ECLI:NL:RBMNE:2020:4210
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 oktober 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een vennootschap onder firma, had op 24 augustus 2020 verzocht om een voorlopige voorziening na de afwijzing van haar aanvraag voor een loonkostensubsidie door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 21 augustus 2020 het bezwaar van verzoekster tegen de afwijzing van haar aanvraag ongegrond verklaard.
De voorzieningenrechter heeft echter vastgesteld dat verzoekster het griffierecht niet had betaald, wat een vereiste is voor het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening. Volgens artikel 8:82 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet de indiener van een verzoek om voorlopige voorziening het griffierecht betalen. De griffier had verzoekster in een aangetekende brief van 13 september 2020 de gelegenheid gegeven om het griffierecht binnen twee weken te betalen. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster het griffierecht niet had betaald en geen geldige reden had gegeven voor dit verzuim.
Daarom verklaarde de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. G.M.T.M. Sips, en als gevolg van coronamaatregelen niet op een openbare zitting uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.