ECLI:NL:RBMNE:2020:3368

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 augustus 2020
Publicatiedatum
20 augustus 2020
Zaaknummer
C/16/506893 / FA RK 20-4535
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 4 augustus 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 3 augustus 2020 een verzoek ingediend om de op 2 augustus 2020 opgelegde crisismaatregel voort te zetten. Deze maatregel omvatte verplichte zorg, waaronder het toedienen van vocht, voeding en medicatie, en het beperken van de bewegingsvrijheid van de betrokkene, geboren in 1996. De mondelinge behandeling vond plaats op 4 augustus 2020, waarbij de betrokkene, zijn advocaat, een verpleegkundig specialist en een arts telefonisch werden gehoord. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, veroorzaakt door een psychische stoornis. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken, tot en met 25 augustus 2020. De rechtbank weigerde echter de verzochte zorgvorm van toedienen van vocht en voeding, omdat deze niet noodzakelijk werd geacht. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter M.A.A.T. Engbers en schriftelijk uitgewerkt op 13 augustus 2020.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/506893 / FA RK 20-4535
Betrokkenenummer: [betrokkenenummer]
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 4 augustus 2020,naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] te [woonplaats] ,
verblijvende te [naam instelling] , locatie [naam locatie] te [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. R.I.R. Denz.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 3 augustus 2020, heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 2 augustus 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 2 augustus 2020;
  • de medische verklaring van 2 augustus 2020;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wvgzz.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2020. In verband met de maatregelen van overheidswege genomen om de verspreiding van het coronavirus te stoppen, heeft de mondelinge behandeling telefonisch plaatsgevonden. Bij die gelegenheid zijn conform de Algemene Regeling Zaaksbehandeling Rechtspraak telefonisch gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mevrouw [A] , verpleegkundig specialist;
  • de heer [B] , arts in opleiding, hierna te noemen de arts.
Betrokkene, de verpleegkundig specialist en de arts bevonden zich in dezelfde ruimte op de locatie [naam locatie] te [plaatsnaam] . De advocaat bevond zich in een afzonderlijke ruimte en is via Skype gehoord. De rechter en de griffier bevonden zich in het gerechtsgebouw van de rechtbank Midden Nederland te Utrecht.
1.3.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de mondelinge behandeling te verschijnen.
1.4.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de advocaat van betrokkene en aan de vertegenwoordiger van de instelling verstrekt.

2.De standpunten en de beoordeling

2.1.
In de crisismaatregel waarvan de officier van justitie voortzetting vraagt, zijn de volgende vormen van verplichte zorg, als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz, opgenomen:
toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
beperken van de bewegingsvrijheid;
insluiten;
uitoefenen van toezicht op betrokkene;
onderzoek aan kleding of lichaam;
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
opnemen in een accommodatie.
De standpunten
2.2.
De advocaat heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Betrokkene is bereid om op vrijwillige basis een behandeling aan te gaan en daarnaast is er op dit moment geen sprake meer van ernstig nadeel. Subsidiair heeft de advocaat gepleit de verzochte zorgvorm van het
“toedienen van vocht en voeding”af te wijzen.
De arts heeft verklaard dat betrokkene niet meer uitgesproken psychotisch is, maar dat hij op de afdeling onnavolgbare verhalen vertelt en hij seksueel ontremd gedrag kan laten zien. Ook ziet betrokkene de ernst van de situatie niet in. Vanwege diagnostisch onderzoek is antipsychotica nog niet gestart. De arts heeft nog onvoldoende vertrouwen in een mogelijke samenwerking met betrokkene. Vanwege het korte verblijf van betrokkene in de instelling kan de arts moeilijk inschatten of betrokkene in een vrijwillig kader bereid is om bijvoorbeeld medicatie in te nemen. Als betrokkene weer naar buiten gaat dan is niet uit te sluiten dat betrokkene drugs zal gebruiken en hij weer in ernstige situaties terecht zal komen.
De verpleegkundig specialist heeft aanvullend verklaard dat betrokkene op de afdeling nog geen spanningsveld heeft ervaren. Het vermoeden bestaat dat als de druk op betrokkene wordt opgevoerd de spanningen bij betrokkene zullen oplopen.
De beoordeling
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, met name gelegen in ernstige psychische schade, ernstige verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornis. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.4.
De rechtbank is van oordeel dat bij de voortzetting van de crisismaatregel de in het dictum genoemde vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn om het nadeel af te wenden. Betrokkene heeft verklaard dat hij vrijwillig mee wil werken aan de behandeling. De rechtbank stelt echter vast dat de behandelaren nog onvoldoende vertrouwen hebben in zorg op vrijwillige basis. De rechtbank vat dit op als verzet tegen de verzochte vormen van zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
De rechtbank zal de verzochte verplichte zorgvorm van het “
toedienen van vocht en voeding” afwijzen. De arts heeft namelijk verklaard dat deze zorgvorm niet noodzakelijk is.
2.5.
De in het dictum genoemde vormen van verplichte zorg zijn evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.6.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3.Beslissing

De rechtbank:
- verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van
[betrokkene] ,geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] , met voor de duur van de machtiging de volgende vormen van verplichte zorg:
a.
toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b.
beperken van de bewegingsvrijheid;
c.
insluiten;
d.
uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e.
onderzoek aan kleding of lichaam;
f.
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g.
controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
h.
aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
i.
beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
j.
opnemen in een accommodatie.
- bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 25 augustus 2020;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 4 augustus 2020 mondeling gegeven door mr. M.A.A.T. Engbers, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door D. Hendriks als griffier, en op 13 augustus 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.