ECLI:NL:RBMNE:2020:3941

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 september 2020
Publicatiedatum
18 september 2020
Zaaknummer
16-065537-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor het medeplegen van een gewapende overval op een tankstation met jeugddetentie en bijzondere voorwaarden

Op 18 september 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2002, die op 10 maart 2020 samen met een ander een gewapende overval heeft gepleegd op een tankstation in de gemeente De Ronde Venen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Bij de veroordeling zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder begeleiding van de jeugdreclassering, ambulante behandeling en een contactverbod met de medeverdachte. De rechtbank heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden bepaald.

De verdachte had zich niet gehouden aan de voorwaarden van zijn voorlopige hechtenis, wat leidde tot de opheffing daarvan kort voor de zitting. De rechtbank oordeelde dat enkel toezicht en begeleiding van de jeugdreclassering onvoldoende waren en legde daarom de maatregel ITB Harde Kern op, met daarbij drie maanden elektronisch toezicht. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in haar beslissing. De verdachte heeft het feit bekend, maar de rechtbank heeft geconstateerd dat hij niet volledig openheid van zaken heeft gegeven.

De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, die materiële schade heeft geleden door de overval, toegewezen tot een bedrag van € 1.043,77, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor deze schade. De beslissing is gebaseerd op verschillende wettelijke voorschriften en de rechtbank heeft de verdachte ook verplichtingen opgelegd met betrekking tot zijn gedrag tijdens de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-065537-20
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 september 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]geboren op [2002] te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[woonplaats] , [adres]
thans gedetineerd in het Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op terechtzitting met gesloten deuren van 4 september 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer en van hetgeen verdachte en mr. C.H.J. van Dooijeweert, advocaat te Barneveld, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 10 maart 2020 in [vestigingsplaats] , samen met een ander een overval op het tankstation [tankstation] heeft gepleegd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte heeft het tenlastegelegde bekend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen en volstaat onder deze omstandigheden, gelet op artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen [1] :
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 september 2020;
  • het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] , pagina 77 tot en met 79 van het procesdossier met nummer PL0900-2020073017;
  • het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , pagina 72 tot en met 74 van het procesdossier met nummer PL0900-2020073017.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 10 maart 2020 te [vestigingsplaats] , gemeente De Ronde Venen, uit tankstation [tankstation] , tezamen en in vereniging met een ander, 7 pakjes Marlboro en een geldbedrag van in totaal 789,56 euro, toebehorende aan voornoemd tankstation [tankstation] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- het tankstation binnen te gaan en te zeggen: “dit is een overval” en “kassa open” en
- zichtbaar een mes bij zich te dragen en
- het mes dreigend in de richting van voornoemde [slachtoffer] te tonen en daarbij met het mes over de balie te komen en
- geld uit de kassalade te pakken en
- pakjes Marlboro uit het schap achter de balie te pakken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 180 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 117 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarden Toezicht en Begeleiding door de jeugdreclassering, inclusief ITB Harde Kern, elektronisch toezicht, meewerken met een jobcoach, meewerken aan begeleiding en behandeling door De Waag en een contactverbod met de medeverdachte [medeverdachte] .
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat het persoonlijk belang van verdachte bij de bepaling van de strafmaat voorop dient te staan. Het is in het belang van verdachte dat hij zo snel mogelijk kan starten met zijn opleiding. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd en heeft daarmee zijn verantwoordelijkheid genomen.
De verdediging heeft bepleit om verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die verdachte op het moment van de zitting in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk deel kunnen de bijzondere voorwaarden zoals deze door de Raad voor de Kinderbescherming en Samen Veilig Midden Nederland ter terechtzitting zijn geadviseerd, gekoppeld worden. De verdediging heeft gesteld dat verdachte niet tot de doelgroep van de ITB Harde Kern behoort en heeft verzocht deze niet op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een deels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte op klaarlichte dag een tankstation overvallen omdat zij snel aan geld wilden komen. Zij hebben tevoren samen de overval gepland en daarvoor een mes en, om herkenning te voorkomen, zwarte kleding aangetrokken en skimutsen meegenomen. Verder was er een kennelijke rolverdeling waarbij verdachte de medewerkster van het tankstation met het mes bedreigde terwijl zijn medeverdachte het geld en de sigaretten wegpakte. Na de overal hebben zij zich ontdaan van het mes, hun jassen, skimutsen en de tas waarin zij het geld en de sigaretten hadden gestopt.
Dergelijke feiten zorgen voor gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en in de maatschappij. Het is algemeen bekend dat dit soort feiten een grote impact op de slachtoffers kunnen hebben en dat zij nog lange tijd de gevolgen hiervan kunnen ondervinden, zowel in hun privéleven als in hun werksituatie. Dit volgt ook uit het dossier, waaruit blijkt dat het slachtoffer enige tijd haar werkzaamheden niet heeft kunnen uitvoeren en ook privé hiervan de gevolgen heeft ondervonden. Verdachte heeft hier op geen enkel moment bij stilgestaan en enkel gehandeld vanuit zijn eigen financiële gewin. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
Gelet op de ernst van het feit kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voor wat betreft de persoon van verdachte ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 27 juli 2020, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten;
- een psychologisch rapport van 1 juli 2020, uitgebracht door R.M.C. Hoogstraten, GZ-psycholoog;
- een Uitgebreid Advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 21 juli 2020, opgemaakt door R.J. Verhoek, raadsonderzoeker;
- een Evaluatie SAVE-rapportage van 20 augustus 2020, opgemaakt door M. van der Steen, jeugdreclasseringswerker.
Uit het psychologisch rapport volgt dat er bij verdachte sprake is van een andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis waarbij de persoonlijkheidsontwikkeling wordt bedreigd. Daarnaast is er sprake van ouder-kind relatieproblemen. Vanwege de ontkenning van betrokkene kan er geen verband gelegd worden tussen de gestelde stoornis en het tenlastegelegde feit, noch kan er een advies gegeven worden over de mate waarin het tenlastegelegde feit aan betrokkene toe te rekenen is. Het risico op toekomstig crimineel en gewelddadig gedrag wordt als hoog ingeschat. Verdachte heeft een lacunair ontwikkeld geweten, is gericht op zijn eigen behoeften en is egocentrisch ingesteld. Hij laat zich weinig gelegen liggen aan gezag en begrenzing en hij trekt zijn eigen plan. De verantwoordelijkheid van zijn gedrag legt hij buiten zichzelf en hij heeft antisociale gedachten. Ook redeneert hij zwart-wit en hij loopt sociaal-emotioneel achter waardoor hij nog onvoldoende rem heeft op het handelen naar gelang zijn behoeften en wensen. Geadviseerd wordt om verdachte te laten begeleiden en behandelen door De Waag, in combinatie met Forensische Ambulante Systeemtherapie (FAST) en Psychomotorische therapie.
R.J. Verhoek, raadsonderzoeker, heeft ter terechtzitting het rapport en advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) toegelicht. De Raad kan zich grotendeels vinden in het behandeladvies zoals gegeven door de rapporteur van het NIFP. Verdachte heeft behandeling nodig om zowel zijn emoties op een adequate manier te leren uiten en de verlieservaring door het overlijden van vader een plek te geven als te werken aan het verbeteren van zijn houding en gedrag. Ouders dienen hier uiteraard bij betrokken te worden.
De Raad twijfelt of FAST daarvoor de meest geschikte interventie is en of de drie geadviseerde vormen van behandeling, in combinatie met de intensieve begeleiding door de jeugdreclassering en de begeleiding vanuit het jongerenwerk, niet een (te) grote belasting voor verdachte en het gezin zullen zijn. De Waag kan zelf ook meer duidelijkheid geven over wat zij nodig vinden voor verdachte en de mate waarin en de manier waarop ouders betrokken dienen te worden bij de behandeling. Naast de behandeling is ook een passend en streng kader noodzakelijk waarbinnen de begeleiding en behandeling van verdachte plaatsvindt. Daarbij is elektronisch controle nodig om verdachte weer in het ritme te krijgen. Dit is onder andere nodig gezien het feit dat verdachte (nog) geen passende dagbesteding heeft in de vorm van school en dat verdachte meerdere keren de regels van het huisarrest heeft overtreden en geen inzicht geeft in wat hij buitenshuis heeft gedaan. Het risico op recidive wordt als hoog ingeschat.
De Raad adviseert Toezicht en Begeleiding, waarvan een jaar in het kader van ITB Harde Kern, elektronische controle middels de GPS-enkelband voor de periode van drie maanden, begeleiding en behandeling door De Waag en - indien nodig – deelnemen aan de door De Waag geadviseerde behandeling en een contactverbod met de medeverdachte, zolang als de jeugdreclassering dit nodig acht. Dit alles in het kader van een voorwaardelijke jeugddetentie. De Raad schat in dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie geen bijdrage zal leveren aan het voorkomen van herhaling van dergelijk delictgedrag. Het afstraffen van het delictgedrag van Jamal en het ervaren van een consequentie voor zijn kan ook middels een
onvoorwaardelijke werkstraf bewerkstelligd worden.
M. van der Steen, jeugdreclasseringswerker, heeft ter terechtzitting het advies van Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: SAVE) toegelicht. SAVE sluit zich aan het hetgeen door R.J. Verhoek namens de Raad naar voren is gebracht en geadviseerd. In aanvulling daarop heeft M. van der Steen verklaard dat de houding die verdachte ter terechtzitting laat zien, namelijk dat verdachte zegt bereid te zijn om mee te werken aan alle voorwaarden en afspraken, ook de houding is die verdachte liet zien aan het begin van zijn schorsing. Echter op een gegeven moment hield verdachte zich niet meer aan afspraken en wilde daar ook geen openheid over geven. Om meer controle te kunnen uitoefenen en de invloed van buitenaf en zijn vrienden te beperken is toen geswitcht naar een GPS-enkelband, maar ook dit bracht geen verandering in het gedrag van verdachte. Er waren afspraken gemaakt zodat verdachte naar school kon en kon gaan werken bij een garage, echter toen het er op aankwam wilde verdachte daar niet meer aan meewerken. Uiteindelijk trok verdachte dusdanig een eigen plan dat de schorsing is opgeheven. In de toekomst is dus nog een strak kader nodig om verdachte te begeleiden.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van de rechtspraak (LOVS) voor minderjarigen gaan voor een overval op een winkel uit van een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 4 maanden. Iedere strafverzwarende omstandigheid telt daarbij in beginsel voor 60 uur taakstraf, dan wel 1 maand jeugddetentie.
Strafverzwarende omstandigheden in deze zaak zijn: het medeplegen, de bedreiging met een wapen en het georganiseerde karakter van de overval, zoals hiervoor besproken. De rechtbank is van oordeel dat een deels voorwaardelijke jeugddetentie, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met al dan niet daarnaast een werkstraf, onvoldoende recht doet aan de aard en ernst van het feit.
Verdachte heeft ter terechtzitting, een half jaar na de overval, bekend dat hij samen met zijn mededader de overval heeft gepleegd. Verdachte heeft daarbij echter geen volledige openheid van zaken gegeven. Verdachte ontkent onder andere tijdens de overval iets geroepen te hebben, terwijl uit het dossier volgt dat de dader met het mes, te weten verdachte, heeft geroepen dat het een overval was en dat de kassa open moest en naar de medeverdachte heeft geroepen dat ook sigaretten gepakt moesten worden. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven spijt te hebben van de overval, maar de rechtbank heeft de indruk gekregen dat de deels bekennende verklaring en de spijt die verdachte stelt te hebben, ook te maken hebben met het feit dat hij kort voor de zitting weer gedetineerd is komen te zitten in verband met het overtreden van zijn schorsingsvoorwaarden.
Verdachte heeft tijdens zijn schorsing meermalen laten zien dat hij zich, ondanks het elektronisch toezicht, niet aan de afspraken met de jeugdreclassering wilde houden. Dat heeft er uiteindelijk toe geleid dat de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte kort voor de terechtzitting is opgeheven en dat verdachte gedetineerd is komen te zitten. De rechtbank acht daarom, mede gelet op hetgeen ter terechtzitting besproken is, enkel de maatregel van Toezicht en Begeleiding onvoldoende voor begeleiding van en toezicht op verdachte. De rechtbank zal verdachte daarom ITB Harde Kern opleggen met 3 maanden elektronisch toezicht. Daarbij dient een stevige stok achter de deur te worden opgelegd in de vorm van een voorwaardelijke jeugddetentie om verdachte te motiveren om zich aan de voorwaarden te houden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 6 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passen en geboden is. De rechtbank zal een deel daarvan, te weten 3 maanden jeugddetentie, voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaar en daarbij de bijzondere voorwaarden zoals deze door de Raad voor de Kinderbescherming en Samen Veilig Midden-Nederland zijn geadviseerd.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen/gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een gewapende overval waarbij de medewerkster van het tankstation met een mes is bedreigd.
Gelet op voornoemde rapportages en adviezen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte – zonder de juiste hulp en begeleiding – opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zal worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.136,98 bestaande uit materiele schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft geconstateerd dat de vordering een kennelijke reken-/telfout bevat en dat het totale bedrag van de vordering € 1.136,97 bedraagt.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen, met daarbij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De schadepost die ziet op de kosten van het ziekteverzuim van de werkneemster dient gematigd te worden. De in de vordering genoemde periode van ziekteverzuim – 5 tot en met 15 maart 2020 - ligt deels voor de datum van de overval op 10 maart 2020. Voorts kan uit het dossier afgeleid worden dat de werkneemster op 14 maart 2020 kennelijk al aan het werk was, nu uit haar verhoor volgt dat zij toen door de politie op haar werk is gehoord.
De gevorderde materiële schade van € 125,76 komt wel voor toewijzing in aanmerking.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten contactgeld (€ 10,55) en het ziekteverzuim van de werkneemster (€ 1.011,22) ter hoogte van in totaal € 1.021,77 komt voor vergoeding in aanmerking.
De rechtbank is van oordeel dat de in de bijlagen bij de vordering genoemde data van het ziekteverzuim, die deels voor de datum van de overval liggen, een kennelijk verschrijving betreffen. Uit het dossier komt genoegzaam naar voren dat de medewerkster een periode niet heeft gewerkt en de rechtbank acht de opgevoerde schadepost dan ook voldoende aannemelijk.
De schadepost sigaretten (€ 115,20) zal de rechtbank toewijzen tot een bedrag van € 22,00.
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld hoeveel pakjes sigaretten daadwerkelijk zijn weggenomen. Onder verdachte en zijn medeverdachte zijn in totaal 7 pakjes sigaretten aangetroffen, waaronder twee geopende pakjes. Deze 7 pakjes zijn teruggegeven aan de benadeelde partij. De rechtbank is derhalve van oordeel dat enkel de 2 geopende, en niet meer voor verkoop geschikte, pakjes sigaretten voor toewijzing in aanmerking komen.
De rechtbank acht de vordering voldoende onderbouwd en zal daarom de vordering tot het bedrag van € 1.043,77 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 maart 2020 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 1043,77, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 maart 2020 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal omdat verdachte minderjarig is geen vervangende gijzeling opleggen.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa 77gg, en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie
een gedeelte van 3 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd,tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
* zich in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding, waarvan 12 maanden zullen bestaan uit de maatregel ITB Harde Kern, gedurende de proeftijd meldt bij Samen Veilig Midden-Nederland, Tiberdreef 8 (3561 GG) Utrecht, en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
* mee zal werken aan begeleiding door en behandeling van De Waag, of een soortgelijke ambulante instelling, ook als dat betekent dat verdachte – indien de instelling het passend acht – moet meewerken aan de Forensisch Ambulante Systeem Therapie (FAST), of een soortgelijke interventie;
* zich inzet voor het verkrijgen/behouden van zinvolle dagbesteding, zoals opleiding en/of werk en zich zal houden aan de aanwijzingen die de jeugdreclassering hem daarover geeft;
* gedurende de proeftijd op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zal zoeken en/of hebben met de medeverdachte [medeverdachte] , geboren op [1999] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
-waarbij de verdachte zich gedurende de eerste 3 maanden van de proeftijd onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden;
- waarbij de jeugdreclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Dadelijke uitvoerbaarheid
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de jeugdreclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [benadeelde] toe tot een bedrag van € 1.043,77, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [benadeelde] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
-veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat € 1.043,77 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2020 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Leijten, voorzitter en tevens kinderrechter,
mrs. H.A. Gerritse en J.W.B. Snijders Blok, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 september 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 maart 2020 te [vestigingsplaats] , gemeente De Ronde Venen, althans in het arrondissement Midden-Nederland (uit tankstation [tankstation] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ongeveer achttien pakjes Marlboro, althans een hoeveelheid sigaretten en/of een geldbedrag van in totaal ongeveer 789,56 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] en/of voornoemd tankstation [tankstation] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- het tankstation binnen te gaan en te zeggen: “dit is een overval” en/of “kassa open” en/of woorden van gelijke aard of strekking en/of
- zichtbaar een mes bij zich te dragen en/of
- het mes dreigend in de richting van voornoemde [slachtoffer] te tonen en/of (daarbij) met het mes over de balie te komen en/of
- geld uit de kassalade te pakken en/of
- te zeggen: “ook sloffen sigaretten” en/of woorden van gelijke aard of strekking en/of
- pakjes Marlboro, althans sigaretten, uit het schap achter de balie te pakken;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal in het onderzoek 09TANK, genummerd 2020073017, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 241. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.