ECLI:NL:RBMNE:2020:4238

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 juni 2020
Publicatiedatum
6 oktober 2020
Zaaknummer
UTR 20/414
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanpassing AIO-aanvulling op basis van fictief inkomen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over de aanpassing van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling). Eiser ontving sinds 5 mei 2012 een AIO-aanvulling naast zijn Algemene Ouderdomswet (AOW) en had werkzaamheden als marktkoopman. De SVB heeft bij besluit van 19 juli 2019 het fictieve inkomen van eiser vastgesteld op € 125,00 per maand, maar heeft dit later aangepast naar € 89,28 per maand na het indienen van een bezwaar door eiser. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit, omdat hij van mening was dat de SVB ten onrechte rekening hield met een fictief inkomen, gezien zijn financiële situatie en de vaste lasten die hij had voor zijn marktwerkzaamheden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de SVB bij de berekening van het fictieve inkomen rekening heeft gehouden met de inkomsten van eiser uit de jaren 2017, 2018 en 2019, en dat de SVB het beleid volgt dat een fictief inkomen wordt vastgesteld totdat de werkelijke inkomsten definitief zijn vastgesteld. Eiser heeft aangevoerd dat zijn werkzaamheden niet winstgevend zijn en dat hij veel vaste lasten heeft, maar de rechtbank oordeelde dat de SVB zich aan het beleid moest houden en dat de omstandigheden van eiser niet konden leiden tot een andere uitkomst. De rechtbank heeft geoordeeld dat de SVB de berekeningsmethode correct heeft toegepast en dat het beroep van eiser ongegrond is verklaard.

De uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, en is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/414

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juni 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
en
de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan eiser verstrekte aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) vanaf 19 juli 2019 wordt aangepast, in die zin dat er rekening wordt gehouden met een fictief inkomen van € 125,00 per maand.
Bij besluit van 27 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard in die zin dat verweerder bij de vaststelling van de hoogte van de AIO-aanvulling rekening houdt met een fictief inkomen van € 89,28 in plaats van € 125,00 per maand.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft partijen op 25 mei 2020 geïnformeerd over haar voornemen om de zaak buiten zitting af te doen. Als één van de partijen wel een zitting wilde, moesten zij dit binnen een week aan de rechtbank laten weten.
Partijen hebben niet gereageerd op de brief van de rechtbank.
Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft. De rechtbank heeft op 15 juni 2020 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser ontvangt vanaf 5 mei 2012 naast zijn Algemene Ouderdomswet (AOW) met inkomensondersteuning een AIO-aanvulling naar de norm voor een alleenstaande. Eiser verricht werkzaamheden als marktkoopman.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder rekening gehouden met een fictief inkomen, omdat eiser inkomsten ontvangt uit arbeid als marktkoopman. Verweerder heeft daarbij, overeenkomstig het toepasselijke beleid, gekeken naar het gemiddelde inkomen dat eiser in de periode 2017 en 2018 heeft ontvangen. Omdat er in het geval van eiser ook sprake is van privé-onttrekkingen, heeft verweerder ook het jaar 2019 bij de berekening betrokken. Een privé-onttrekking is een geldbedrag dat de zelfstandige onttrekt aan de inkomsten als zelfstandige zonder dat hij dit geld zelf aanmerkt als ‘salaris’. In het verweerschrift heeft verweerder gewezen op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 18 oktober 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3896, waaruit blijkt dat een privé-onttrekking bij de berekening van het inkomen van eiser moet worden betrokken. Verweerder heeft het fictief inkomen van eiser vastgesteld op € 89,28 per maand.
3. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder bij de vaststelling van zijn AIO-aanvulling ten onrechte rekening houdt met een fictief inkomen. Volgens eiser gaan zijn zaken als marktkoopman niet goed en heeft hij bovendien veel vaste lasten voor zijn marktwerkzaamheden. Deze bedragen € 1.200,- per maand. Daarnaast heeft hij ook zijn vaste lasten voor levensonderhoud. Eiser heeft € 5.000,- van zijn zoon moeten lenen. De werkzaamheden als marktkoopman verricht eiser omdat hij graag aan het werk en onder de mensen wil zijn.
4. Verweerder heeft bij de vaststelling van het recht van eiser op de AIO-aanvulling de Beleidsregel Inkomsten (SB1303) toegepast. De Participatiewet bevat geen regels over het vaststellen van inkomsten uit eigen bedrijf of zelfstandig beroep van een AIO-gerechtigde die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Deze inkomsten zijn veelal pas na afloop van het boekjaar bekend. De SVB hanteert hierbij het volgende beleid. Totdat de inkomsten definitief zijn vastgesteld, stelt de SVB de AIO-aanvulling van betrokkene vast aan de hand van een fictief inkomen. Dit fictief inkomen is gelijk aan het gemiddelde inkomen per maand gedurende de twee boekjaren die direct aan het desbetreffende jaar voorafgaan en waarover de Belastingdienst het inkomen heeft vastgesteld. De SVB stelt de AIO-aanvulling definitief vast na afloop van een boekjaar. Voor de berekening van het inkomen van een zelfstandige gaat de SVB uit van de nettowinst minus de verschuldigde inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen.
5. De rechtbank heeft er begrip voor dat eiser met zijn werkzaamheden als marktkoopman wil doorgaan, omdat hij zo aan het werk en onder de mensen blijft, dit ondanks dat de werkzaamheden niet erg winstgevend zijn. Met deze omstandigheden kan verweerder echter in de besluitvorming geen rekening houden. Dat volgt uit het beleid en de voormelde jurisprudentie van de CRvB. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit een correcte weergave gegeven van de berekeningsmethode van het inkomen van eiser over de periode van 2017 en 2018 conform het toepasselijke beleid. Omdat er in het geval van eiser ook sprake is van privé-onttrekkingen, heeft verweerder ook het jaar 2019 bij de berekening mogen betrekken. Dat eiser dit geld nodig had om zowel in zijn zakelijke onderhoud als in zijn levensonderhoud te voorzien, maakt niet dat deze bedragen buiten beschouwing moeten blijven bij de berekening van het inkomen, ook niet als eiser leningen is aangegaan en schulden heeft gemaakt.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 23 juni 2020 gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van drs. S.S. Mazaheri, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.