ECLI:NL:RBMNE:2020:3538

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 augustus 2020
Publicatiedatum
27 augustus 2020
Zaaknummer
C16/506403 FA RK 20-4347
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van machtiging tot opname en verblijf op basis van ontbrekende medische verklaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 augustus 2020 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) om een machtiging tot opname en verblijf voor een betrokkene, geboren in 1951. Het verzoek was ingediend op 24 juli 2020, maar de rechtbank kon niet tot een inhoudelijke beoordeling komen omdat er een essentiële medische verklaring ontbrak. Tijdens de mondelinge behandeling, die via Skype plaatsvond vanwege coronamaatregelen, werd betrokkene gehoord, evenals haar dochter en een vertegenwoordiger van het CIZ. Betrokkene en haar dochter stelden dat er geen noodzaak was voor een zorgmachtiging, aangezien de thuissituatie goed was en er voldoende zorg werd geboden door de thuiszorg en de dochter. De advocaat van betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, wijzend op het ontbreken van de medische verklaring en de onduidelijkheid over de noodzaak van opname.

De rechtbank oordeelde dat volgens artikel 26 lid 5 sub d van de Wet zorg en dwang (Wzd) een verklaring van een ter zake kundige arts vereist is voor een verzoek tot machtiging. Aangezien deze verklaring ontbrak, verklaarde de rechtbank het CIZ niet-ontvankelijk in haar verzoek. Na de uitspraak ontving de rechtbank een verzoek om heropening van de zaak van een zorgverantwoordelijke, die zich zorgen maakte over het welzijn van betrokkene. De rechtbank weigerde dit verzoek, omdat het CIZ opnieuw een verzoek kan indienen, mits voorzien van de benodigde medische verklaring. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter M.A.A.T. Engbers en is op 14 augustus 2020 schriftelijk ondertekend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/506403 / FA RK 20-4347
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 6 augustus 2020naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene]
geboren op [geboortedatum] 1951,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. B.A. Palm.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 24 juli 2020.
Bij het verzoekschrift zijn onder meer de volgende bijlagen gevoegd:
- het indicatiebesluit van 6 februari 2020;
- de aanvraag van 19 juni 2020;
- de mailwisseling over het verkrijgen van een medische verklaring.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2020. In verband met de maatregelen van overheidswege genomen om de verspreiding van het coronavirus te stoppen, heeft de mondelinge behandeling via Skype plaatsgevonden. Bij die gelegenheid zijn conform de Algemene Regeling Zaaksbehandeling Rechtspraak via Skype gehoord:
- betrokkene,
- mevrouw [A] , [functie van A] CIZ,
- mevrouw [B] , dochter van betrokkene
- de advocaat.
Betrokkene en haar dochter waren in dezelfde ruimte. De overige personen bevonden zich in afzonderlijke ruimtes. De rechter en de griffier bevonden zich in het gerechtsgebouw van de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht.

2.Beoordeling

2.1.
Betrokkene heeft aangevoerd dat het goed gaat in de thuissituatie met hulp van de thuiszorg en haar dochter. De dochter heeft aangevuld dat een zorgmachtiging wat haar betreft niet nodig is.
De advocaat heeft gepleit voor afwijzing van het verzoek. Er ontbreekt een medische verklaring en daarom kan het verzoek niet worden toegewezen. Daarnaast wordt in het verzoek gesproken over verzet en ernstig nadeel als betrokkene niet wordt opgenomen. De onrust in de woonsituatie is niet meer aan de orde nu de ex-partner van de kleindochter van betrokkene is vertrokken. Sinds de corona-situatie komt betrokkene ook niet meer buiten, waardoor zij ook geen gevaar voor andere kan vormen op straat. Als de thuiszorg en hulp van de dochter niet meer voldoende zouden zijn, dient eerst gekeken te worden naar andere oplossingen. Er is dan ook niet voldaan aan de proportionaliteit en subsidiariteit. Er is voldoende zorg.
2.2.
De [functie van A] heeft verteld dat het CIZ bij de aanvraag heeft gehandeld op basis van de destijds voorhanden zijnde informatie. Ondanks het verzet vanuit de familie en de aanvrager heeft het CIZ in overleg met de eigen medisch adviseur het verzoek toch willen voorleggen aan de rechtbank, omdat een onveilige thuissituatie werd gezien. Omdat er in eerste instantie wel een medische verklaring zou worden opgesteld, heeft het CIZ niet iets in gang gezet om zelf zo’n verklaring te regelen. Toen bleek dat de medische verklaring niet meer zou volgen, had het CIZ daar, gelet op de termijn, geen tijd meer voor.
2.3.
Gelet op artikel 26 lid 5 sub d Wzd dient bij een verzoek tot het verlenen van een machtiging overgelegd te worden “een verklaring van een ter zake kundige arts die de cliënt met het oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was”. Een dergelijke medische verklaring ontbreekt bij de stukken. Gelet daarop kan de rechtbank niet anders dan het CIZ niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek. De rechtbank komt daarom ook niet toe aan inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
2.4.
Enkele uren nadat de rechtbank mondeling uitspraak had gedaan heeft de rechtbank een mailbericht ontvangen van mevrouw [C] werkzaam bij zorgaanbieder [naam organisatie] te [plaatsnaam] , zorgverantwoordelijke en aanvrager van de zorgmachtiging. Daaruit blijkt dat haar collega [D] , verpleegkundig specialist, bij de zitting aanwezig had willen zijn. Door een interne communicatiefout binnen de rechtbank is mevrouw [D] niet gebeld tijdens de (skype)zitting, hoewel, naar later bleek, wel tijdig aan de griffie haar telefoonnummer was doorgegeven. Zowel de advocaat als de betrokkene en haar moeder hebben ter zitting verklaard dat mevrouw [D] op het tijdstip van de zitting zou aansluiten in de woning van de betrokkene, maar daar niet was verschenen. Mevrouw [C] heeft verzocht om heropening van de zaak omdat [naam organisatie] zich ernstige zorgen maakt om het welzijn, de gezondheid en de veiligheid van de betrokkene. De rechtbank heeft mevrouw [C] bericht dat daartoe niet zou worden overgegaan, omdat het verzoek, nu een medische verklaring ontbreekt, niet voor inwilliging vatbaar is. Bij een heropening, nog daargelaten dat de wet daar niet in voorziet, bestaat dus geen rechtens te respecteren belang.
Overigens verbaast het verzoek om heropening de rechtbank wel, omdat zich bij de stukken een mailbericht bevindt van 3 augustus 2020 van mevrouw [C] waarin zij verzoekt de zitting niet door te laten gaan omdat er geen RM-beoordeling had plaatsgevonden door de specialist ouderengeneeskunde omdat de dochter afzag van opname.
Hoe dan ook, indien de zorgverantwoordelijke, net als de medisch adviseur van het CIZ, zich zodanige zorgen maakt dat een opname geïndiceerd is, staat niets er aan in de weg het CIZ te verzoeken een nieuw verzoek in te dienen, dit maal een die wel voor inwilliging vatbaar is, dus voorzien van een medische verklaring van een onafhankelijke specialist ouderengeneeskunde. De medewerking van de dochter of de betrokkene is daarvoor niet vereist. Indien de betrokkene zich niet zou willen laten onderzoeken kan de verklaring ook zonder onderzoek worden afgegeven, op basis van de stukken en de informatie van de zorgverantwoordelijke.

3.Beslissing

De rechtbank:
verklaart het CIZ niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Deze beschikking is op 6 augustus 2020 mondeling gegeven door mr. M.A.A.T. Engbers, rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van M. van de Vliert-Vos als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 14 augustus 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.