ECLI:NL:RBMNE:2020:4451

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 oktober 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2020
Zaaknummer
C/16/509383 JL RK 20-702 / C/16/509430 JL RK 20-706
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Familierecht
Zittingsplaats: Lelystad
Zaakgegevens:
C/16/509383 / JL RK 20-702 ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing
C/16/509430 / JL RK 20-706 voorlopige ondertoezichtstelling en (spoed) machtiging uithuisplaatsing
datum uitspraak: 1 oktober 2020
beschikking meervoudige kamer ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing envoorlopige ondertoezichtstelling en spoed machtiging uithuisplaatsing
in de zaak van
Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2003 te [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [voornaam van minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 1] 2003 te [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [voornaam van minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 2] 2004 te [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [voornaam van minderjarige 3] ,
[minderjarige 4], geboren op [geboortedatum 3] 2006 te [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [voornaam van minderjarige 4] ,
[minderjarige 5], geboren op [geboortedatum 4] 2009 te [geboorteplaats 2] , hierna te noemen [voornaam van minderjarige 5] ,
hierna gezamenlijk te noemen de kinderen.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende 1], hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats 1] , bijgestaan door mr. D.G. Nagel,
[belanghebbende 2], hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
[belanghebbende 3] en [belanghebbende 4], hierna te noemen pleegouders [achternaam van belanghebbende 3] , wonende te [woonplaats 2] .
Samen Veilig Midden-Nederland, hierna te noemen SVMN, gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, hierna te noemen LJ&R, gevestigd te [vestigingsplaats 3] .
De rechtbank merkt als informanten aan:
[informant 1] en [informant 2], hierna te noemen pleegouders [achternaam van informant 1] , wonende te [woonplaats 3] .

1.Het procesverloop

1.1.
De kinderrechter heeft op 21 september 2020 een verzoek om een voorlopige ondertoezichtstelling en spoedmachtiging uithuisplaatsing (zaaknummer C/16/509354 / JL RK 20-701) afgewezen. Wel heeft de rechtbank aanleiding gezien om met spoed op 28 september 2020 een behandeling door de meervoudige kamer van het reguliere verzoek strekkende tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing te plannen.
1.2.
De kinderrechter heeft op 22 september 2020 de kinderen voorlopig onder toezicht gesteld voor de duur van drie maanden en met spoed geplaatst in crisispleeggezinnen. Het meer of anders gevraagde heeft de kinderrechter aangehouden.
1.3.
De rechtbank heeft vervolgens kennisgenomen van:
- een regulier verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging uithuishuisplaatsing met bijlagen van de Raad van 22 september 2020, ingekomen bij de griffie op 22 september 2020;
- een faxbericht van mr. D.G. Nagel van 25 september 2020, ingekomen bij de griffie op 28 september 2020;
- een briefrapport van de heer [A] , pastoraal maatschappelijk werker, van 26 september 2020, ingekomen bij de griffie op 26 september 2020;
- een e-mail van [B] , vader van pleegouder [informant 1] , van 28 september 2020, ingekomen bij de griffie op 28 september 2020,
- een brief van [voornaam van minderjarige 5] .
1.4.
Op 29 september 2020 zijn de zaken door de meervoudige kamer van de rechtbank ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarigen [voornaam van minderjarige 1] , [voornaam van minderjarige 2] , [voornaam van minderjarige 3] en [voornaam van minderjarige 4] ,
- de moeder, bijgestaan door mr. F.L. Lischer, waarnemend advocaat voor mr. D.G. Nagel,
- de vader,
- de pleegouders [achternaam van belanghebbende 3] ,
- de pleegouders [achternaam van informant 1] ,
- vertegenwoordigsters van de Raad, mevrouw [C] en mevrouw [D] ,
- vertegenwoordigsters van SVMN, mevrouw [E] en mevrouw [F] ,
- een vertegenwoordigster van LJ&R, mevrouw [G] .

2.De feiten

2.1.
Het gezag over de kinderen wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
De kinderen verblijven sinds 22 september 2020 in verschillende crisispleeggezinnen; [voornaam van minderjarige 1] en [voornaam van minderjarige 2] samen, [voornaam van minderjarige 4] en [voornaam van minderjarige 5] samen en [voornaam van minderjarige 3] alleen. De kinderen verbleven voor deze spoedplaatsingen in twee verschillende netwerkpleeggezinnen. [voornaam van minderjarige 1] , [voornaam van minderjarige 2] , [voornaam van minderjarige 3] en [voornaam van minderjarige 4] verbleven bij pleegouders [achternaam van belanghebbende 3] en [voornaam van minderjarige 5] verbleef bij pleegouders [achternaam van informant 1] . Pleegmoeder [achternaam van informant 1] is een oudere zus van de kinderen.

3.De verzoeken

3.1.
De Raad heeft in het reguliere verzoek de ondertoezichtstelling van SAVE van de kinderen verzocht voor de duur van twaalf maanden. Tevens wordt er een uithuisplaatsing verzocht van de kinderen in crisispleeggezinnen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
3.2.
Uit het verzoek en de verklaring van de Raad ter zitting komt - kort gezegd - het volgende naar voren. De Raad heeft grote zorgen over de ontwikkeling van de kinderen en de emotionele en fysieke beschikbaarheid van ouders. De kinderen hebben in de afgelopen jaren veel ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. Zij werden bij ouders opgevoed in een zeer gesloten gezinssysteem onder de strenge hand van vader. De geloofsovertuiging speelt hierbij ook een grote rol. De kinderen zijn slachtoffer geweest van huiselijk geweld, vernederingen en forse geestelijke en fysieke mishandelingen door vader. Moeder heeft de kinderen daar niet tegen kunnen beschermen. Er is sprake van emotionele verwaarlozing. De gebeurtenissen hebben een grote weerslag op het welzijn van de kinderen en hun verdere ontwikkeling. In 2017 is het gezin geëmigreerd naar Land 1 om zich aan te sluiten bij een gelijkgestemde geloofsgemeenschap. Het verblijf in Land 1 is niet goed verlopen en moeder is met de kinderen teruggekeerd naar Nederland. De kinderen woonden de eerste periode na terugkomst bij moeder, maar zijn geleidelijk in netwerkpleeggezinnen gaan wonen omdat het niet goed ging bij moeder.
3.3.
De Raad heeft grote zorgen over de plekken waar de kinderen verblijven en over de zeer geïsoleerde omgeving waarin de kinderen nu opgroeien. De kinderen komen, mede door de strenge geloofsovertuiging van de pleeggezinnen, onvoldoende toe aan hun eigen algehele ontwikkeling. Zij krijgen onvoldoende vrijheid om een sociaal leven op te bouwen, een eigen mening te vormen en hebben onvoldoende vrijheid in de keuze van het geloof. Er is sprake van een ontwikkelingsachterstand. Ouders kunnen niet langer achter de plekken in de pleeggezinnen staan omdat zij het gevoel hebben dat zij worden buitengesloten. De kinderen willen geen contact met ouders en er wordt vanuit de pleeggezinnen niet gewerkt aan contactherstel. Ouders worden vanuit de pleeggezinnen volledig aan de kant geschoven waardoor contactherstel niet mogelijk is. Het gezag van ouders wordt ondermijnd. Ook is er binnen de familie strijd over de kinderen. De Raad verzoekt, gelet op de bedreigingen in de ontwikkeling, een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden en machtiging uithuisplaatsing in neutrale pleeggezinnen voor de duur van de ondertoezichtstelling. Vanuit de neutrale pleeggezinnen kan er gewerkt worden aan traumaverwerking en contactherstel tussen de ouders en de kinderen. De Raad heeft door de moeizame onderlinge verhoudingen tussen ouders en pleegouders grote twijfels bij de intrinsieke motivatie van de huidige pleegouders om mee te werken aan traumaverwerking en het contactherstel tussen ouders en de kinderen. Een neutrale plek voor de kinderen is daarom nodig. Ook heeft de Raad twijfels bij de echtheid van wat de kinderen aangeven over de contacten met ouders en het verblijf in de pleeggezinnen. De Raad heeft geen zorgen over de eigen kinderen van de pleegouders.
3.4.
De Raad heeft in het mondeling verzoek aan de kinderrechter d.d. 22 september 2020 verzocht om de kinderen voorlopig onder toezicht te stellen van SAVE en de kinderen voor de periode van de ondertoezichtstelling met spoed uit huis te plaatsen in een crisispleeggezin. Ter motivatie heeft de Raad verwezen naar het hiervoor uiteengezette verzoek en daarbij nog aangegeven dat de ouders niet (langer) achter de plaatsing bij de pleegouders staan. Aan de andere kant staan de pleegouders [achternaam van belanghebbende 3] en [achternaam van informant 1] niet achter de spoeduithuisplaatsing, waarbij de pleegouders [achternaam van belanghebbende 3] een blokkaderecht hebben. Dit maakt spoeduithuisplaatsing in neutrale pleeggezinnen noodzakelijk.
4. Het standpunt van belanghebbenden
4.1.
Vader heeft ter zitting ingestemd met een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden. Vader stond aanvankelijk achter de plaatsing van de kinderen in de huidige pleeggezinnen. Het contactherstel met de kinderen wordt echter in de weg gestaan door de pleegouders. Vader heeft daarom gezegd dat hij geen vertrouwen meer heeft in het verblijf van de kinderen in de huidige pleeggezinnen. Als vader de volledige garantie krijgt dat pleegouders gaan meewerken aan contactherstel tussen hem en de kinderen dan kan vader instemmen met een verblijf van de kinderen in de huidige pleeggezinnen.
4.2.
Door en namens moeder is naar voren gebracht dat zij kan instemmen met de verzoeken van de Raad. Het contactherstel van moeder met de kinderen is in de huidige pleeggezinnen niet mogelijk. Moeder is zich ervan bewust dat de basis van de wens van de kinderen om geen contact te willen is gelegd door wat zij hebben meegemaakt tijdens de opvoeding bij ouders in de thuissituatie. De kinderen moeten de ruimte krijgen om het verleden te verwerken en om zich verder te ontwikkelen. Vanuit de huidige pleeggezinnen en de gesloten gemeenschap is dit volgens moeder niet mogelijk. Moeder heeft geen vertrouwen in deze pleeggezinnen. Moeder vindt daarom dat de kinderen op een neutrale plek geplaatst moeten worden. Vanuit daar kan gewerkt worden aan de trauma’s en mogelijk aan contactherstel.
4.3.
Pleegouders [achternaam van belanghebbende 3] hebben ter zitting gevraagd of de rechtbank in het bezit is van het rapport van het Ambulante Crisis Team (ACT). Het ACT heeft vier weken lang intensief meegelopen binnen het gezin. Zij hebben de situatie uitgebreid onderzocht en veel gepraat met alle betrokkenen. De Raad is maar twee uurtjes op bezoek geweest. Het is een schok geweest voor pleegouders dat de Raad de situatie geheel anders ziet dan het ACT. Pleegouders hebben de vier oudste kinderen in moeilijke tijden opgevangen. De kinderen gingen tijdens het verblijf vertellen over wat zij hebben meegemaakt. Pleegouders hebben vooral de kinderen laten praten en de kinderen laten zijn wie zij zijn. Zij hebben alles gedaan om de kinderen te begeleiden en op te voeden. De kinderen hebben het goed bij pleegouders en krijgen liefde en aandacht. De kinderen leven niet geïsoleerd en krijgen voldoende ruimte om zichzelf te ontwikkelen en contacten te leggen. Pleegouders zijn er nooit op tegen geweest om contact te laten plaatsvinden tussen de kinderen en ouders. De kinderen zijn heel duidelijk en willen gewoon geen contact. Pleegouders kunnen de kinderen dit niet verplichten en hebben hierin de adviezen gevolgd van mevrouw *** om geen druk op de kinderen te leggen. Pleegouders verzoeken om de vier oudste kinderen naar hen te laten terug keren. Zij hebben altijd geroepen om hulp en staan open voor alle mogelijke hulpverlening. Er kan hulp ingezet worden voor verwerking van de trauma’s en om te werken aan het contactherstel met ouders.
4.4.
Pleegouders [achternaam van informant 1] hebben [voornaam van minderjarige 5] zo goed als mogelijk opgevangen en haar liefde en aandacht gegeven. Zij verzoeken om [voornaam van minderjarige 5] weer bij hen te plaatsen. Ook bij hen kan hulpverlening ingezet worden. Pleegouders staan open voor alle hulpverlening. Er moet formeel duidelijkheid komen over waar de kinderen gaan wonen. Dit geeft rust voor iedereen.
4.5.
SVMN heeft ter zitting naar voren gebracht dat alle kinderen het goed hebben in de crisispleeggezinnen. Wel hebben de kinderen vragen waarom zij geplaatst zijn in de crisispleeggezinnen. Ze praten weinig over ouders. Uit de stukken en het verzoek blijkt dat contactherstel het belangrijkste argument is voor de uithuisplaatsing. De kinderen hebben een enorm belast verleden en blijven aangeven dat zij de bestaande pleeggezinnen erg belangrijk vinden. Als de kinderen op de neutrale plekken blijven moet er ook aandacht zijn voor het contact met de bestaande pleeggezinnen.
4.6.
LJ&R heeft ter zitting heeft ter zitting naar voren gebracht dat de kinderen in het verleden veel hebben meegemaakt. Dit maakt het lastig om te bepalen wat goed is voor deze zeer beschadigde kinderen. Als je de kinderen nu weghaalt uit de vertrouwde omgeving (de bestaande pleeggezinnen) ontstaat er bij de kinderen mogelijk nog meer rancune tegen de ouders. Er zijn veel plekken waar kinderen geïsoleerd worden opgevoed, dit hoeft niet altijd een probleem te zijn. Het kan aan de andere kant ook zo zijn dat er vanuit een neutrale plek meer rust geboden worden en er rustiger gewerkt kan worden aan het verwerken van het traumatische verleden en het mogelijke contactherstel met ouders.

5.De beoordeling

Ondertoezichtstelling
5.1.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting volgt dat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd en dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Deze bedreiging bestaat met name uit een zeer belast en traumatisch verleden in een gesloten gezinssysteem, waarin sprake was van huiselijk geweld en emotionele verwaarlozing. De relatie met ouders is zeer verstoord. Het vrijwillige kader is onvoldoende toereikend gebleken om deze bedreiging in de ontwikkeling weg te nemen. De rechtbank zal daarom de kinderen onder toezicht stellen van LJ&R voor de duur van twaalf maanden. Ouders en pleegouders hebben zich ter zitting niet verzet tegen deze maatregel en stemmen in met een ondertoezichtstelling. De rechtbank kiest ervoor – zoals ook ter zitting reeds ter sprake is gebracht - om LJ&R als gecertificeerde instelling aan te wijzen, omdat laatstgenoemde vanuit haar doelstelling beter aansluit bij het systeem.
Uithuisplaatsing
5.2.
Alle partijen zijn het erover eens dat de kinderen op dit moment niet bij (één van de) ouders kunnen wonen. De vraag die voorligt is waar de kinderen het beste kunnen wonen; bij de pleeggezinnen, waar zij tot nu toe gewoond hebben (verder te noemen: de pleeggezinnen) of in neutrale pleeggezinnen? De rechtbank overweegt als volgt.
5.3.
De kinderen hebben in de afgelopen jaren ontzettend veel meegemaakt. In de thuissituatie was sprake van ernstige geestelijke en fysieke mishandeling en emotionele verwaarlozing. De kinderen hebben van hun ouders weinig tot geen liefde of affectie ervaren. Zo benoemen zij dat zij zich geen enkel compliment of knuffel kunnen herinneren. Het spreekt voor zich dat de kinderen hierdoor ernstig beschadigd zijn geraakt.
5.4.
De kinderen hebben allen tegenover de Raad en ter zitting uitgesproken dat zij zich fijn voelen bij hun pleegouders, dat de sfeer er goed is en dat het warme gezinnen zijn waar ze zich kunnen uitspreken over wat hen bezig houdt. Het vanwege de geloofsovertuiging wellicht geïsoleerde karakter stoort de kinderen niet. Dat waren ze immers van huis uit gewend. Over ouders melden zij eigenlijk niets positiefs; zij willen voorlopig geen contact met hen en willen graag opgroeien in de pleeggezinnen.
5.5.
In het verzoek stelt de Raad dat het in het belang van de kinderen is om op te groeien op een neutrale plek, zonder inmenging van de familie, en niet te worden geïsoleerd in een kleine gemeenschap. Ter zitting heeft de Raad benadrukt dat sprake is van een beperkt opvoedklimaat.
5.6.
De rechtbank stelt vast dat de kinderen in de pleeggezinnen vanuit een strikte religieuze opvatting anders worden opgevoed dan veel andere kinderen in Nederland. Dit was toen zij bij ouders leefden niet anders. Ouders lijken ook niet zo zeer moeite te hebben met deze wijze van opvoeden, maar meer met het feit dat de kinderen, naar hun idee, tegen hen als ouders worden opgezet. Weliswaar stelt moeder dat zij er nu anders over denkt en dat zij de kinderen meer in de maatschappij wil laten opgroeien maar zij heeft dit, toen de kinderen nog bij haar woonden na terugkeer uit Land 1, niet in de praktijk gebracht.
5.7.
De rechtbank stelt voorop dat in Nederland de vrijheid van godsdienst geldt en dat ouders een behoorlijke mate van vrijheid hebben om hun kinderen overeenkomstig hun religieuze opvattingen op te voeden. Het is niet aan de Raad, de rechtbank of welke (overheids-)instantie dan ook om daar eigen opvattingen voor in de plaats te stellen. De rechtbank is niet bekend met uitspraken waarin een uithuisplaatsing is uitgesproken louter en alleen op grond van een dergelijke wijze van opvoeden. De Raad heeft hier ook niet naar verwezen. Een uithuisplaatsing enkel op deze grond zou een principiële beslissing zijn en zou een grote precedentwerking kunnen hebben. De Raad heeft geen gewag gemaakt van kindeigen problemen. De Raad heeft ter zitting erkend dat er in Nederland wel meer kinderen zijn die in een geïsoleerde gemeenschap leven en heeft gesteld dat alleen dat punt ook geen reden zou zijn voor een uithuisplaatsing. Dit wordt versterkt door het standpunt van de Raad dat er geen zorgen zijn over de eigen kinderen van de pleegouders, die in dezelfde situatie opgroeien.
5.8.
Ter zitting lijkt de nadruk door de Raad te worden verschoven naar het gegeven dat ouders en pleegouders niet door één deur kunnen en dat contactherstel tussen ouders en kinderen lastig zal zijn zolang de kinderen in de pleeggezinnen verblijven. In het Raadsrapport wordt gesuggereerd dat de kinderen worden gemanipuleerd en geïndoctrineerd door de pleeggezinnen om ouders buiten te sluiten. De Raad heeft dit standpunt niet onderbouwd. Datzelfde geldt voor de stelling van mevrouw ***, ambulant hulpverlener van *** (blz. 28 raadsrapport) dat de pleegouders niet actief meewerken aan contactherstel tussen ouders en kinderen.
5.9.
Mevrouw *** vindt het bijzonder dat er vanuit de kinderen geen enkele emotionele verbondenheid lijkt te zijn met zowel vader als moeder. Zij kunnen geen positieve momenten aangeven. Haar gevoel zegt dat dit niet klopt. De rechtbank krijgt de indruk dat hier gesuggereerd wordt dat de pleegouders hier de hand in hebben. Pleegvader [achternaam van belanghebbende 3] heeft ter zitting aangegeven dat de kinderen heel veel hebben meegemaakt en zich daarover langzaamaan zijn gaan uiten. Pleegouders staan open voor contactherstel, maar dan moeten de kinderen daar wel aan toe zijn. Mevrouw *** zou ook hebben aangeraden geen dwang of druk op de kinderen uit te oefenen. Pleegouders willen graag hulp op dit punt.
5.10.
De rechtbank heeft uit wat de kinderen tegen de raadsmedewerker hebben gezegd en wat zij ter zitting naar voren hebben gebracht niet de indruk gekregen dat zij een ingestudeerd verhaal vertellen. De rechtbank vindt het verhaal van de kinderen authentiek en vindt het ook niet verwonderlijk dat de kinderen op grond van alles wat zij hebben meegemaakt gedurende hun in wezen totaal liefdeloze jeugd tot een dergelijk standpunt komen. Dat is vervelend voor ouders om te moeten horen, maar wel het gevolg van hun eigen handelen. De rechtbank ziet het belang van ouders, maar vindt dit absoluut onvoldoende reden om deze beschadigde kinderen nu uit hun vertrouwde omgeving te halen. Door een uithuisplaatsing worden in feite alle banden met het verleden afgesneden. Hier komt bij dat de kinderen in de neutrale pleeggezinnen worden ondergebracht met hooguit één broer of zus en in het geval van [voornaam van minderjarige 3] zelfs helemaal alleen. De rechtbank gunt de kinderen wat zij bij hun ouders niet kregen: een liefdevol en warm gezin. Dit lijken zij gevonden te hebben bij de pleegouders. Tot slot acht de rechtbank van belang dat het ACT, dat betrokken is geweest, heeft geadviseerd de kinderen uit huis te plaatsen bij de pleeggezinnen. Helaas heeft de Raad het rapport van het ACT niet bij het raadsrapport gevoegd en geen uit het raadsrapport blijkend contact met ACT gehad.
5.11.
Op grond van al het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de argumenten van de Raad, in onderlinge samenhang bezien, geen uithuisplaatsing in neutrale pleeggezinnen rechtvaardigen.
5.12.
De rechtbank spreekt de hoop uit dat de GI voortvarend te werk zal gaan en benodigde hulp zal inzetten. De rechtbank vertrouwt erop dat de pleegouders hun belofte om mee te werken zullen nakomen.
5.13.
Het moet de rechtbank nog van het hart dat zij het zeer spijtig vindt dat, toen ter zitting de mogelijkheid van mediation aan de orde kwam, alle betrokken partijen daaraan mee wilden werken, maar moeder niet. Moeder dient te beseffen dat mediation zou kunnen bijdragen aan het herstel van de familiebanden en daarmee wellicht aan contactherstel tussen de ouders en de kinderen. De rechtbank staat contactherstel voor, maar wel onder deskundige begeleiding als de tijd daar rijp voor is en wellicht in combinatie met, of na een behandeling gericht op, traumaverwerking.
5.14.
Nu de rechtbank van oordeel is dat de kinderen terug kunnen keren naar de bestaande pleeggezinnen is een machtiging uithuisplaatsing formeel (artikel 1:265a BW) gezien noodzakelijk. De rechtbank zal een machtiging uithuisplaatsing verlenen voor de duur van zes maanden voor [voornaam van minderjarige 1] , [voornaam van minderjarige 2] , [voornaam van minderjarige 3] en [voornaam van minderjarige 4] in het pleeggezin [achternaam van belanghebbende 3] en voor [voornaam van minderjarige 5] in het pleeggezin [achternaam van informant 1] . Deze machtiging uithuisplaatsingen zijn noodzakelijk in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW. Met deze machtiging uithuisplaatsing komt de eerder gegeven machtiging uithuisplaatsing van de beschikking van 22 september 2020 te vervallen. De rechtbank zal het aangehouden deel van de (spoed) machtiging uithuisplaatsing zoals genoemd in de beschikking van 22 september 2020 afwijzen. Ook zal de rechtbank het overige deel van het verzoek van de reguliere machtiging uithuisplaatsing van de Raad afwijzen.
5.15.
De rechtbank zal deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
stelt [voornaam van minderjarige 1] , [voornaam van minderjarige 2] , [voornaam van minderjarige 3] , [voornaam van minderjarige 4] en [voornaam van minderjarige 5] onder toezicht van Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, met ingang van 1 oktober 2020 tot 1 oktober 2021;
6.2.
verleent machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige 1] , [voornaam van minderjarige 2] , [voornaam van minderjarige 3] en [voornaam van minderjarige 4] in het pleeggezin [achternaam van belanghebbende 3] voor de duur van zes maanden;
6.3.
verleent machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige 5] in het pleeggezin [achternaam van informant 1] voor de duur van zes maanden;
6.4.
wijst het aangehouden deel van het verzoek van de machtiging uithuisplaatsing van de beschikking van 22 september 2020 af;
6.5.
wijst het overige deel van het verzoek van de reguliere machtiging uithuisplaatsing af;
6.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.A ter Meer-Siebers voorzitter, mrs. P.K. Nihot, en K.G. van de Streek rechters, tevens allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op