ECLI:NL:RBMNE:2020:3741

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 augustus 2020
Publicatiedatum
4 september 2020
Zaaknummer
C/16/506735 / FA RK 20-4480
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging voor gedwongen opname in verband met ernstige psychische en lichamelijke toestand

Op 20 augustus 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een zorgmachtiging. De officier van justitie had op 30 juli 2020 een verzoek ingediend voor het verlenen van een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor een betrokkene, geboren in 1958. De mondelinge behandeling vond telefonisch plaats in verband met coronamaatregelen, waarbij de betrokkene, zijn advocaat mr. C. Lamphen, en de woonbegeleider aanwezig waren in de woning van de betrokkene, terwijl de rechter en griffier zich in het gerechtsgebouw bevonden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een ernstige psychische stoornis, wat leidt tot een aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel en verwaarlozing. De advocaat van de betrokkene had verzocht om aanhouding van de zaak om de betrokkene in staat te stellen een eigen plan van aanpak op te stellen, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet nodig was. De betrokkene had niet schriftelijk aangegeven een dergelijk plan te willen opstellen, en gezien zijn toestand was een gedwongen opname noodzakelijk.

De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de verzochte vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van vocht, voeding en medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid, en opname in een accommodatie. De machtiging geldt voor de duur van zes maanden, tot en met 20 februari 2021. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.A.A.T. Engbers en schriftelijk uitgewerkt op 3 september 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/506735 / FA RK 20-4480
Betrokkenenummer: [betrokkenenummer]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 20 augustus 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1958 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. C. Lamphen.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 30 juli 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring van 7 juli 2020;
- de zorgkaart;
- het zorgplan;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvgzz;
- de relevante strafvorderlijke en justitiegegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2020. In verband met de maatregelen van overheidswege genomen om de verspreiding van het coronavirus te stoppen, heeft de mondelinge behandeling telefonisch plaatsgevonden. Bij die gelegenheid zijn conform de Algemene Regeling Zaaksbehandeling Rechtspraak telefonisch gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door mr. C. Lamphen;
  • mevrouw [A] , casemanager;
  • de heer [B] , woonbegeleider.
Betrokkene, de advocaat en de woonbegeleider waren in dezelfde ruimte, te weten in de woning van betrokkene. De overige personen bevonden zich in afzonderlijke ruimtes. De rechter en de griffier bevonden zich in het gerechtsgebouw van de rechtbank Midden Nederland te Utrecht.
1.3.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de mondelinge behandeling te verschijnen.
1.4.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de advocaat van betrokkene en aan de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder verstrekt.

2.De standpunten en de beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat dan om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
j. opnemen in een accommodatie.
2.2.
De advocaat heeft primair verzocht het verzoek twee weken aan te houden om betrokkene in staat te stellen een eigen plan van aanpak op te laten stellen. Het bureau geneesheer-directeur van [naam instelling] heeft namelijk verzuimd betrokkene schriftelijk te informeren over zijn recht om een eigen plan van aanpak op te stellen. Subsidiair heeft de advocaat verklaard dat het opnemen van betrokkene, genoemd onder
h, niet nodig is. Betrokkene vindt zelf dat hij voldoende meewerkt aan ambulante hulpverlening; hij laat thuiszorg en woonbegeleiding toe en hij neemt zijn depotmedicatie. Meer subsidiair heeft de advocaat verzocht in de beschikking op te nemen dat betrokkene pas kan worden opgenomen als het ernstig nadeel niet meer met ambulante zorg kan worden weggenomen en betrokkene daarover te horen.
2.3.
De casemanager heeft verklaard dat de chronische psychotische klachten en de somatische klachten van betrokkene zo ernstig zijn dat het afwenden van het ernstig nadeel met ambulante hulpverlening niet meer afdoende is. Een langdurig verblijf voor onbepaalde tijd is noodzakelijk. Betrokkene houdt zorg vaak af en bij overprikkeling kan hij snel dreigend over komen. De casemanager heeft tijdens een huisbezoek twee keer met betrokkene gesproken over de zorgmachtiging. Betrokkene is daarbij geïnformeerd over zijn recht om een eigen plan van aanpak op te stellen. Ook een collega heeft met betrokkene gesproken over het zorgplan.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornis.
2.5.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel en ernstige verwaarlozing.
2.6.
Om het ernstig nadeel af te wenden en de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen heeft betrokkene zorg nodig.
2.7.
Over het verzoek van de advocaat tot aanhouding overweegt de rechtbank als volgt. Artikel 5:4 e.v. Wvggz stelt eisen aan de voorbereiding van een aanvraag van een zorgmachtiging. Eén van die eisen is dat in het kader van de voorbereiding van een reguliere aanvraag betrokkene door de geneesheer-directeur in de gelegenheid wordt gesteld om onder andere een eigen plan van aanpak op te stellen. Dit geldt echter pas indien betrokkene de geneesheer-directeur schriftelijk te kennen heeft gegeven met familie of naasten zelf een plan van aanpak te willen opstellen om verplichte zorg te voorkomen. Er is niet gesteld of gebleken dat de betrokkene de geneesheer-directeur schriftelijk te kennen heeft gegeven dat hij een dergelijk plan wil opstellen. De wet verplicht de geneesheer-directeur niet de betrokkene schriftelijk op de hoogte te stellen van de mogelijkheid zo’n plan op te stellen. Tijdens de mondelinge behandeling is bovendien gebleken dat betrokkene door diverse betrokken ambulante hulpverleners over deze mogelijkheid is geïnformeerd, maar dat hij daarover niet men hen in gesprek wilde. Gelet op het toestandsbeeld van betrokkene, waaruit volgt dat een opname noodzakelijk is en het feit dat betrokkene gesprekken en ambulante hulpverlening weigert ziet de rechtbank geen aanleiding om de behandeling aan te houden. Op voorhand is duidelijk dat dit zinloos is.
2.8.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank gaat niet mee in het subsidiaire en meer subsidiaire verweer van de advocaat om de verzochte zorgvorm onder
jaf te wijzen dan wel te bepalen dat deze zorgvorm alleen kan worden toegepast als ambulante hulpverlening het ernstige nadeel niet meer kan wegnemen. Uit de overlegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt namelijk dat de psychische en lichamelijke toestandsbeeld van betrokkene dermate ernstig is dat een gedwongen opname van betrokkene in een accommodatie noodzakelijk is. Gelet op vorenstaande verleent de rechtbank een zorgmachtiging voor de verzochte vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz.
2.9.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.10.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.11.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, en geldt aldus tot en met 20 februari 2021.

3.Beslissing

De rechtbank:
- verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op
[geboortedatum] 1958 te [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die
tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het
gebruik van communicatiemiddelen;
j. opnemen in een accommodatie.
- bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 20 februari 2021.
Deze beschikking is op 20 augustus 2020 mondeling gegeven door mr. M.A.A.T. Engbers, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door D. Hendriks als griffier, en op
3 september 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.