Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 11 juli 2018
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 26 november 2018
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 14 december 2018
- de akte overlegging bewijsmiddelen van 16 januari 2019 van de curator
- de antwoordakte met overlegging producties van 27 februari 2019 van [gedaagde]
- de antwoordakte van 13 maart 2019 van de curator
- de conclusie na enquête van [gedaagde] van 24 juli 2019
- de antwoordconclusie na enquête van de curator van 4 september 2019
- het pleidooi van 7 september 2020 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde producties van [gedaagde] en de pleitnota’s van [gedaagde] en de curator.
2.De verdere beoordeling
Eerder in deze procedure heeft [gedaagde] het standpunt ingenomen dat haar vermelding als bestuurder van de zwemschool in het handelsregister een vergissing was. Zij stelde dat de notaris een vergissing heeft begaan bij de overdracht van een deel van de aandelen in de zwemschool van [getuige 1] aan haar en [getuige 2] . Per abuis is toen een formulier getekend waarbij zij en [getuige 2] ermee instemden dat zij werden vermeld als bestuurder in het handelsregister. Volgens [gedaagde] bestaat er geen besluit waarmee [getuige 2] en zij worden benoemd tot bestuurder, aldus het standpunt van [gedaagde] eerder in deze procedure.