ECLI:NL:RBMNE:2020:4409
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- M. Eversteijn
- M.L. Bressers
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake onvolledige aangifte verhuizing
Op 8 oktober 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening naar aanleiding van een bezwaar dat de verzoeker had ingediend tegen een brief van de gemeente. In deze brief, gedateerd 4 augustus 2020, werd de verzoeker geïnformeerd dat zijn aangifte van verhuizing werd aangehouden omdat deze onvolledig was. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit primaire besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In zijn overwegingen stelt de voorzieningenrechter vast dat het bezwaar van de verzoeker is gericht tegen een brief die evident geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Dit betekent dat het bezwaar geen kans van slagen heeft en niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Gezien deze omstandigheden is er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, in aanwezigheid van griffier mr. M.L. Bressers, en is openbaar uitgesproken op 8 oktober 2020. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.