ECLI:NL:RBMNE:2020:3392

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
21 augustus 2020
Zaaknummer
UTR 20/2005
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • mr. drs. S. Lanshage
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunning voor woningbouw in Amersfoort

Op 22 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening tegen een verleende omgevingsvergunning voor de bouw van een woning op kavel 1 van een herontwikkelingsproject in Amersfoort. De vergunninghouder had op 5 juni 2019 een omgevingsvergunning aangevraagd, welke op 5 september 2019 door het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort was verleend. Verzoekers, bestaande uit vijf personen, hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning en hebben beroep ingesteld, waarbij zij vroegen om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 22 juli 2020 werd vastgesteld dat de woning nagenoeg was afgebouwd en binnenkort zou worden opgeleverd. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien de bouwwerkzaamheden al waren afgerond. Verzoekers hadden aangegeven dat zij met het verzoek wilden voorkomen dat de woning bewoond zou worden, maar de voorzieningenrechter stelde vast dat de omgevingsvergunning enkel betrekking had op de bouwactiviteiten en niet op het bewonen van de woning.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de feitelijke situatie op het perceel niet anders was door de bezwaren van verzoekers en dat het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening geen schorsende werking had. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2005
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 juli 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker 1] ,

[verzoeker 2],
[verzoeker 3],
[verzoeker 4], en
[verzoeker 5],
samen verzoekers,
allen te [woonplaats] ,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, verweerder
(gemachtigde: mr. drs. H. Maaijen).
Als derde-partij hebben aan het geding deelgenomen:
[derde-partij] B.V., (vergunninghouder) te [vestigingsplaats] , gemachtigde: mr. J.J.D. van Doleweerd en de
familie [familie](toekomstige bewoners).

Inleiding

1. Het voormalig agrarische perceel aan de [adres] in [woonplaats] zal worden herontwikkeld. Op het perceel zullen vier woningen worden gerealiseerd. Deze uitspraak gaat alleen over het verzoek om voorlopige voorziening tegen het bouwplan op kavel 1, dat inmiddels het adres [adres] heeft.
2. Voor het realiseren van de woning op kavel 1 heeft vergunninghouder op 5 juni 2019 een omgevingsvergunning aangevraagd. Op 5 september 2019 heeft verweerder de omgevingsvergunning verleend. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Met de beslissing op bezwaar van 23 april 2020 heeft verweerder de omgevingsvergunning ook verleend voor afwijken van het bestemmingsplan. Voor het overige heeft verweerder de verleende omgevingsvergunning in stand gelaten. Hiertegen hebben verzoekers beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
3. Het verzoek is behandeld op de zitting van 22 juli 2020. Namens verzoekers zijn verschenen [verzoeker 1] , [verzoeker 2] en [verzoeker 4] . Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Vergunninghouder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De familie [familie] is niet verschenen.
4. Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

6. De voorzieningenrechter kan alleen een voorlopige voorziening treffen als sprake is van spoedeisend belang. In de praktijk betekent dit dat een voorlopige voorziening moet worden getroffen om te voorkomen dat een onomkeerbare situatie ontstaat.
7. In dat kader heeft de voorzieningenrechter voor de zitting aan verzoekers gevraagd om hem te informeren over de stand van zaken van het bouwproject op kavel 1. Met de brief van 6 juli 2020 hebben verzoekers acht foto’s van het bouwproject overgelegd die zijn gemaakt op verschillende dagen in april, juni en juli 2020. Op de foto’s van 5 juli 2020 is te zien dat de woning op kavel 1 volledig is gerealiseerd. Vergunninghouder heeft op de zitting bevestigd dat de woning nagenoeg af is en binnenkort zal worden opgeleverd. Omdat de bouwwerkzaamheden, waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, inmiddels zijn afgerond hebben verzoekers geen spoedeisend belang bij het schorsen van de vergunning. Er is daarom ook geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
8. Op de zitting hebben verzoekers toegelicht dat zij met het verzoek om voorlopige voorziening willen voorkomen dat de woning wordt bewoond. Deze toelichting leidt echter niet tot een ander oordeel. De omgevingsvergunning is namelijk verleend voor het uitvoeren van bouwactiviteiten en voor het afwijken van het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter kan dan ook alleen voor deze activiteiten beoordelen of een voorlopige voorziening moet worden getroffen. Met het verzoek om voorlopige voorziening kan niet worden voorkomen dat de woning wordt bewoond.
9. Verzoekers hebben op de zitting verder hun onvrede uitgesproken over het verloop van de bezwaarprocedure bij verweerder, de opstelling van vergunninghouder en het verloop van de procedure bij de rechtbank. Volgens verzoekers hebben de procedures bij verweerder en de rechtbank onnodig lang geduurd. Daarnaast is vergunninghouder, ondanks de procedures, gestart met de bouw en heeft er tijdens de lopende procedures zelfs een versnelling van de bouw plaatsgevonden.
10. Deze gronden van verzoekers geven de voorzieningenrechter ook geen reden voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dat verzoekers zijn verrast door stappen van verweerder of vergunninghouder tijdens de bezwaarfase, maakt de feitelijke situatie op het perceel niet anders. Daarnaast is het vervelend dat verzoekers lang hebben moeten wachten op een zitting in dit verzoek om voorlopige voorziening. Echter, ook uit de foto’s van de kavel van begin april blijkt dat de bouw van de woning al vergevorderd is. Gelet hierop is het de vraag of het eerder indienen van een verzoek of het eerder behandelen van het verzoek op een zitting wel zou hebben geleid tot het treffen van een voorlopige voorziening. Tot slot wijst de voorzieningenrechter er op dat het maken van bezwaar, het instellen van beroep of het indienen van het verzoek om voorlopige voorziening in deze zaak geen schorsende werking heeft. Dat betekent dat vergunninghouder ook tijdens de lopende procedures gebruik mocht maken van zijn vergunning. Als de rechtbank of de hoogste bestuursrechter, in deze zaak de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zou oordelen dat de omgevingsvergunning niet in stand kan blijven, dan komen de gevolgen daarvan volledig voor rekening en risico van vergunninghouder.
11. Nu er geen sprake is van spoedeisend belang is er geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. De overige door verzoekers aangevoerde gronden leiden niet tot een ander oordeel. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S. Lanshage, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2020.
De griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.