Op 16 oktober 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven. Eiser had beroep aangetekend tegen een besluit van de Commissie, dat op 2 augustus 2019 was genomen en op 7 augustus 2019 bekend was gemaakt. Eiser diende zijn beroepschrift echter pas op 10 oktober 2019 in, wat te laat was volgens de wettelijke termijn van zes weken. De rechtbank oordeelde dat zij de zaak niet inhoudelijk kon behandelen omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. Eiser stelde dat hij op vakantie in het buitenland was en daardoor niet in staat was om tijdig beroep aan te tekenen. De rechtbank verwierp dit argument, omdat eiser had moeten zorgen voor iemand die zijn post in de gaten hield en hem kon waarschuwen voor belangrijke correspondentie. De rechtbank concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en dat er geen geldige reden was voor de late indiening van het beroep. Eiser kreeg geen gelijk en er werd geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter M.C. Verra, in aanwezigheid van griffier E. Diele.