ECLI:NL:RBMNE:2020:3512

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 augustus 2020
Publicatiedatum
27 augustus 2020
Zaaknummer
C/16/507602 / JE RK 20-1710
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 augustus 2020 een machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor een minderjarige, geboren in 2008 in Syrië. De kinderrechter heeft deze machtiging verleend voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, tot 17 november 2020, en met ingang van 15 september 2020 uitsluitend voor plaatsing in een specifieke instelling. De Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland heeft het verzoek ingediend, waarbij de moeder van de minderjarige instemde met de noodzaak van behandeling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen vertoont, die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. De kinderrechter heeft daarbij verwezen naar eerdere beschikkingen en verklaringen van gedragswetenschappers die de noodzaak van gesloten jeugdhulp onderbouwen. De kinderrechter heeft ook de belemmeringen voor plaatsing in de gewenste instelling besproken, waarbij financiële redenen een rol spelen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de huidige plaatsing in een andere instelling niet geschikt is voor de minderjarige en dat een overplaatsing naar de gewenste instelling noodzakelijk is voor zijn ontwikkeling en veiligheid. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
zittingsplaats: Utrecht
zaakgegevens:
C/16/507597 / JE RK 20-1707 voorlopige ondertoezichtstelling
C/16/507601 / JE RK 20-1709 spoedmachtiging gesloten jeugdhulp
C/16/507602 / JE RK 20-1710 machtiging gesloten jeugdhulp
datum uitspraak: 28 augustus 2020

Beschikking machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland, hierna te noemen: de Raad,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,
over

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] , Syrië,

hierna te noemen: [voornaam van minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, hierna te noemen: de GI,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,

[belanghebbende 2] , hierna te noemen: de moeder,

wonende in [woonplaats] , gemeente Vijfheerenlanden.

Het verdere procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de (tussen)beschikking van 17 augustus 2020 van de kinderrechter;
  • het verzoekschrift van de Raad van 18 augustus 2020, met producties, waaronder:
o de verklaring van 17 augustus 2020 van de GI dat een voorziening inhoudende gesloten jeugdhulp noodzakelijk is;
o de instemmende verklaring van 17 augustus 2020 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper;
o de instemmende verklaring van 18 augustus 2020 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper, die met [voornaam van minderjarige] heeft gesproken.
Op 24 augustus 2020 zijn de verzoeken besproken tijdens een zitting. Gehoord zijn:
- mevrouw [A] , namens de Raad,
- mevrouw [B] , namens de GI.
- mr. R.E.H. Jager, namens [voornaam van minderjarige] ,
- de moeder, bijgestaan door mevrouw L. Altaee als tolk en hulpverleenster [C] .
Daarna heeft de kinderrechter op 25 augustus 2020 in [instelling 1] gesproken met [voornaam van minderjarige] , in het bijzijn van zijn advocaat mr. R.E.H. Jager, zijn groepsleider en gedragsdeskundige de heer [D] .

De feiten

De moeder heeft het gezag over [voornaam van minderjarige] . Dit betekent dat de moeder de belangrijke beslissingen over [voornaam van minderjarige] neemt.
De kinderrechter van deze rechtbank heeft bij beschikking van 17 augustus 2020 [voornaam van minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI, tot 17 november 2020.
Daarnaast heeft de kinderrechter bij beschikking van 17 augustus 2020 een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor [voornaam van minderjarige] verleend voor de duur van vier weken, te weten tot 14 september 2020. De beslissing op het verzoek is voor het overige aangehouden.
[voornaam van minderjarige] verblijft in [instelling 1] in [plaatsnaam 1] .

Het verzoek van de Raad

De Raad heeft een machtiging gesloten jeugdhulp verzocht voor [voornaam van minderjarige] voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, te weten tot 17 november 2020.

Het standpunt van de moeder

De moeder is het eens met het verzoek van de Raad, want zij vindt dat [voornaam van minderjarige] behandeling nodig heeft. De moeder vindt de plek waar [voornaam van minderjarige] nu verblijft niet geschikt voor hem en hoopt dat hij snel naar een groep kan met leeftijdsgenoten.

De verdere beoordeling

De kinderrechter had al een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend tot 14 september 2020. Daarna heeft de kinderrechter gesproken met de moeder en [voornaam van minderjarige] en de overige betrokkenen. Gelet op die informatie ziet de kinderrechter aanleiding om ook een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen tot 17 november 2020. De machtiging gesloten jeugdhulp verleent de kinderrechter echter (grotendeels) voor plaatsing in [instelling 2] , locatie [naam locatie] , in [plaatsnaam 2] . De kinderrechter zal deze beslissing hieronder uitleggen.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, van de Jeugdwet kan een machtiging slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
De kinderrechter is van oordeel dat gesloten jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [voornaam van minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren.
De kinderrechter verwijst voor de redenen daarvoor in de eerste plaats naar de beschikking van de kinderrechter van 17 augustus 2020. Die redenen gelden nog steeds. Verder schrijft de gedragswetenschapper in haar aanvullende instemmingsverklaring van 18 augustus 2020 dat uit het gesprek met [voornaam van minderjarige] de draaglast bij [voornaam van minderjarige] en de ontregeling door trauma duidelijk naar voren komt. Hij erkent dit zelf ook en begrijpt dat er behandeling nodig is om te zorgen dat het weer goed kan gaan. Tegelijk is volgens de gedragswetenschapper merkbaar dat [voornaam van minderjarige] zich niet laat sturen of begrenzen: hij gaat zijn gang, doet impulsieve dingen, luistert niet naar instructies en loopt weg als het hem niet bevalt. Volgens de gedragswetenschapper is het evident dat verblijf en behandeling in een gedwongen kader noodzakelijk is om de veiligheid van [voornaam van minderjarige] en de mensen in zijn omgeving te kunnen waarborgen. Ook om verdere escalatie te voorkomen en om aan [voornaam van minderjarige] de benodigde trauma-behandeling te kunnen bieden.
De kinderrechter is ook van oordeel dat opneming en verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de [voornaam van minderjarige] zich aan de jeugdhulp onttrekt.
In de aanvullende instemmingsverklaring van 18 augustus 2020 schrijft de gedragswetenschapper dat uit het dossier en het gesprek met [voornaam van minderjarige] blijkt dat hij zich onttrekt aan het toezicht door uit het raam van zijn kamer te klimmen en van huis of ook van de dagbehandeling weg te lopen. Ook onttrekt hij zich door grensoverschrijdend agressief gedrag aan de regels en het gezag thuis. Tot slot schrijft zij dat het risico wordt gezien dat hij zich onttrekt door impulsief risicovol gedrag en/of suïcidepogingen.
Verder heeft de gedragsdeskundige van [instelling 1] tijdens het gesprek met [voornaam van minderjarige] toegelicht dat ook hij zich ernstige zorgen maakt dat [voornaam van minderjarige] zich aan de jeugdhulp zal onttrekken. Ten slotte heeft ook de Raad tijdens de zitting verteld dat zij van de moeder hebben begrepen dat [voornaam van minderjarige] zegt dat hij gaat weglopen uit [instelling 1] .
De kinderrechter is tot slot van oordeel dat alleen plaatsing in een gesloten afdeling van [instelling 2] , locatie [naam locatie] , in [plaatsnaam 2] passend is voor [voornaam van minderjarige] . Hij is veel te jong voor plaatsing in [instelling 1] . De geregistreerde geboortedatum van [voornaam van minderjarige] is [geboortedatum] 2008. De Raad, de GI, de advocaat en de gedragswetenschappers vinden echter allemaal dat hij veel jonger dan zijn geregistreerde leeftijd oogt en zich ook jonger gedraagt. De groepsleiding van [instelling 1] heeft toegelicht dat het – los van de vraag of de geregistreerde geboortedatum klopt – voor [voornaam van minderjarige] niet goed is dat hij in [instelling 1] zit. De groepsleiding geeft aan dat zij qua programma en aanpak niet zijn ingesteld op jongens met de ontwikkelingsfase van [voornaam van minderjarige] . Ook voor de andere jongens op de groep, van gemiddeld 17 jaar, is het grote leeftijdsverschil verwarrend. De gedragsdeskundige van [instelling 1] heeft toegelicht dat er op de groep oudere jongens zitten met een criminele achtergrond die nu al zichtbaar een slechte invloed hebben op het gedrag van [voornaam van minderjarige] . Zij hebben [voornaam van minderjarige] weliswaar geaccepteerd, maar noemen hem ‘mini’ en ‘schattig’. [voornaam van minderjarige] laat daardoor stoerder en grensoverschrijdend gedrag zien. Volgens de gedragsdeskundige is de plaatsing in [instelling 1] contraproductief voor de gewenste ontwikkeling van [voornaam van minderjarige] . Verder is het de vraag of aan [voornaam van minderjarige] bij hem passende benodigde traumabehandeling kan worden aangeboden.
De gedragsdeskundige van [instelling 1] heeft verder toegelicht dat er maar één geschikte plek is voor [voornaam van minderjarige] en dat is [instelling 2] , locatie [naam locatie] , in [plaatsnaam 2] . Daar zitten jeugdigen van dezelfde ontwikkelingsleeftijd met een gesloten plaatsing. Volgens de gedragsdeskundige van [instelling 1] is [instelling 2] bereid om [voornaam van minderjarige] te ontvangen en kan hem daar de behandeling worden geboden die hij nodig heeft. De belemmering die er is voor plaatsing van [voornaam van minderjarige] in [instelling 2] is van financiële aard. Volgens de gedragsdeskundige van [instelling 1] wil de gemeente niet de meerprijs van plaatsing in [instelling 2] ten opzichte van [instelling 1] betalen.
De kinderrechter vindt dat in dit geval onacceptabel gelet op wat [voornaam van minderjarige] heeft meegemaakt, zijn geschatte leeftijd ten opzichte van de leeftijd van de jeugdigen in [instelling 1] en de negatieve effecten die plaatsing in [instelling 1] heeft op de ontwikkeling van [voornaam van minderjarige] . De gedragsdeskundige van [instelling 1] heeft desgevraagd aangegeven dat het vaker voorkomt dat een jeugdige in [instelling 1] geplaatst is terwijl dat misschien niet de beste plaatsing is, maar dat de plaatsing van [voornaam van minderjarige] het meest schrijnende geval is dat hij ooit heeft meegemaakt.
De kinderrechter stelt vast dat ter zitting de Raad heeft toegelicht dat bij [instelling 2] een groep is voor jongeren onder de 12 jaar, maar dat [voornaam van minderjarige] daarvoor net te oud is. De Raad en de GI betreuren dit, want ook zij vinden [instelling 2] passend voor [voornaam van minderjarige] .
Voor zover de leeftijd van [voornaam van minderjarige] nog een belemmering vormt voor zijn plaatsing in [instelling 2] , overweegt de kinderrechter dat niet de geregistreerde geboortedatum leidend zou moeten zijn, maar het gedrag dat de groepsleiding en de gedragsdeskundige van [instelling 1] bij [voornaam van minderjarige] zien.
[voornaam van minderjarige] is het niet eens met deze beslissing. Hij heeft namelijk tegen de kinderrechter gezegd dat hij het liefst naar zijn moeder teruggaat. Hij vindt het niet leuk in [instelling 1] . Hij kan niet goed slapen, want hij sliep thuis bij zijn moeder in bed en nu moet hij alleen op een kamer slapen. De jongens in [instelling 1] zijn veel ouder dan hij. Verder noemen zij hem ‘mini’ en ‘schattig’ en dat vindt hij ook niet fijn. De kinderrechter snapt dat [voornaam van minderjarige] het liefst terug wil naar zijn moeder, maar dat vindt de kinderrechter geen optie zoals hiervoor is uitgelegd. De kinderrechter snapt ook dat [voornaam van minderjarige] het niet leuk vindt in [instelling 1] . Hiervoor heeft de kinderrechter opgeschreven dat iedereen om [voornaam van minderjarige] heen ook vindt dat hij niet op zijn plek zit in [instelling 1] en naar [instelling 2] zou moeten gaan. De kinderrechter vindt dat ook. Tot slot heeft [voornaam van minderjarige] tegen de kinderrechter gezegd dat hij erge dingen heeft meegemaakt in de oorlog en daarvan plaatjes in zijn hoofd heeft. Hij wil die plaatjes graag opruimen. De kinderrechter gunt [voornaam van minderjarige] het opruimen van die plaatjes van harte en daarvoor is behandeling nodig. De behandeling kan hopelijk in [instelling 2] aan hem gegeven worden.
De kinderrechter vindt dat de overplaatsing naar [instelling 2] zo snel mogelijk moet plaatsvinden. De kinderrechter realiseert zich dat er mogelijk nog een aantal praktische en financiële afspraken gemaakt moeten worden tussen onder andere de gemeente, de GI, [instelling 1] en [instelling 2] . De kinderrechter zal daarom bepalen dat de machtiging met ingang van 15 september 2020 alleen in [instelling 2] ten uitvoer gelegd kan worden.

De beslissing

De kinderrechter verleent een machtiging gesloten jeugdhulp tot 17 november 2020 voor
[naam minderjarige], welke machtiging met ingang van 15 september 2020 alleen geldt voor plaatsing in [instelling 2] , locatie [naam locatie] , in [plaatsnaam 2] .
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2020 door mr. S. Lanshage, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Verouden als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden