In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 augustus 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren in 1938, die al lange tijd in een verpleeghuis verblijft. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van de Wet zorg en dwang (Wzd). De betrokkene, die lijdt aan een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornis, heeft aangegeven naar huis te willen gaan, maar haar advocaat heeft de rechtbank verzocht om rekening te houden met de zorgbehoefte van de betrokkene en de noodzaak van een machtiging.
Tijdens de mondelinge behandeling, die via Skype plaatsvond vanwege coronamaatregelen, zijn verschillende zorgverleners gehoord, waaronder de specialist ouderengeneeskunde en de mentor van de betrokkene. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet zelfstandig kan wonen en dat er een groot risico op verwaarlozing bestaat. Ondanks dat de Wzd strikt genomen niet van toepassing is, heeft de rechtbank besloten om de machtiging te verlenen, omdat afwijzing zou betekenen dat de betrokkene zou moeten verhuizen naar een andere instelling, wat niet in haar belang zou zijn.
De rechtbank heeft de machtiging voor een periode van zes maanden verleend, tot en met 24 februari 2021, en heeft afgewezen wat meer of anders is verzocht. De beslissing is openbaar uitgesproken en schriftelijk vastgelegd op 9 september 2020.