In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 augustus 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het verzoek betreft een betrokkene, geboren in 2002, die momenteel verblijft in een instelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene een verstandelijke beperking heeft en dat er ernstige risico's zijn voor haar veiligheid en ontwikkeling. De mondelinge behandeling vond plaats via Skype en telefonisch, waarbij verschillende betrokkenen, waaronder de betrokkene en haar advocaat, zijn gehoord. De advocaat heeft primair verzocht om afwijzing van het verzoek, maar de rechtbank oordeelde dat de opname en het verblijf noodzakelijk zijn om ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn en heeft de machtiging verleend voor een periode van zes maanden, tot en met 20 februari 2021. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.A.A.T. Engbers en is op 27 augustus 2020 schriftelijk ondertekend.