ECLI:NL:RBMNE:2020:3840
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- E.M. van der Linde
- J.M.T. Bouwman-Everhardus
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening zonder verschoonbare termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 augustus 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser had op 15 december 2019 beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), dat op 25 oktober 2019 was genomen. Dit besluit verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van beroep op basis van de wet zes weken bedraagt, en deze termijn liep af op 7 december 2019. Eiser heeft zijn beroepschrift echter pas op 15 december 2019 ingediend, wat te laat is.
Tijdens de zitting heeft de rechtbank eiser gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding. Eiser gaf aan dat hij na de beslissing van 25 oktober 2019 nog contact had gehad met het Uwv en dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij ook tot zes weken na een andere beslissing van het Uwv, gedateerd op 18 november 2019, beroep kon instellen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat deze verwarring niet leidt tot een verschoonbare termijnoverschrijding. De wettelijke termijn voor het indienen van beroep was duidelijk en eiser had de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat zijn beroep tijdig werd ingediend.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat eiser niet tijdig beroep heeft ingesteld. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Eiser is gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak, indien hij het daar niet mee eens is. De uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, met mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus als griffier.