ECLI:NL:RBMNE:2020:3394
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wegens niet betalen griffierecht
Op 16 juli 2020 heeft de enkelvoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het verzoek van de verzoeker betreft een voorlopige voorziening tegen een besluit van verweerder van 2 juni 2020. De voorzieningenrechter heeft echter besloten om de zaak niet inhoudelijk te behandelen, omdat de verzoeker het griffierecht niet heeft betaald.
Volgens artikel 8:82, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht voor de indiener van een verzoek om voorlopige voorziening om het griffierecht te betalen. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen dit bedrag moet zijn voldaan. In dit geval heeft de verzoeker geen griffierecht betaald en ook geen geldige reden opgegeven voor dit verzuim.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker op 27 juni 2020 per aangetekende brief in de gelegenheid is gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen. De brief is op het adres van de verzoeker bezorgd, maar desondanks is het griffierecht niet voldaan. Hierdoor heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. De uitspraak is gedaan in het kader van de maatregelen rondom het Coronavirus, waardoor deze niet op een openbare zitting is uitgesproken.