ECLI:NL:RBMNE:2020:4429

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 oktober 2020
Publicatiedatum
16 oktober 2020
Zaaknummer
UTR 19/4007
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven wegens te late indiening

Op 16 oktober 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven. Eiser had beroep aangetekend tegen een besluit van de Commissie, dat op 2 augustus 2019 was genomen en op 7 augustus 2019 bekend was gemaakt. Eiser diende zijn beroepschrift echter pas op 10 oktober 2019 in, wat te laat was volgens de wettelijke termijn van zes weken. De rechtbank oordeelde dat zij de zaak niet inhoudelijk kon behandelen omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. Eiser stelde dat hij op vakantie in het buitenland was en daardoor niet in staat was om tijdig beroep aan te tekenen. De rechtbank verwierp dit argument, omdat eiser had moeten zorgen voor iemand die zijn post in de gaten hield en hem kon waarschuwen voor belangrijke correspondentie. De rechtbank concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en dat er geen geldige reden was voor de late indiening van het beroep. Eiser kreeg geen gelijk en er werd geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter M.C. Verra, in aanwezigheid van griffier E. Diele.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/4007

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,

en

de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven , verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 2 augustus 2019, dat is verzonden op 7 augustus 2019.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Eiser is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
3. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 7 augustus 2019. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 18 september 2019 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 10 oktober 2019. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. Eiser zegt dat hij in het buitenland op vakantie was en daarom niet in staat was om beroep aan te tekenen. Hij wist niet dat hij al een brief van verweerder had gekregen.
5. Dat is volgens de rechtbank geen geldige reden. Eiser had ervoor moeten zorgen dat iemand op zijn post lette en hem kon waarschuwen dat er belangrijke post was - zoals het besluit van verweerder – en eventueel namens hem kon reageren. Dat eiser dat (kennelijk) niet heeft gedaan is een omstandigheid die voor zijn rekening en risico komt en dit betekent dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
6. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Diele, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.