ECLI:NL:RBMNE:2020:3921

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 augustus 2020
Publicatiedatum
17 september 2020
Zaaknummer
17/3953
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R. Stijnen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 7 augustus 2020, wordt het verzoek van verzoekster om vergoeding van proceskosten behandeld. Verzoekster had eerder beroep aangetekend tegen besluiten van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, die op 7 augustus 2017 waren genomen. Na een gewijzigde beslissing op bezwaar op 26 februari 2020, waarbij de bezwaren van verzoekster gegrond werden verklaard, trok verzoekster haar beroep in en vroeg zij om vergoeding van haar proceskosten.

De rechtbank oordeelt op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting over het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank wijst het verzoek toe en veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster. De kosten voor rechtsbijstand worden vastgesteld op € 1.050,00, en daarnaast worden reiskosten, kosten voor huisartsenzorg, fysiotherapie en deskundigenkosten in rekening gebracht. De totale proceskosten die verweerder moet vergoeden, komen uit op € 4.861,79, inclusief het griffierecht van € 46,00.

De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Verzoekster heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
Zaaknummers: UTR 17/3953, UTR 17/3794, UTR 18/2151

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 augustus 2020 in de zaken tussen

[verzoekster], te [woonplaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. D.J.J. Straver)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft op 3 juni 2020 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 7 augustus 2017 besluiten genomen over de bezwaren tegen de beslissingen van 22 februari 2017 en 23 maart 2017. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan. Tevens is er direct beroep aangetekend tegen het besluit van 5 december 2017. Bij een gewijzigde beslissing op bezwaar van 26 februari 2020 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op de besluiten van 22 februari 2017 en 23 maart 2017 en heeft de bezwaren hiertegen gegrond geacht. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
3. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
4
.De rechtbank wijst het verzoek toe en veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster. Bij het nieuwe besluit heeft verweerder al een proceskostenveroordeling voor de kosten van twee bezwaarschriften en een hoorzitting in de bezwaarfase toegekend.
5
.Verzoekster vraagt om een vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, reiskosten en kosten voor het inschakelen van deskundigen.
6. De kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank vast op € 1.050,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- met een wegingsfactor 1).
7. De reis- en verblijfskosten stelt de rechtbank vast op € 265,47. De kosten voor huisartsenzorg IJsselstein stelt de rechtbank vast op € 46,04. De kosten voor fysiotherapie wordt vastgesteld op € 70,00 en de kosten van psychiater Kazemier op € 1077,50.
8. Wat betreft het verzoek tot vergoeding van de kosten van de deskundige overweegt de rechtbank als volgt. Verzoekster heeft drie facturen van Triage overgelegd, namelijk een factuur van 12 december 2017 ter hoogte van € 3.183,09, een factuur van 26 maart 2018 ter hoogte van € 809,16 en een factuur van 20 december 2019 ter hoogte van € 635,24.
9. De te vergoeden kosten voor de werkzaamheden uit de hiervoor genoemde facturen stelt de rechtbank vast aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), gelezen in verband met artikel 8:36, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in de Wet tarieven in strafzaken en het Besluit tarieven in strafzaken 2003. Dit betekent dat een tarief van ten hoogste € 129,63 per uur voor vergoeding in aanmerking komt.
10. Uit de facturen blijkt dat er kosten in rekening worden gebracht voor de werkzaamheden van de deskundige zelf en voor werkzaamheden van het secretariaat. Voor zover de kosten betrekking hebben op de secretariële ondersteuning, komen deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 december 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BG8372.
11. De gemaakte kosten voor de werkzaamheden van de deskundige komen op grond van de eerdergenoemde bepalingen niet geheel voor vergoeding in aanmerking. In de facturen zijn 918 minuten verantwoord. De rechtbank rond dit af naar 15 uur en stelt de vergoeding aan de hand van het ten hoogste geldende tarief vast op 15 x € 129,63 zijnde € 1.944,45. Inclusief 21% btw is dit € 2.352,78.
12. Het totale bedrag aan proceskosten dat verweerder moet vergoeden komt daarmee op
€ 1050,00 + € 265,47 + € 46,04 + € 70,00 + € 1077,50 + € 2.352,78 = € 4.861,79.
13. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 46,00 te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 4.861,79 aan proceskosten.
Deze uitspraak is op 7 augustus 2020 gedaan door mr. R. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier
.Als gevolg van maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.