ECLI:NL:RBMNE:2020:3538
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Weigering van machtiging tot opname en verblijf op basis van ontbrekende medische verklaring
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 augustus 2020 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) om een machtiging tot opname en verblijf voor een betrokkene, geboren in 1951. Het verzoek was ingediend op 24 juli 2020, maar de rechtbank kon niet tot een inhoudelijke beoordeling komen omdat er een essentiële medische verklaring ontbrak. Tijdens de mondelinge behandeling, die via Skype plaatsvond vanwege coronamaatregelen, werd betrokkene gehoord, evenals haar dochter en een vertegenwoordiger van het CIZ. Betrokkene en haar dochter stelden dat er geen noodzaak was voor een zorgmachtiging, aangezien de thuissituatie goed was en er voldoende zorg werd geboden door de thuiszorg en de dochter. De advocaat van betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, wijzend op het ontbreken van de medische verklaring en de onduidelijkheid over de noodzaak van opname.
De rechtbank oordeelde dat volgens artikel 26 lid 5 sub d van de Wet zorg en dwang (Wzd) een verklaring van een ter zake kundige arts vereist is voor een verzoek tot machtiging. Aangezien deze verklaring ontbrak, verklaarde de rechtbank het CIZ niet-ontvankelijk in haar verzoek. Na de uitspraak ontving de rechtbank een verzoek om heropening van de zaak van een zorgverantwoordelijke, die zich zorgen maakte over het welzijn van betrokkene. De rechtbank weigerde dit verzoek, omdat het CIZ opnieuw een verzoek kan indienen, mits voorzien van de benodigde medische verklaring. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter M.A.A.T. Engbers en is op 14 augustus 2020 schriftelijk ondertekend.