ECLI:NL:RBMNE:2020:3954
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om naturalisatie wegens bedenkingen bij verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 september 2020 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om naturalisatie door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had op 3 september 2019 een verzoek om naturalisatie ingediend, maar dit werd afgewezen vanwege ernstige bedenkingen met betrekking tot haar verblijfsstatus. De Staatssecretaris had op 8 januari 2020 het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna eiseres in beroep ging.
Tijdens de zitting op 10 september 2020 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van het verzoek om naturalisatie terecht was, omdat er bedenkingen bestonden tegen het verblijf van eiseres voor onbepaalde tijd in Nederland. Dit was gebaseerd op het feit dat er een voornemen bestond om de aan eiseres verleende verblijfsvergunning in te trekken.
De rechtbank concludeerde dat het beleid van de Staatssecretaris niet onredelijk was en dat de vraag of de verblijfsvergunning daadwerkelijk zou worden ingetrokken, niet ter zake deed in deze procedure. Eiseres heeft de mogelijkheid om in de toekomst opnieuw een aanvraag in te dienen, mocht de procedure over de intrekking van haar verblijfsvergunning gunstig voor haar uitvallen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep ongegrond.