ECLI:NL:RBMNE:2020:3432

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 juli 2020
Publicatiedatum
24 augustus 2020
Zaaknummer
C/16/506626 / FA RK 20-4444
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 juli 2020 een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1993 te Suriname. De officier van justitie had verzocht om de voortzetting van de op 28 juli 2020 opgelegde crisismaatregel, die was gebaseerd op artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De mondelinge behandeling vond telefonisch plaats in verband met de coronamaatregelen. De betrokkene, zijn advocaat mr. I.L. Ortelee, en twee arts-assistenten werden gehoord. De betrokkene was het niet eens met het verzoek en wilde niet meewerken aan een overplaatsing naar een TBS-instelling, terwijl hij geen TBS had. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, veroorzaakt door een psychische stoornis, en dat de voortzetting van de crisismaatregel noodzakelijk was om dit nadeel af te wenden. De rechtbank verleende de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, met specifieke vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.A.A.T. Engbers en is schriftelijk uitgewerkt op 4 augustus 2020.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/506626 / FA RK 20-4444
Betrokkenenummer: [betrokkenenummer]
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 31 juli 2020naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] , Suriname,
wonende en verblijvende te [organisatie] , locatie [naam 1] te [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. I.L. Ortelee.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 29 juli 2020, heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 28 juli 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 28 juli 2020;
  • de medische verklaring van 28 juli 2020;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvgzz en strafvorderlijke en justitiegegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 31 juli 2020. In verband met de maatregelen van overheidswege genomen om de verspreiding van het coronavirus te stoppen, heeft de mondelinge behandeling telefonisch plaatsgevonden. Bij die gelegenheid zijn conform de Algemene Regeling Zaaksbehandeling Rechtspraak telefonisch gehoord:
- de betrokkene,
- mr. I.L. Ortelee, de advocaat van de betrokkene,
- mevrouw [A] , arts-assistent,
- mevrouw [B] , arts-assistent.
De betrokkene en de arts-assistenten waren in dezelfde ruimte. De advocaat van de betrokkene bevond zich elders.
De rechter en de griffier bevonden zich in het gerechtsgebouw van de rechtbank Midden Nederland te Utrecht.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de betrokkene de gespreksruimte verlaten. Voor dat moment heeft hij zijn mening aan de rechter kenbaar kunnen maken.
1.3.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de mondelinge behandeling te verschijnen.
1.4.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de officier van justitie, de advocaat van de betrokkene en aan de zorgaanbieder verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In de crisismaatregel waarvan de officier van justitie voortzetting vraagt, zijn de volgende vormen van verplichte zorg, als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz, opgenomen:
toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
beperken van de bewegingsvrijheid;
insluiten;
uitoefenen van toezicht op betrokkene;
onderzoek aan kleding of lichaam;
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
opnemen in een accommodatie.
2.2.
De betrokkene verklaart dat hij het niet eens is met het verzoek. Hij wilde niet meewerken aan een overplaatsing naar [naam 2] , omdat dat een instelling is voor mensen met TBS terwijl hij geen TBS heeft.
2.3.
De advocaat van de betrokkene concludeert tot afwijzing van het verzoek, omdat de betrokkene op vrijwillige basis op [naam 3] wil verblijven.
2.4.
De artsen verklaren dat het op een open afdeling niet goed is gegaan met de betrokkene. Hij wilde toen zijn medicatie niet innemen, waarna hij minder in contact was met de verpleging en agressief werd richting verpleging en de psychiater. Dat was de reden om een crisismaatregel te verzoeken. De intentie was om de betrokkene over te plaatsen naar [naam 2] , maar dat wilde hij niet. Sinds hij op de gesloten afdeling verblijft, gaat het een stuk beter met de betrokkene. Hij neemt zijn medicatie in en dat is fijn, want dan heeft hij ook vrijheden. Het blijft wel onderhandelen met de betrokkene, in die zin dat hij vrijheden mag hebben als hij zijn medicatie inneemt.
2.5.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van de betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, met name gelegen in het gevaar dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.6.
De rechtbank is van oordeel dat bij de voortzetting van de crisismaatregel de volgende vormen van verplichte zorg, te weten,
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
i. beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
j. opnemen in een accommodatie;
noodzakelijk zijn om het nadeel af te wenden. De betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Hierdoor is naar het oordeel van de rechtbank een vrijwillig verblijf van de betrokkene ontoereikend om het ernstig nadeel te kunnen afwenden. Het risico is groot dat de betrokkene in dat geval zal stoppen met het innemen van de medicatie, waarna de kans op agitatie en agressie toeneemt. Dan is het moeilijk om de betrokkene de zorg te bieden die hij nodig heeft. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.7.
Deze vormen van verplichte zorg zijn evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van de betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van de betrokkene.
2.8.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] , Suriname, met voor de duur van de machtiging de volgende vormen van verplichte zorg:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
i. beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
j. opnemen in een accommodatie.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 21 augustus 2020.
Deze beschikking is op 31 juli 2020 mondeling gegeven door mr. M.A.A.T. Engbers, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door D.B.T. Koster als griffier, en is schriftelijk uitgewerkt op 4 augustus 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.