Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[vergunninghouder 1]en
[vergunninghouder 2], vergunninghouders.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft eiseres, woonachtig aan [adres 1] in [woonplaats], beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, die op 30 december 2019 een omgevingsvergunning heeft verleend aan vergunninghouders voor het vergroten van de achterzijde van hun pand tot een hoogte van 6 meter. Eiseres vreest dat deze bouwactiviteit haar achtertuin zal ontnemen van zonlicht. Na het indienen van bezwaar door eiseres, heeft verweerder dit bezwaar ongegrond verklaard, waarna eiseres in beroep is gegaan.
De rechtbank heeft de zaak op 2 oktober 2020 behandeld. Eiseres was aanwezig, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De vergunninghouders waren ook aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de omgevingsvergunning is verleend op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), waarbij de toetsingsgronden limitatief zijn. Dit betekent dat de vergunning alleen geweigerd kan worden als deze in strijd is met het Bouwbesluit, de bouwverordening, het bestemmingsplan of de redelijke eisen van welstand.
Eiseres heeft betoogd dat er geen bestaande bovenwoning in het pand is en dat haar belang bij zonlicht in de achtertuin meegewogen had moeten worden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met de toetsingsgronden en dat verweerder de vergunning terecht heeft verleend. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep van eiseres ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 16 oktober 2020.