In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de nalatenschap van een overleden erflaatster. De zaak betreft de vordering van de executeur, kantoorhoudende als notaris, tegen [F], de zoon van de erflaatster, die als gevolmachtigde optrad. De executeur vorderde onder andere de vernietiging van een decharge die aan [F] was verleend, alsook een verklaring voor recht dat [F] onrechtmatig heeft gehandeld door bedragen aan de nalatenschap te onttrekken. De erflaatster, die op [2017] overleed, had een testament en een levenstestament opgesteld waarin [F] als gevolmachtigde was aangewezen. De rechtbank oordeelde dat de dechargeverklaring van 1 januari 2015 vernietigd moest worden, omdat de erflaatster ten tijde van het verlenen van de decharge niet wilsbekwaam was, gezien haar diagnose dementie. De rechtbank concludeerde dat [F] zich ongerechtvaardigd had verrijkt door een bedrag van € 25.000,- aan de nalatenschap te onttrekken en dat hij ook andere bedragen had overgemaakt zonder recht of titel. De rechtbank heeft [F] veroordeeld tot terugbetaling van in totaal € 61.006,25 aan de nalatenschap, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft hem in de proceskosten veroordeeld.