ECLI:NL:RBMNE:2020:3305

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 augustus 2020
Publicatiedatum
17 augustus 2020
Zaaknummer
16/047463-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van de tenlastegelegde feiten en teruggave van in beslag genomen auto

Op 17 augustus 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1994, die werd verdacht van het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of aanwezig hebben van 26,29 kilo hennep, en het voorhanden hebben van een auto waarvan hij wist dat deze afkomstig was uit een misdrijf. De rechtszaak vond plaats op 25 mei en 3 augustus 2020, waarbij de verdachte aanwezig was. De officier van justitie, mr. F. Rethmeier, en de advocaat van de verdachte, mr. A. Boumanjal, hebben hun standpunten gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het eerste feit, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij wist van de aanwezigheid van de hennep in de woning. De sleutels die in de deur van de berging zaten, konden niet aan de verdachte worden gekoppeld. Ook was er geen bewijs dat de verdachte eerder in de woning was geweest of dat hij samenwerkte met de medeverdachte. Voor het tweede feit, het voorhanden hebben van de auto, oordeelde de rechtbank dat er geen gerechtvaardigd vermoeden was dat de auto uit een misdrijf afkomstig was. De verdachte had een aannemelijke verklaring voor de verwerving van de auto en er waren geen aanwijzingen dat hij betrokken was bij witwassen.

De rechtbank heeft daarom de teruggave van de in beslag genomen Seat Leon aan de verdachte gelast en het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Het vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 augustus 2020, waarbij mr. H.J. ter Meulen, mr. I.J.B. Corbeij en mr. L.C. Michon als rechters optraden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/047463-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 augustus 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1994] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft plaatsgevonden op 25 mei 2020 en 3 augustus 2020. Verdachte was bij de behandeling van de zaak aanwezig, waardoor sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft op de zitting gesproken met en geluisterd naar officier van justitie mr. F. Rethmeier, verdachte en de advocaat van verdachte, mr. A. Boumanjal.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij meerdere strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de gewijzigde tenlastelegging, die als bijlage is opgenomen bij dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
1.
op 21 februari 2020 in Amersfoort samen met iemand anders in de uitoefening van een beroep of bedrijf 26,29 kilo hennep heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of aanwezig heeft gehad; en
2.
op 21 februari 2020 in Amersfoort een auto voorhanden heeft gehad waarvan hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat die auto afkomstig is uit enig misdrijf.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het eerste feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte is aangetroffen op het moment dat hij de berging binnenkwam van de woning waar de hennep werd bewaard. Aan de buitenkant van de bergingsdeur bevonden zich op dat moment sleutels. De officier van justitie vindt het niet aannemelijk dat verdachte enkel als vriend op bezoek kwam bij medeverdachte [medeverdachte] . Het is niet logisch om in dat geval via de berging binnen te komen. Ook is het niet aannemelijk dat de deur van de berging open was, gelet op de (waarde van de) hennep die zich in de woning bevond. Verdachte moet dus de sleutels hebben gebruikt om binnen te komen. Daarnaast heeft de officier van justitie erop gewezen dat in de auto van verdachte ook losse henneptoppen zijn gevonden.
Met betrekking tot het tweede feit heeft de officier van justitie primair verzocht om aanhouding van de zaak zodat nader onderzoek kan plaatsvinden. Verdachte heeft ter zitting voor het eerst hierover een verklaring afgelegd. De officier van justitie heeft geen gelegenheid gehad om die verklaring te verifiëren. Mocht de rechtbank dit verzoek niet toewijzen, dan verzoekt de officier van justitie subsidiair om vrijspraak van dit feit.
4.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat heeft voor beide feiten vrijspraak gevraagd. Over het eerste feit heeft de advocaat gezegd dat volgens hem niet kan worden bewezen dat verdachte de aangetroffen hennep ‘aanwezig had’ in de zin van artikel 3 onder C van de Opiumwet. Uit de bewijsmiddelen zou namelijk niet blijken dat verdachte wetenschap had van de in de woning aanwezige hennep en ook niet dat deze hennep zich in de machtssfeer van verdachte bevond.
Over het tweede feit heeft de advocaat aangevoerd dat zich hier niet de situatie voordoet waarin het niet anders kan dan dat het goed afkomstig is uit enig misdrijf. Verdachte heeft een concrete en aannemelijke verklaring gegeven voor de verwerving van de auto. Zo heeft verdachte aangegeven de auto medio 2019 te hebben gekocht voor een bedrag van € 5.500. Op dat moment had verdachte volgens de advocaat al € 24.000 netto verdiend. Dat is meer dan genoeg voor het kunnen aanschaffen van de auto. De advocaat heeft zich ten slotte verzet tegen het aanhoudingsverzoek van de officier van justitie. De officier van justitie had dit verzoek ook eerder kunnen doen en bovendien is in dit geval evident geen sprake van witwassen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1
Vooropgesteld wordt dat voor het bewijs van ‘aanwezig hebben’ in de zin van de Opiumwet, nodig is dat verdachte wist van de aanwezigheid van de drugs en dat deze zich in zijn machtssfeer bevonden. Met dat laatste wordt bedoeld dat verdachte in enige mate kon bepalen wat er met die drugs zou gebeuren. Niet is vereist dat de drugs zijn eigendom waren.
Verdachte is aangetroffen op het moment dat hij de deur opende van de berging behorende bij de woning waarin de hennep is gevonden. Verdachte heeft hier zelf over verklaard dat hij op bezoek kwam bij medeverdachte [medeverdachte] en dat hij niets wist van de aanwezige hennep. Het dossier bevat geen bewijsstukken die duiden op het tegendeel. Weliswaar zaten er sleutels in het slot van de deur van de berging op het moment dat verdachte de deur open deed, maar deze sleutels kunnen niet op enigerlei wijze worden gekoppeld aan verdachte. Zo is na onderzoek van de politie gebleken dat de overige sleutels aan de sleutelbos niet passen op de deur van de woning van verdachte. Ook anderszins blijkt uit het dossier niet van enige betrokkenheid van verdachte waaruit zou kunnen worden afgeleid dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] wist van de aanwezige hennep en daarnaast dat die hennep zich ook in de machtssfeer van verdachte bevond. Zo kan niet worden vastgesteld dat verdachte in de periode voorafgaand aan het aantreffen van de hennep vaker in de woning aanwezig was. Ook in de in de woning aangetroffen telefoon zijn geen gegevens aangetroffen waaruit blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] samenwerkte met verdachte. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde eerste feit wegens een gebrek aan wettig bewijs.
Vrijspraak feit 2
Na de aanhouding van verdachte is een blauwe Seat Leon met kenteken [kenteken] in beslag genomen. Deze auto staat op naam van verdachte. Volgens een rapportage van iCOV d.d. 1 april 2020 bedraagt de handelswaarde van de auto € 8.314. Uit datzelfde rapport blijkt dat verdachte over 2019 een netto inkomen had van € 23.467. Verdachte heeft bij de politie op 23 februari 2020 verklaard dat hij de auto iets meer dan een half jaar geleden heeft gekocht. Op zitting heeft hij dit bevestigd en hieraan toegevoegd dat hij de auto heeft gekocht bij [autobedrijf] tegen een bedrag van € 5.500. Uit het dossier blijkt verder dat verdachte bij zijn grootouders woont.
Op grond van deze feiten en omstandigheden kan niet worden geconcludeerd dat het niet anders kan dan dat de auto (middellijk) uit enig misdrijf afkomstig is. Het is immers zeer wel mogelijk dat verdachte de auto heeft aangeschaft met zijn legale inkomsten over 2019. De rechtbank ziet geen aanleiding om het verzoek van de officier van justitie tot aanhouding van de zaak toe te wijzen. Ook zonder de verklaring van verdachte ter zitting bevat het dossier onvoldoende feiten en omstandigheden voor het aannemen van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Gelet op het voorgaande zal verdachte ook worden vrijgesproken van het ten laste gelegde tweede feit.

5.BESLAG

Nu verdachte wordt vrijgesproken van het feit in verband waarmee de Seat Leon met kenteken [kenteken] in beslag is genomen, zal de rechtbank de teruggave van deze auto aan verdachte gelasten.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de Seat Leon met kenteken [kenteken] .
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. ter Meulen, voorzitter, mrs. I.J.B. Corbeij en L.C. Michon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.P. Versluis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 augustus 2020.
Mr. H.J. ter Meulen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 21 februari 2020 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een woning gelegen aan de [adres] ) een hoeveelheid van in totaal (ongeveer) 26,29 kilogram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
( art 11 lid 3 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2 Hij , op of omstreeks 21 februari 2020, te Amersfoort, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een voertuig/auto van het merk Seat met kenteken [kenteken] , heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )