11.2.De rechtbank oordeelt dat reeds omdat verweerder in het besluit van 14 mei 2019 de periode van de in het besluit van 10 april 2019 toegekende maatwerkvoorziening heeft gewijzigd, sprake is van een wijziging van het besluit van 10 april 2019 als bedoeld in artikel 6:19 van de Awb. Ook stelt de rechtbank vast dat verweerder de in het besluit van 10 april 2019 aan eiser verleende termijn om uiterlijk op 1 juli 2019 een bewijs van uitschrijving van zijn zoon te overleggen, niet heeft afgewacht. Omdat eiser bezwaar heeft gemaakt op 22 mei 2019, dus nadat verweerder het wijzigingsbesluit van 14 mei 2019 heeft genomen, doet de situatie als bedoeld in het eerste lid van artikel 6:19 van de Awb zich inderdaad niet voor, maar wel de situatie als bedoeld in het tweede lid van dit artikel. . De ratio van artikel 6:19 van de Awb - die voor zover hier van belang ziet op het voorkomen van verlies van rechtsbescherming als gevolg van het nemen van opvolgende besluiten hangende bezwaar - brengt met zich mee dat verweerder ten onrechte het bezwaar van eiser niet mede gericht heeft geacht tegen het wijzigingsbesluit van 14 mei 2019. Verweerder heeft dit niet onderkend en is er dan ook ten onrechte vanuit gegaan dat dit besluit in rechte vaststaat.
12. Uit wat hiervoor staat volgt dat verweerder ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar en geen standpunt heeft ingenomen over de vraag of de zoon van eiser in staat moet worden geacht de gebruikelijk zorg/hulp bij het huishouden te verlenen. Omdat verweerder dit niet heeft onderzocht is het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd en dus in strijd is de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank stelt verweerder in de gelegenheid om dit gebrek te herstellen. De rechtbank doet daarom een tussenuitspraak. Dit betekent dat er nu nog niet definitief wordt beslist op het beroep.
13. Om het gebrek te herstellen zal verweerder moeten onderzoeken of eisers zoon in de periode van [.] 2019 tot 26 februari 2020 de ingangsdatum van de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden voor 4 uur per week in staat was om de gebruikelijke zorg te verlenen.
14. De rechtbank geeft verweerder zes weken de tijd om dit gebrek te herstellen. Deze termijn start op de datum dat deze tussenuitspraak is verzonden. Die datum staat aan het eind van de uitspraak gestempeld. De rechtbank wil zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen twee weken, van verweerder weten of hij het gebrek in het bestreden besluit gaat herstellen. Ook deze termijn start op de datum dat deze uitspraak is verzonden.
15. Om het geschil definitief te kunnen beëindigen stelt de rechtbank eiser in de gelegenheid om zijn stelling dat hij vanaf [.] 2019 hulp bij het huishouden heeft ingekocht, met objectieve gegevens te onderbouwen. Eiser krijgt hiervoor een termijn van zes weken vanaf de datum dat deze tussenuitspraak is verzonden.
16. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dit betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.