5.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
In de aangifte van 28 oktober 2019 heeft [aangeefster] , zakelijk weergegeven, als volgt verklaard:
Ik wil aangifte doen van ontucht met een minderjarige ten hoogte van de [adres] te [woonplaats] . [A] heeft mij gisterenom 19.15 uur gebeld. Zij vroeg mij of ik wist dat [slachtoffer] alleen thuis was. Ik ben toen naar huis gelopen.Toen ik aan kwam lopen hoorde ik [A] zeggen: “Ik vind het helemaal niet tof van je. Hoe haal je het in je hoofd om met hem te zoenen, ik heb het wel gezien.” Wat ik gehoord heb is dat [slachtoffer] buiten stond. Dat hij langs liep, (…) en dat [slachtoffer] van hem een kusje moest geven op de lippen.
[slachtoffer] , geboren op [2002] , 15 jaar oud, wonende te [woonplaats] , heeft op 7 november 2017 verklaard
:“Ik weet dat ik kom vertellen omdat hij mij gekust heeft.(…) Ik ging via de achterkant mijn huis in want ik zag hem lopen met zijn hondje. (…). (…) Toen kwam hij weer terug en gaf mij een kus. Het was een kus op de lippen.”
Op 28 oktober 2017 heeft getuige [getuige 1] bij de politie verklaard:
U vertelde dat u meer gezien had.
Ik stond voor het raam in de keuken. (…) [slachtoffer] stond voor de deur. (…) Ik zie dat de man voorbij loopt. Ik zie dat hij naar haar lacht. (…) Ik zie dat hij haar kust. (…) Het was gister 27 oktober.
Wat weet u van de buurman?
Volgens mij woont hij op [nummer] .
Hoe ziet hij eruit?
Een donkere, grote man.
Op 3 december 2018 heeft getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris een nadere verklaring afgelegd:
Ik was in de keuken bezig en toen zag ik dat de buurman al de hele tijd voorbij liep op straat. (…) [slachtoffer] stond voor haar eigen voordeur (…). Ik zag dat de buurman om de auto heen liep naar [slachtoffer] toe en dat hij haar een kus op de mond gaf. (…)
Op 29 oktober 2017 heeft getuige [getuige 2] bij de politie verklaard:
“Het was afgelopen vrijdag. (…) Ik zag die man weer voor ons huis lopen, langs de auto van mijn vader en liep naar [slachtoffer] . Ik zag dat hij [slachtoffer] een kus gaf, op de mond. (…)
Wie is [slachtoffer] ?
[slachtoffer] is mijn overbuurmeisje.
Wie is de buurman?
Ik weet dat hij getint is, een kaal hoofd heeft. Volgens mij woont hij op nummer [nummer] . Dit was afgelopen vrijdag.
Op 3 december 2018 heeft getuige [getuige 2]bij de rechter-commissaris verklaard:
Hoe heb jij, op het moment dat de buurman [slachtoffer] een kus gaf, hen gezien?
Ik zag de buurman op zijn rug, maar ik kon hem ook een beetje van opzij zien. Ik zag van hen beiden een deel van het gezicht. Ik zag dat hij [slachtoffer] op de mond kuste. De buurman is best lang en [slachtoffer] is ongeveer 1.62 meter lang. Dus de buurman moest echt wel even bukken. Toen ik de buurman zag lopen ben ik naar buiten gegaan (…). Ik kon vanuit de deuropening hen precies zien.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 20 januari 2020 verklaard:
“Ik stond voor de deur omdat ik de vader van [slachtoffer] wilde spreken. Ik trof [slachtoffer] aan.”
Aan de overtuiging draagt bij dat uit het dossier blijkt dat er daarnaast ook al eerder een seksueel getinte conversatie via WhatsApp is uitgewisseld tussen verdachte en [slachtoffer] met daarin een tekening van twee borsten met daartussen een penis. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat deze berichten inderdaad op zijn telefoon stonden
Bewijsoverwegingen / te bespreken verweren
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en aangevoerd dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] niet hebben kunnen zien dat de kus op de mond van [slachtoffer] was en dat objectief bewijs voor de ontuchtige handeling ontbreekt.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Getuige [getuige 2] heeft een gedetailleerde verklaring bij zowel de politie als de rechter-commissaris afgelegd. Bij de rechter-commissaris beschrijft zij dat zij zowel van het gezicht van verdachte als van dat van [slachtoffer] een deel kon zien op het moment dat verdachte [slachtoffer] een zoen op de mond gaf. Ook uit de beschrijving van het voorover moeten buigen door verdachte, blijkt dat [getuige 2] goed zicht heeft gehad. Anders dan de raadsman heeft betoogd, volgt uit de verklaring van [getuige 2] dat de geparkeerde auto bij de woning van [slachtoffer] geen beletsel vormde voor het zicht van [getuige 2] . Zij had immers een schuin aanzicht, waardoor zij langs de auto heen kon kijken. Dat volgt ook uit de tekening die [getuige 2] van de situatie heeft gemaakt en die bij zowel het verhoor bij de politie als het verhoor bij de rechter-commissaris zijn gevoegd.
Naast getuige [getuige 2] heeft ook getuige [getuige 1] de kus gezien. Zij heeft hierover bij de rechter-commissaris verklaard dat zij verdachte duidelijk voorover zag buigen terwijl hij voor [slachtoffer] stond. Ook zij had vrij zicht vanuit de keuken van haar woning.
De getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] ondersteunen de verklaring van [slachtoffer] ter zake het tweede ten laste gelegde feit. De rechtbank acht dan ook voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor het geven van een zoen door aangever op de mond van verdachte.
Ten aanzien van de WhatsApp conversatie heeft verdachte naar voren gebracht dat deze WhatsApp conversatie door [slachtoffer] met behulp van een app die ‘fake’ berichten maakt is opgesteld en naar verdachte is geappt. De rechtbank acht dat ongeloofwaardig nu de conversatie niet alleen bestond uit een afbeelding maar ook uit losse berichten en deze zowel in de WhatsApp van verdachte als in die van [slachtoffer] zijn aangetroffen en [slachtoffer] verklaart dat de berichten van verdachte afkomstig waren.
Naar het oordeel van de rechtbank is het zoenen op de mond van [slachtoffer] , een meisje van (destijds) 15 jaar, door verdachte, een volwassen man van (destijds) 53 jaar, een handeling van seksuele aard en zonder meer in strijd met de in Nederland geldende sociaal-ethische normen. Dit geldt des te meer nu de verdachte en [slachtoffer] verder niet met elkaar omgingen.
Daarmee valt de zoen aan te merken als een ontuchtige handeling als bedoeld in artikel 247 Sr.