reageren, maar weigerde de schorsing zoals verzocht. Mr. Peeters was van mening dat deze gang van zaken de indruk wekte dat de rechter partijdig was.

De wrakingskamer heeft de argumenten van mr. Peeters en de schriftelijke reactie van de gewraakte rechter zorgvuldig beoordeeld. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. De rechter had de mogelijkheid opengehouden voor mr. Peeters om de stukken te lezen en daarna te overleggen met zijn cliënte. De wrakingskamer benadrukte dat de beslissing van de rechter om geen beslissing te nemen over de toelating van de telefoonnotities een procesbeslissing was, waarover geen wraking kan plaatsvinden, tenzij er sprake is van vooringenomenheid. Aangezien de wrakingskamer geen aanwijzingen voor vooringenomenheid kon vaststellen, werd het verzoek tot wraking ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 506038 / HA RK 20-189
Schriftelijke uitwerking van de beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 31 juli 2020
op het verzoek in de zin van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) van:
[verzoekster],
verblijvende in Detentiecentrum [locatie] ,
(verder te noemen: verzoekster),
gemachtigde: mr. W.P.R. Peeters, advocaat te Rijsbergen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van 20 juli 2020 met daarin een wrakingsverzoek;
- een e-mailbericht van mr. Peeters van 21 juli 2020;
- de schriftelijke reactie van mr. C. Karman van 23 juli 2020.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 31 juli 2020 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
1.3.
Bij de mondelinge behandeling is mr. Peeters namens verzoekster verschenen. Op verzoek van mr. Peeters heeft verzoekster de zitting van de wrakingskamer bijgewoond middels een telehoorverbinding met het detentiecentrum. Zij wordt bijgestaan door de heer
J. Emma’s, tolk in de taal Pidgin Engels (Nigeria). De gewraakte rechter is met bericht niet verschenen.
1.4.
De wrakingskamer heeft na de behandeling van het verzoek tot wraking mondeling uitspraak gedaan.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. C. Karman als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het zaaknummer NL20.13763. In die zaak behandelt de rechter een door verzoekster ingesteld beroep tegen een bewaringsmaatregel als bedoeld in artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000.
2.2.
Aan het wrakingsverzoek is het volgende ten grondslag gelegd. Een advocaat heeft de plicht om stukken die in een procedure worden ingediend met zijn cliënt te bespreken, ongeacht de inhoud van die stukken, aldus mr. Peeters. Mr. Peeters heeft in dat kader ter zitting van 20 juli 2020 om een schorsing verzocht, zodat hij twee telefoonnotities die door verweerder kort voor de zitting waren ingediend met zijn cliënte, die niet was uitgenodigd de zitting bij te wonen, zou kunnen bespreken. De rechter bood alleen aan de behandeling ter zitting te onderbreken om hem de gelegenheid te geven de stukken te lezen en daarop te reageren. De rechter weigerde hem aldus in de gelegenheid te stellen de telefoonnotities met zijn cliënte te bespreken. Dat mr. Peeters als gevolg van het laat indienen van stukken door verweerder op zitting zonder met zijn cliënte te kunnen overleggen iets over de stukken zou moeten zeggen, is in het voordeel van verweerder en in het nadeel van verzoekster. Doordat de rechter heeft geweigerd mr. Peeters de kans te geven de stukken met zijn cliënte te bespreken, heeft zij de indruk gegeven partijdig te zijn.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich op het volgende standpunt. De rechter meent te begrijpen dat mr. Peeters vindt dat hij ten onrechte niet (voldoende) gelegenheid heeft gekregen om op bepaalde processtukken te reageren. Als processtukken in een bewaringszitting kort voor de zitting worden ingediend kan de goede procesorde zich daartegen verzetten indien één van partijen daarop niet effectief kan reageren. Om die reden moest zij ter zitting onderzoeken of mr. Peeters op de telefoonnotities die kort voor de zitting door verweerder waren ingediend kon reageren en welke processuele consequenties eventueel passend zouden zijn. Voordat zij het antwoord op de eerste vraag vond, werd zij gewraakt. Zij heeft voorgesteld dat mr. Peeters de stukken zou lezen en daarna zou beoordelen of een bespreking met zijn cliënte noodzakelijk was. Zij heeft gezegd dat nog niet vaststond dat het onderzoek ter zitting zou worden gesloten, maar dat de mogelijkheid bestond om het onderzoek te schorsen als nodig bleek dat
mr. Peeters de stukken met zijn cliënte zou bespreken. Mr. Peeters bleef echter weigeren de stukken te lezen en persisteerde erbij dat zij zou beslissen of de stukken zouden worden meegenomen in de behandeling. De rechter heeft bij herhaling gevraagd naar de visie van mr. Peeters en de nadruk gelegd op het belang van de mogelijkheid van een effectieve verdediging of adequate reactie. De door haar gegeven uitleg over haar onafhankelijke rol in het licht van het bewaken van een eerlijke procedure was helder en noodzakelijk en getuigt niet van vooringenomenheid. Evenmin zijn er zwaarwegende omstandigheden die objectief gezien de vrees rechtvaardigen dat aan haar rechterlijke onpartijdigheid getwijfeld moet worden.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 8:15 Awb bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht partijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn of haar overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
Persoonlijke vooringenomenheid bij de rechter tegenover verzoekster is niet gesteld of gebleken. Onderzocht moet daarom worden of uit het optreden van de rechter blijkt dat zij vooringenomen is of dat zij die schijn heeft gewekt.
3.4.
Het proces-verbaal van de zitting van 20 juli 2020 vormt voor de wrakingskamer in beginsel de kenbron van al hetgeen op de zitting is voorgevallen. Daarin staat als door
mr. Peeters genoemde grond voor het verzoek tot wraking:
“De gronden? Dit is geen eerlijk proces. Een schijnvertoning! In de vorige procedure mocht ik ook niet reageren. Dit is schandalig! U bent er op uit om verweerder te bevoordelen. Het is niet zoals het hoort!”
Mr. Peeters heeft aangegeven dat hetgeen in het proces-verbaal over het wrakingsverzoek is opgenomen niet kan worden aangemerkt als grond voor de wraking en heeft ter zitting van de wrakingskamer de grond voor wraking geformuleerd zoals opgenomen onder 2.2.. De wrakingskamer overweegt dat uit de inhoud van het proces-verbaal af te leiden valt dat ter zitting gesproken is over het toelaten van de voeging van de telefoonnotities in het dossier, over de wijze waarop mr. Peeters kennis kon nemen van de inhoud van de telefoonnotities en over het overleg dat mr. Peeters wilde hebben met verzoekster over die notities. In haar schriftelijke reactie geeft de rechter er blijk van dat zij de wijze waarop zij ter zitting de telefoonnotities besproken heeft opvat als de aanleiding voor het indienen van het wrakingsverzoek. Zij gaat in haar reactie daar ook op in. De grond voor die wraking die
mr. Peeters bij de behandeling van het wrakingsverzoek aanvoert ligt in het verlengde daarvan. De wrakingskamer zal daarom het verzoek aan de hand van de onder 2.2. geformuleerde grond beoordelen.
3.5.
Hetgeen door mr. Peeters is aangevoerd, door de rechter in haar schriftelijke reactie naar voren is gebracht en in het proces-verbaal is opgenomen, leidt niet tot de conclusie dat de rechter heeft geweigerd om mr. Peeters in de gelegenheid te stellen de twee telefoonnotities met zijn cliënte te bespreken. De wrakingskamer maakt uit het proces-verbaal en de reactie van de rechter op dat de rechter mr. Peeters de telefoonnotities wilde laten lezen, hij op die stukken zou mogen reageren en zij dan een beslissing zou nemen. De rechter heeft daarbij de mogelijkheid open gehouden dat mr. Peeters na lezing de stukken eerst met zijn cliënte zou willen bespreken. Van een weigering van de rechter om mr. Peeters met verzoekster te laten overleggen over de telefoonnotities was geen sprake. De door
mr. Peeters geformuleerde grond mist aldus feitelijke grondslag. De wrakingskamer overweegt daarbij nog het volgende.
3.6.
De beslissing van de rechter om geen beslissing te nemen over het al dan niet meenemen van de telefoonnotities in de beoordeling van het beroep voordat mr. Peeters de stukken heeft gelezen en een reactie heeft kunnen geven, moet worden aangemerkt als een procesbeslissing. Volgens de Hoge Raad komt de wrakingskamer over de juistheid van zo’n procesbeslissing geen oordeel toe. Wanneer een wrakingsverzoek is gericht tegen de motivering van een procesbeslissing geldt als uitgangspunt dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich evenzeer ertegen verzet dat de motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de rechter onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of het ontbreken van een motivering. De Hoge Raad heeft wel één uitzondering geformuleerd. Als de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven, zou daarin een grond voor wraking kunnen liggen. Naar het oordeel van de wrakingskamer is daar geen sprake van. De rechter heeft immers niet beslist over de toelating van de telefoonnotities, maar eerst mr. Peeters in de gelegenheid willen stellen om kennis te nemen van de inhoud van de telefoonnotities, zodat hij daarop kon reageren. Die reactie kon ook zijn dat hij schorsing van de behandeling zou vragen om de telefoonnotities met verzoekster te bespreken. Enige aanwijzing voor het bestaan van vooringenomenheid bij de rechter kan de wrakingskamer in deze aanpak niet zien.
3.7.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van het team Bestuursrecht, waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer NL20.13763 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, en mr. G.J.J.M. Essink en mr. W.S. Ludwig als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. K.F. van Dam, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2020.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.