ECLI:NL:RBMNE:2020:3947

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2020
Publicatiedatum
18 september 2020
Zaaknummer
16/254808-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voorhanden hebben van en medeplegen handel in verdovende middelen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 februari 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1999, die werd beschuldigd van het medeplegen van de handel in verdovende middelen, specifiek cocaïne en heroïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 10 juli 2019 tot en met 23 oktober 2019 in Utrecht opzettelijk heeft gehandeld in deze verdovende middelen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 16 maanden geëist, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 10 maanden opgelegd, met 4 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de medeverdachte en een locatieverbod rondom bekende dealerlocaties. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot het verbeurd verklaren van bepaalde in beslag genomen goederen en onttrekking aan het verkeer van andere goederen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en het strafblad van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/254808-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 februari 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1999] te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[woonplaats] , [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 februari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. B. Nitrauw en van hetgeen verdachte en mr. B.P.J. van Riel, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 in de periode van 1 november 2018 tot en met 23 oktober 2019 in Utrecht samen
met anderen in cocaïne en heroïne heeft gehandeld;
feit 2 in de periode van 22 en 23 oktober 2019 in Utrecht 0,15 gram heroïne en 7,44 gram
cocaïne in zijn bezit heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde voor zover het de periode vanaf augustus 2019 tot en met 23 oktober 2019 betreft en het onder 2 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde periode van 1 november 2018 tot augustus 2019.
De raadsman geeft aan dat het dossier onvoldoende aanwijzingen bevat dat verdachte in deze periode samen met anderen in verdovende middelen heeft gehandeld. De aanwijzingen zijn te algemeen, onvoldoende concreet en voor meerdere uitleg vatbaar.
Uit de informatie die verbalisant [verbalisant 1] in de periode van 22 maart 2019 tot en met 2 april 2019 uit de wijk heeft gekregen, kan niet worden geconcludeerd dat verdachte zich met de handel in verdovende middelen bezig hield. Bij de aanhouding van verdachte op 10 juli 2019 zijn bij verdachte geen verdovende middelen aangetroffen.
Met uitzondering van de verklaringen van [getuige] en de NN getuige, bevat het dossier geen verklaringen waaruit volgt dat verdachte over een langere periode verdovende middelen verkocht zou hebben. De verklaring van [getuige] en de NN getuige zijn daartoe onvoldoende. De NN getuige heeft, gelet op zijn gebruik van verdovende middelen en de ontkenning van zijn verslaving, geen realiteitsbesef. Getuige [getuige] wil zijn verklaring niet ondertekenen, hetgeen maakt dat deze getuige van alles kan zeggen zonder zich daarop vast te leggen
De overige aanwijzingen in het dossier vallen buiten de tenlastegelegde periode.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De hierna weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde feit, zij het niet over de gehele ten laste gelegde periode en het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dat deel van deze feiten bepleit. De rechtbank acht dat deel van deze feiten wettig en overtuigend bewezen en volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 februari 2020;
  • het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant PS13, pagina 142;
  • het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , pagina 190;
  • de kennisgevingen van inbeslagneming, pagina 143, 145, 265, 193, 194;
  • het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 435 tot en met 437;
  • het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 438 tot en met 441;
  • een afschrift van het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 8 november 2019, pagina 442;een afschrift van het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 8 november 2019, pagina 444;
  • een afschrift van het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 8 november 2019, zaaknummer 2019.10.24.059 (aanvraag 001), als losse bijlage in het dossier opgenomen;
  • een afschrift van het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 24 oktober 2019, zaaknummer 2019.10.24.059 (aanvraag 002), als losse bijlage in het dossier opgenomen;
  • het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 4] , pagina 34 tot en met 36;het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 5] , pagina 40;
  • het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 6] , pagina 108;
  • het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 7] , pagina 159;
  • het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 6] , pagina 367.
Bewijsoverweging
Periode
De raadsman heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte in de periode vanaf augustus 2019 tot en met 23 oktober 2019 in verdovende middelen heeft gehandeld.
De rechtbank acht, op basis van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 10 juli 2019 tot en met 23 oktober 2019 in verdovende middelen heeft gehandeld.
De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte ter terechtzitting onder andere heeft verklaard dat hem 3 tot 4 maanden voor zijn aanhouding op 23 oktober 2019, is gevraagd om verdovende middelen te gaan dealen.
Verdachte is op 10 juli 2019 aangehouden nadat door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 8] werd gezien dat verdachte contact had met een hun bekende harddruggebruiker, waarbij er tussen beiden iets werd over gegeven. Op het moment dat verdachte een stopteken werd gegeven ging hij er vandoor. Nadat verdachte staande was gehouden zag verbalisant [verbalisant 4] dat verdachte de batterij uit zijn mobiele telefoon verwijderde en dat hij probeerde een stapel bankbiljetten aan het zicht van verbalisant te onttrekken. De stapel bankbiljetten bestond voornamelijk uit biljetten van € 50,00 en € 20,00 en verder uit enkele biljetten van € 5,00 en € 10,00, met een totale waarde van € 2.135,00. Verder werd in de telefoon van verdachte, een Nokia, een duo simkaart aangetroffen. Bij verbalisant was ambtshalve bekend dat drugdealers vaak dit soort telefoons met een dergelijke simkaart gebruiken.
Uit onderzoek aan de onder verdachte op 10 juli 2019 in beslaggenomen telefoon volgt dat in de contactenlijst een groot deel van de aangetroffen contacten bestond uit personen die in de politiesystemen gelabeld staan als harddruggebruiker.
Verdachte heeft verklaard dat het geldbedrag dat hij op 10 juli 2019 in zijn bezit had, een uitkering van de verzekering betrof. Verdachte heeft dit echter op geen enkele wijze onderbouwd.
De rechtbank acht deze verklaring daarom, mede gelet op de coupures en omstandigheden waaronder verdachte werd aangehouden, niet geloofwaardig.
Een dergelijk groot geldbedrag in kleine coupures is kenmerkend voor de handel in verdovende middelen. Voorts is onder verdachte bij zijn aanhouding op 23 oktober 2019 een geldbedrag van € 3.377,30 aangetroffen, bestaande uit soortgelijke coupures.
Tezamen en in vereniging
Uit de hierboven genoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte door de medeverdachte [medeverdachte] op 17 oktober en 22 oktober 2019 in de auto van de medeverdachte naar locaties is gebracht waar hij drugs heeft verkocht. Bovendien blijkt uit de afgeluisterde gesprekken van de dealertelefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer] , dat er wordt ingebeld door telefoonnummers die in gebruik zijn bij personen die bij de politie bekend staan als harddruggebruikers, waarbij [medeverdachte] op 12, 13, 14 en 20 oktober 2019 degene is die afspraken maakt voor ontmoetingen die zeer kort na het gesprek plaats vonden. Daarbij wordt gesproken over onder andere “laatste klantje”, “hij wil snuiven”, “half gram actie” en “heb je snuif nodig”. Gelet op de aard en inhoud van de gesprekken concludeert de rechtbank dan ook dat [medeverdachte] gebruik maakte van de dealertelefoon van [verdachte] en dat er ook door hem afspraken met harddruggebruikers werden gemaakt om hen verdovende middelen te verkopen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte samen met [medeverdachte] in de periode van 12 tot en met 22 oktober 2019 heeft gedeald.
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 november 2018 tot 10 juli 2019 in verdovende middelen heeft gehandeld.
De rechtbank overweegt daartoe dat het dossier wel aanwijzingen bevat dat verdachte over een langere periode in verdovende middelen heeft gehandeld, maar dat deze aanwijzingen niet voldoende zijn om tot een bewezenverklaring ten aanzien van de gehele ten laste gelegde periode te komen.
Er zijn twee getuigen die hebben verklaard dat zij al langere tijd bij verdachte verdovende middelen kochten. Getuige [getuige] heeft geweigerd zijn verklaring te ondertekenen en de tweede getuige heeft anoniem verklaard. Deze verklaringen worden daarom niet gebruikt voor het bewijs.
Uit de informatie van de wijkagenten volgt dat is gezien dat verdachte op verschillende momenten contact heeft met bij de politie bekende harddruggebruikers en/of een woning of pand betreedt waarvan bekend is dat hier harddruggebruikers verblijven. Op geen enkel moment is echter vastgesteld dat verdachte tijdens die contacten verdovende middelen heeft verkocht. Uit het gegeven dat een klein deel (drie a vier) van de contacten uit de telefoons met de nummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] (dan wel de simkaarten behorende bij die telefoonnummers), welke verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde periode in gebruik had, overeenkomen met de contacten vermeld op een in 2016 onder verdachte aangetroffen papieren lijst, kan niet de conclusie worden getrokken dat verdachte ook al voor de bewezenverklaarde periode in verdovende middelen heeft gehandeld.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de genoemde periode.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op tijdstippen in de periode van 10 juli 2019 tot en met 23 oktober 2019 te Utrecht, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd waarvan in de periode 12 tot en met 22 oktober 2019 tezamen en in vereniging met een ander (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
op 22 en 23 oktober 2019 te Utrecht, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van 0,15 gram van een materiaal, bevattende heroïne en een hoeveelheid van in totaal 7,44 gram van een materiaal, bevattende cocaïne, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2 opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
De officier van justitie heeft ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte gevorderd aan verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid van verdachte op te leggen voor de duur van 2 jaren, inhoudende:
  • een contactverbod met de medeverdachte [medeverdachte] . Voor iedere overtreding van de maatregel dient volgens de officier van justitie 7 dagen vervangende hechtenis te worden opgelegd, met een maximum van zes maanden;
  • een locatieverbod van een straal van 100 meter rondom locaties waar drugsverslaafden verblijven, zoals vermeld in de bijlage bij het requisitoir.
Voor iedere overtreding van de maatregel dient volgens de officier van justitie 7 dagen vervangende hechtenis te worden opgelegd, met een maximum van zes maanden.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de vrijheidsbeperkende maatregel, te weten het contactverbod en het locatieverbod, dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met het feit dat het nu beter gaat met de opleiding en stage van verdachte en dat hij naar verwachting zijn diploma zal halen.
De verdediging heeft verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft door gebracht. Subsidiair kan daarnaast aan verdachte een voorwaardelijk strafdeel worden opgelegd met een proeftijd van drie jaar en eventueel de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met een ander over een periode van ruim 3 maanden schuldig gemaakt aan het op straat dealen van heroïne en cocaïne. Verder heeft verdachte in totaal 7,59 gram heroïne en cocaïne in zijn bezit gehad. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van harddrugs schadelijk is voor de volksgezondheid nu deze stoffen sterk verslavend zijn en regelmatig gebruik in de regel schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen met zich brengen. Tevens is het een feit van algemene bekendheid dat de verkoop en het gebruik van (hard)drugs leidt tot (vermogens)criminaliteit.
Verdachte handelde uitsluitend vanuit zijn eigen financiële gewin. Hij heeft er bewust voor gekozen om zijn schulden af te willen lossen door het verkopen van verdovende middelen, omdat hij van mening is dat dit sneller gaat dan wanneer hij zijn geld verdient met een legale baan.
Gelet op het voorgaande kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor het verkopen van gebruikershoeveelheden harddrugs op straat bij een alleen opererende verdachte gedurende 3 tot 6 maanden met enige regelmaat, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden. De oriëntatiepunten gaan voor het aanwezig hebben van 0 – 10 gram harddrugs uit van een geldboete van € 750,-.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank, in strafverzwarende zin, rekening gehouden met het strafblad van de verdachte. Daaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder soortgelijke feiten. Verdachte is op 2 januari 2018 door de kinderrechter veroordeeld voor het medeplegen van het voorhanden hebben van verdovende middelen. Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat het een hoeveelheid van 66 bolletje verdovende middelen betrof. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke hoeveelheid een dealer-indicatie oplevert.
Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals één en ander ter zitting is gebleken.
De reclassering heeft op 30 januari 20120 een advies uitgebracht. Zij hebben verdachte niet gesproken maar wel contact gehad met een collega die contact heeft met verdachte over de uitvoering van een werkstraf. De reclassering ziet risico’s op diverse leefgebieden maar heeft onvoldoende zicht op de concrete risicofactoren en de mogelijkheden voor gedragsinterventies. Gelet op de leeftijd en het feit dat verdachte bij een veroordeling een recidiverende drugsdealer is achten zij toezicht, behandeling en dagbesteding noodzakelijk. Zij adviseren om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en het volgen van een opleiding of andere zinvolle dagbesteding.
De rechtbank wijkt bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie, nu de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van een kortere periode ten aanzien van het onder feit 1 bewezen verklaarde. Die afwijking zoekt de rechtbank in de oplegging van een kortere gevangenisstraf. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden passend en geboden is, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
Daarbij worden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering opgelegd.
Daarnaast zal de rechtbank voor de beveiliging van de maatschappij en voor het voorkomen van strafbare feiten bevelen dat verdachte:
- zich niet zal bevinden in een straal van 50 meter rondom de navolgende locaties;
Dag- en nachtopvangen, crisisplekken:
Sleep-inn, Jansveld 51 Utrecht;
Noiz nachtopvang, Keulsekade 37 Utrecht;
LDO crisisopvang Leger des Heils, Oudwijkerveldstraat 120 Utrecht;
Dagopvang Het Catharijnehuis, Catharijnesteeg 7 Utrecht;
Ubuntu Huis, Vleutenseweg 172 Utrecht;
Zorgcentrum De Stek, Van Sijpesteijnkade 42 Utrecht.
Beschermde woonplekken:
Lister Hostel Wittevrouwen, Wittevrouwensingel 88 Utrecht;
Leger des Heils Hostel Leidsche Maan, West Frederik Hermansstraat 200 Utrecht;
Leger des Heils Hostel De Hoek, Kögllaan 25 Utrecht;
Tussenvoorziening De straatweg, Kaap Hoorndreef 10-14 Utrecht;
Het Wegloophuis, Waterstraat 11 Utrecht;
Leger des Heils sociaal pension Adelante 1, Royaards van den Ham kade 4 Utrecht;
Leger des Heils sociaal pension Adelante II, Harpstraat 5-13 Utrecht;
De Kei, Keistraat 3 Utrecht;
- voorts mag verdachte op geen enkele wijze – direct en/of indirect – contact opnemen, zoeken en/of hebben met [medeverdachte] , geboren op [1999] .
De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van 6 maanden. Voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, zal per overtreding vervangende hechtenis voor de duur van 7 dagen worden opgelegd, met een maximum van zes maanden.
Nu verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, bekend is in het drugsmilieu en geen zinvolle dagbesteding heeft, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen. Daarom zal zij bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de in beslag genomen goederen als volgt gevorderd:
- verbeurdverklaring van:
 de op de aangehechte beslaglijst goederen vermeld onder nummer 3, 4 en 7;
- onttrekking aan het verkeer van:
 de op de aangehechte beslaglijst goederen vermeld onder nummer 1, 2, 5, 6, 8 en 9.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de onder verdachte in beslag genomen scooter, contant geld en telefoon met simkaart aan verdachte terug te geven.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, op de aangehechte beslaglijst vermeld onder nummer 3, 4 en 7, verbeurd verklaren.
Het onder 4 vermelde voorwerp is geheel of grotendeels uit baten van het strafbare feit verkregen en met de onder 3 en 7 vermelde voorwerpen is het onder 1 bewezen verklaard feit begaan.
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, op de aangehechte beslaglijst vermeld onder nummer 1, 2, 5, 6, 8 en 9, onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Deze voorwerpen zijn tot het begaan van het feit vervaardigd of bestemd.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 38v, 38w, 47, en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 10 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 4 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd,tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en bijzonder voorwaarden niet naleeft:
- stelt daarbij een
proeftijd van 3 jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de Reclassering Nederland op het adres: Zwarte Woud 2 te Utrecht, telefoonnummer 088-8041101, zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
* verplicht mee zal werken aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden;
* mee zal werken aan het vinden en behouden van ene opleiding of een andere zinvolle
dagbesteding;
- geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c,
zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de
voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Vrijheidsbeperkende maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 6 maanden;
- beveelt dat verdachte gedurende deze 6 maanden:
 zich niet zal bevinden in een straal van 50 meter rondom de navolgende locaties:
Dag- en nachtopvangen, crisisplekken:
Sleep-inn, Jansveld 51 Utrecht;
Noiz nachtopvang, Keulsekade 37 Utrecht;
LDO crisisopvang Leger des Heils, Oudwijkerveldstraat 120 Utrecht;
Dagopvang Het Catharijnehuis, Catharijnesteeg 7 Utrecht;
Ubuntu Huis, Vleutenseweg 172 Utrecht;
Zorgcentrum De Stek, Van Sijpesteijnkade 42 Utrecht.
Beschermde woonplekken:
Lister Hostel Wittevrouwen, Wittevrouwensingel 88 Utrecht;
Leger des Heils Hostel Leidsche Maan, West Frederik Hermansstraat 200 Utrecht;
Leger des Heils Hostel De Hoek, Kögllaan 25 Utrecht;
Tussenvoorziening De straatweg, Kaap Hoorndreef 10-14 Utrecht;
Het Wegloophuis, Waterstraat 11 Utrecht;
Leger des Heils sociaal pension Adelante 1, Royaards van den Ham kade 4 Utrecht;
Leger des Heils sociaal pension Adelante II, Harpstraat 5-13 Utrecht;
De Kei, Keistraat 3 Utrecht;
 op geen enkele wijze – direct en/of indirect – contact zal opnemen, zoeken en/of hebben met [medeverdachte] , geboren op [1999] ;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval verdachte niet aan de maatregel voldoet. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
- beveelt dat de opgelegde
vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaaris;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart de op de aangehechte beslaglijst onder nummer 3, 4 en 7 vermelde goederen verbeurd;
- verklaart de op de aangehechte beslaglijst onder nummer 1, 2, 5, 6, 8 en 9 vermelde goederen onttrokken aan het verkeer.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.J.B. Corbeij, voorzitter, mrs. Y.M. Vanwersch en
E. Akkermans, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 februari 2020.
Mr. E. Akkermans is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2018 tot en met 23 oktober 2019 te Utrecht, in elk geval in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 22 en 23 oktober 2019 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van 0,15 gram van een materiaal, bevattende heroïne en/of een hoeveelheid van in totaal 7,44 gram van een materiaal, bevattende cocaïne, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal onder nummer PL0900-2019205378 , opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 468. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.