ECLI:NL:RBMNE:2020:3954

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 september 2020
Publicatiedatum
18 september 2020
Zaaknummer
UTR 20/765
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om naturalisatie wegens bedenkingen bij verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 september 2020 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om naturalisatie door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had op 3 september 2019 een verzoek om naturalisatie ingediend, maar dit werd afgewezen vanwege ernstige bedenkingen met betrekking tot haar verblijfsstatus. De Staatssecretaris had op 8 januari 2020 het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna eiseres in beroep ging.

Tijdens de zitting op 10 september 2020 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van het verzoek om naturalisatie terecht was, omdat er bedenkingen bestonden tegen het verblijf van eiseres voor onbepaalde tijd in Nederland. Dit was gebaseerd op het feit dat er een voornemen bestond om de aan eiseres verleende verblijfsvergunning in te trekken.

De rechtbank concludeerde dat het beleid van de Staatssecretaris niet onredelijk was en dat de vraag of de verblijfsvergunning daadwerkelijk zou worden ingetrokken, niet ter zake deed in deze procedure. Eiseres heeft de mogelijkheid om in de toekomst opnieuw een aanvraag in te dienen, mocht de procedure over de intrekking van haar verblijfsvergunning gunstig voor haar uitvallen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Amersfoort
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/765
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 september 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.H.R. de Boer),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Nauta).

Procesverloop

Bij besluit van 3 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om naturalisatie afgewezen.
Bij besluit van 8 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Verweerder heeft het verzoek om naturalisatie van eiseres afgewezen, omdat er bedenkingen bestaan tegen het verblijf van eiseres voor onbepaalde tijd in Nederland. In de wet [1] staat dat iemand in dat geval niet in aanmerking komt voor verlening van het Nederlanderschap. Verweerder ziet deze bedenkingen in het feit dat het voornemen bestaat om de aan eiseres verleende verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd in te trekken. Verweerder baseert zich hierbij onder meer op beleid, dat rechtens is aanvaard.
3. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het beleid niet onredelijk is en is het met verweerder eens dat in dit geval sprake is van een bedenking als bedoeld in de wet. De vraag of de verblijfsvergunning ook daadwerkelijk zal worden ingetrokken, is op dit moment onzeker zoals eiseres terecht stelt, maar dat maakt het niet anders. Alleen al de omstandigheid dat ten tijde van het nemen van het primaire besluit een aanwijzing bestond voor de mogelijke intrekking van de verblijfsvergunning is voldoende om van een bedenking te kunnen spreken. Ook de vraag of er wel goede redenen zijn om de verblijfsvergunning in te trekken maakt het niet anders. Die vraag hoeft de rechtbank in deze procedure niet te beantwoorden. Het uiteindelijke antwoord op die vraag is aan de vreemdelingenrechter en doet nu niet ter zake.
4. Dit betekent dat verweerder de aanvraag om naturalisatie terecht heeft afgewezen. Het staat eiseres vrij om later nogmaals een aanvraag in te dienen als de procedure over de intrekking van de verblijfsvergunning voor haar gunstig afloopt en zij in het bezit blijft van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door in deze procedure niet de uitkomst van de intrekkingsprocedure af te wachten.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 september 2020.
De rechter is verhinderd het proces-verbaal te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Artikel 8, eerste lid, onder b, van de Rijkswet op het Nederlanderschap