Op 17 augustus 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1994, die werd verdacht van het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of aanwezig hebben van 26,29 kilo hennep, en het voorhanden hebben van een auto waarvan hij wist dat deze afkomstig was uit een misdrijf. De rechtszaak vond plaats op 25 mei en 3 augustus 2020, waarbij de verdachte aanwezig was. De officier van justitie, mr. F. Rethmeier, en de advocaat van de verdachte, mr. A. Boumanjal, hebben hun standpunten gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het eerste feit, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij wist van de aanwezigheid van de hennep in de woning. De sleutels die in de deur van de berging zaten, konden niet aan de verdachte worden gekoppeld. Ook was er geen bewijs dat de verdachte eerder in de woning was geweest of dat hij samenwerkte met de medeverdachte. Voor het tweede feit, het voorhanden hebben van de auto, oordeelde de rechtbank dat er geen gerechtvaardigd vermoeden was dat de auto uit een misdrijf afkomstig was. De verdachte had een aannemelijke verklaring voor de verwerving van de auto en er waren geen aanwijzingen dat hij betrokken was bij witwassen.
De rechtbank heeft daarom de teruggave van de in beslag genomen Seat Leon aan de verdachte gelast en het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Het vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 augustus 2020, waarbij mr. H.J. ter Meulen, mr. I.J.B. Corbeij en mr. L.C. Michon als rechters optraden.