ECLI:NL:RBMNE:2020:464

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 februari 2020
Publicatiedatum
11 februari 2020
Zaaknummer
16/260154-19 (P) en 16/652615-18 (tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 19-jarige man voor drugshandel en witwassen

Op 11 februari 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een 19-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, wegens drugshandel en witwassen. De man had in de periode van augustus tot en met oktober 2019 in Amersfoort harddrugs verhandeld en had daarbij bolletjes heroïne en cocaïne in zijn slaapkamer opgeslagen. De politie vond ook een aanzienlijk bedrag aan contant geld en dure merkkleding in zijn woning. De verdachte had eerder al een jeugddetentie van 7 maanden ondergaan voor soortgelijke feiten, maar ging na zijn vrijlating opnieuw de fout in. De rechtbank nam dit recidiverende gedrag zwaar mee in de strafmaat. De man had bekend dat hij met de drugshandel geld had verdiend, maar kon geen geloofwaardige verklaring geven voor de herkomst van het geld en de merkkleding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet had aangetoond dat de goederen legaal waren verkregen, en legde hem naast de gevangenisstraf ook een meldplicht bij de reclassering op voor begeleiding. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van drugshandel op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/260154-19 (P) en 16/652615-18 (tul)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 februari 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2001] te Curaçao (Nederlandse Antillen),
gedetineerd te PI Nieuwegein – HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 januari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. B. Nitrauw, en van hetgeen verdachte en mr. P. van der Geest, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1in de periode van 4 juni 2019 tot en met 30 oktober 2019 te Amersfoort in vereniging heeft gehandeld in cocaïne en heroïne dan wel deze middelen opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 2op 30 oktober 2019 te Amersfoort een hoeveelheid cocaïne en/of heroïne aanwezig heeft gehad;
feit 3A. in de periode van 4 juni 2019 tot en met 30 oktober 2019 te Amersfoort een hoeveelheid merkkleding heeft witgewassen;
B. in de periode van 4 juni 2019 tot en met 30 oktober 2019 te Amersfoort een geldbedrag van € 3.620,00 eenvoudig heeft witgewassen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en verwijst daartoe naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat hiervoor voldoende bewijs is voor de pleegperiode van 11 augustus 2019 tot en met 30 oktober 2019. Wat betreft de periode van 4 juni 2019 tot en met 10 augustus 2019 dient vrijspraak te volgen wegens gebrek aan bewijs en het gegeven dat verdachte van 19 juni 2019 tot en met 25 juni 2019 en 13 juli 2019 tot en met 9 augustus 2019 in het buitenland is geweest. Nu verdachte op 9 augustus 2019 met de auto Marokko heeft verlaten, is 11 augustus 2019 een reële startdatum van de pleegperiode. Wat betreft het onder 2. ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit voor het witwassen van de merkkleding en voor een bedrag van € 2.800,-. Wat betreft het resterende bedrag (€ 820,-) heeft verdachte ter zitting verklaard dat dit zijn winst van drugshandel is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
Partiele vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 4 juni 2019 tot en met 10 augustus 2019 in harddrugs heeft gehandeld en zal verdachte daarvan vrijspreken. Met betrekking tot de periode 4 tot en met 6 juni 2019 bevinden zich in het dossier enkel aanwijzingen, maar geen bewijs, dat verdachte toen een dealertelefoon gebruikte. Er zou namelijk een telefoon zijn weggegooid, met daarin contacten van harddrugsgebruikers en een sms naar ene [bijnaam] , terwijl verdachtes bijnaam [bijnaam] is en hij ergens in de buurt van de telefoon, rondrijdend op een scooter, zou zijn gezien. Deze omstandigheden zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te bewijzen dat verdachte de gebruiker van deze telefoon was. Wat betreft de periode van 6 juni 2019 tot en met 10 augustus 2019 zijn er geen gegevens bekend over een eventuele dealertelefoon die verdachte zou hebben gebruikt. Bovendien blijkt uit stempels in het paspoort van verdachte dat hij in de periode van 19 juni 2019 tot en met 25 juni 2019 en van 13 juli 2019 tot en met 9 augustus 2019 in het buitenland verbleef. Op 11 augustus 2019 wordt ten slotte een nummer in gebruik genomen dat aan verdachte te linken valt en waarvan blijkt dat sprake is van de handel in harddrugs, zoals hieronder is opgenomen.
De rechtbank zal verdachte eveneens vrijspreken van het bestanddeel medeplegen. Hoewel uit het dossier blijkt dat een ander dan verdachte betrokken was bij de verkoop van drugs in het kader van de pseudokopen van 23/24 en 30 oktober 2019, blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende van medeplegen van handel over de bewezen verklaarde periode.
Bewijsmiddelen
Verdachte heeft het onder 1. ten laste gelegde feit bekend voor de periode van 11 augustus 2019 tot en met 30 oktober 2019. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit in genoemde periode bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de aanloop naar de pseudokoop van 30 oktober 2019, doorgenummerde pagina 50 e.v.;
  • een proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de pseudokoop van 30 oktober 2019, doorgenummerde pagina 64 e.v.;
  • een rapport van het NFI van 1 november 2019, waaruit blijkt dat het inbeslaggenomen poeder cocaïne bevat, doorgenummerde pagina 73, zijnde een geschrift;
  • een proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de verklaring van [getuige 1] dat hij al 3 maanden bij de dealer met één oog drugs kocht, doorgenummerde pagina 225 e.v.;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 januari 2020.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
Bewijsmiddelen
Verdachte heeft het onder 2. ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een rapport van het NFI van 31 oktober 2019, waaruit blijkt dat de inbeslaggenomen bolletjes, poeders en/of brokjes cocaïne of heroïne bevatten, doorgenummerde pagina 341 e.v.;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 januari 2020.
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde
Bewijsmiddelen
Op 30 oktober 2019 trad de politie binnen in de woning aan de [adres] te [woonplaats] , alwaar [verdachte] woonachtig was. [2]
In de woning werden goederen in beslag genomen:
Kamer 1
  • een jas;
  • in de jaszak zat een bedrag van € 100,-;
Kamer 2
In een lade van de kast:
  • een bedrag van € 1.305,-;
  • een bedrag van € 1.395,-;
Kamer 4
In een tasje van Louis Vuitton:
- een bedrag van € 820,-;
Verder werd in deze slaapkamer op diverse plekken merkkleding aangetroffen, namelijk:
  • 11 T-shirts (Dsquared2 en Moncler);
  • 6 spijkerbroeken (Dsquared2 en Philip Pleinn);
  • 3 paar schoenen (Fendi, Louis Vuitton en Louboutin);
  • 1 trainingsjasje (Armani);
  • 1 longsleeve shirt (Dsquared2);
  • 3 korte broeken (Dsquared2, Stone Island en Moncler).
Broertje [getuige 2] en moeder [getuige 3] , medebewoners van de woning, hebben verklaard dat er geen geld, drugs of wapens in de woning aanwezig waren. Halverwege de zoeking werden in de slaapkamer van moeder verschillende geldbedragen aangetroffen, waaronder één bedrag in een bruine beurs. Gevraagd naar het geld in haar slaapkamer gaf moeder aan dat het geld in de bruine beurs van haar en haar dochter was. Zij verklaarde niets over het andere geld. [3] Toen de officier van justitie aan haar vroeg of er nog meer geld op haar slaapkamer lag, antwoordde zij: ‘ik denk het niet’. [4]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de € 100,- in de jaszak en de € 820,- van hem waren. Dit is opbrengst van zijn drugshandel. De aangetroffen merkkleding is van hem, zijn broertje en/of zijn zusje. [5]
De inbeslaggenomen merkkleding heeft een waarde van € 792,-.
Er zijn bij de Belastingdienst geen gegevens bekend over een netto loon uit inkomen bij verdachte. [6]
Ten aanzien van het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht op basis van de hierboven opgesomde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 11 augustus 2019 tot en met 30 oktober 2019 in harddrugs heeft gehandeld en dat hij daartoe op 30 oktober 2019 een bepaalde hoeveelheid cocaïne en heroïne bij zich had en in zijn slaapkamer had liggen. De onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten worden daarom bewezen verklaard, met dien verstande dat onder 1. wordt uitgegaan van de periode van 11 augustus 2019 tot en met 30 oktober 2019.
Wat betreft het onder 3. ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt. In geval van een verdenking van witwassen dient te worden vastgesteld of de relevante goederen en/of geldbedragen afkomstig zijn uit enig (eigen) misdrijf. Verdachte heeft bekend dat de in zijn slaapkamer aangetroffen € 820,- (zijnde opbrengst uit de handel in verdovende middelen) en harddrugs van hem waren. Ook is in een jas een geldbedrag van € 100,- aangetroffen, waarvan verdachte heeft verklaard dat dit van hem was en dat dit de opbrengst uit de handel in drugs betrof. Voor deze goederen en geldbedragen bestaat dan ook geen discussie over de criminele herkomst ervan.
Dat ligt anders voor de merkkleding die is aangetroffen op de slaapkamer van verdachte en voor het geld dat elders in de woning is aangetroffen. De moeder van verdachte heeft maar over één bedrag verklaard dat dit van haar en haar dochter is. Over de herkomst van de rest van het geld heeft zij niet verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de door het Openbaar Ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het geld en de merkkleding uit enig misdrijf afkomstig zijn, gelet op de door verdachte bekende handel in verdovende middelen, de in de woning aangetroffen grote geldbedragen, de hoeveelheid merkkleding aangetroffen in de slaapkamer van verdachte en het gegeven dat met betrekking tot verdachte geen gegevens van een legaal inkomen bekend zijn bij de Belastingdienst. Onder deze omstandigheden mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld en de merkkleding, welke verklaring concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de aangetroffen merkkleding van hem, zijn broertje en/of zijn zusje is. Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw ter onderbouwing van deze stelling aan haar pleitaantekeningen afschrijvingen van de rekening van verdachtes zusje gevoegd. Op deze afschrijvingen is te zien dat er iets is gekocht bij winkels zoals [winkel 1] , [winkel 2] en [winkel 3] . Wat daar precies is gekocht, is onduidelijk en niet herleidbaar tot de inbeslaggenomen merkkleding op de kamer van verdachte. Over de overige in de woning aangetroffen geldbedragen heeft verdachte enkel verklaard dat deze niet van hem zijn.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, met het enkel stellen dat de merkkleding van hem, zijn broertje en/of zijn zusje kan zijn geweest en het noemen dat de geldbedragen niet van hem zijn, zijn verklaring onvoldoende heeft onderbouwd. Verdachtes verklaring is op deze wijze te weinig concreet en niet of nauwelijks verifieerbaar. Het had op zijn weg gelegen om deze stellingname met specifiekere informatie te onderbouwen.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 3. ten laste gelegde handelingen heeft begaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
in de periode van 11 augustus 2019 tot en met 30 oktober 2019 te Amersfoort meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en heroïne, zijnde cocaïne en heroïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegdeop 30 oktober 2019 te Amersfoort opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 13 bolletjes (2 gram) van een materiaal bevattende heroïne en
- 82 bolletjes (11,49 gram) van een materiaal bevattende cocaïne en
- een boterhamzakje met daarin 46 gram van een materiaal bevattende heroïne en
- twee boterhamzakjes met daarin 13,07 en 78 gram van een materiaal bevattende cocaïne,
middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde
A.
in de periode van 11 augustus 2019 tot en met 30 oktober 2019 te Amersfoort een hoeveelheid merkkleding voorhanden heeft gehad en daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
B.
in de periode van 11 augustus 2019 tot en met 30 oktober 2019 te Amersfoort een geldbedrag van € 3.620,00, heeft verworven en voorhanden gehad, dat onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3A. witwassen;
B. eenvoudig witwassen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 120 dagen en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met daarbij bijzondere voorwaarden passend is. Wat betreft de invulling van deze bijzondere voorwaarden heeft de raadsvrouw verzocht Reclassering Nederland te benoemen als toezichthouder, maar het toezicht feitelijk te laten uitvoeren door het Jeugd Interventieteam Amersfoort, van welk team verdachte nu al, in het vrijwillige kader, hulp krijgt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna 3 maanden schuldig gemaakt aan de handel in harddrugs en het witwassen van de opbrengst daaruit. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs een bedreiging vormen voor de volksgezondheid en het gebruik ervan bezwarend is voor de samenleving, onder andere vanwege de criminaliteit die het gebruik van verdovende middelen veelal met zich brengt en het overlast gevende gedrag waaraan verslaafden zich veelal schuldig maken. De handel in deze verdovende middelen houdt dit mede in stand en vormt dus een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Van belang is tevens dat behaalde drugswinsten leiden tot ontwrichting van bestaande economische, sociale en bestuurlijke structuren. De verkoop van verdovende middelen moet naar het oordeel van de rechtbank als ernstig strafbaar en verwerpelijk worden beschouwd. Gelet op het voorgaande is een gevangenisstraf van langere duur vanuit het oogpunt van vergelding en normhandhaving op zijn plaats. Verdachte heeft met zijn handelen hieraan een kwalijke bijdrage geleverd. De rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat hij al weer snel na een detentie voor handel in harddrugs, opnieuw harddrugs is gaan verkopen. Dit, naar eigen zeggen, omdat hij nog een schuld moest afbetalen en de handel in harddrugs hem het snelst geld leek op te leveren. Verdachte heeft kennelijk niet geleerd van zijn periode in jeugddetentie.
Persoon van verdachte
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 januari 2020 blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, namelijk op 22 februari 2019 tot een jeugddetentie van 7 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Over verdachte is door Reclassering Nederland op 21 januari 2020 gerapporteerd. Uit dit rapport blijkt dat de reclassering van mening is dat financiële motivatie, het ontbreken van een zinvolle dagbesteding en het ontbreken van zicht op een zinvol toekomstperspectief hebben bijgedragen aan het plegen van het tenlastegelegde. Een steunend netwerk ontbreekt. Zodoende is de motivatie van verdachte om zelfstandig zijn leven op orde te krijgen onvoldoende om weerstand te bieden aan criminele activiteiten. Structurele begeleiding en toezicht worden van belang geacht om de vaardigheden van verdachte om zelfstandig de juiste keuzes te kunnen maken te vergroten. Geadviseerd wordt daarom verdachte een meldplicht bij de reclassering, een locatiegebod met elektronisch toezicht, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en de verplichting te beschikken over een zinvolle dagbesteding op te leggen als bijzondere voorwaarden.
Strafoplegging
De rechtbank heeft gelet op de LOVS-oriëntatiepunten. Voor dealen gedurende een periode van 1 tot 3 maanden wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden voorgesteld. De hierboven genoemde omstandigheden werken echter strafverzwarend en de rechtbank acht zodoende een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Daarvan dient de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten te worden afgetrokken overeenkomstig de bepaling van artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank acht een fors voorwaardelijk deel op zijn plaats nu verdachte in zijn proeftijd opnieuw een strafbaar feit heeft begaan. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard niet te willen meewerken aan verplicht reclasseringscontact. Hij wil alleen samenwerken met een medewerker van het Jeugd Interventieteam Amersfoort. De rechtbank zal desondanks als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact opleggen. Het is niet aan de verdachte hierin een keuze te maken. Gelet op zijn jeugdige leeftijd, zijn gebrek aan zinvolle dagbesteding en opleiding , in combinatie met zijn strafblad acht de rechtbank het ter voorkoming van recidive en ter bescherming van de samenleving noodzakelijk dat de reclassering verdachte ondersteunt en toezicht op hem houdt. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering opleggen. De rechtbank ziet geen aanleiding deze voorwaarden te laten uitvoeren door het Jeugd Interventieteam Amersfoort. Als verdachte ondersteuning van dit team wenst, staat hem dit vrij in een vrijwillig kader, zoals dit nu ook al het geval is.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het beslag af te handelen conform de aan dit vonnis gehechte bijlage II.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de merkkleding, een geldbedrag van
€ 2.800,- (€ 3.620,- minus de door verdachte bekende € 820,-) en de scooter van zus retour dienen te gaan. Wat betreft de overige goederen op de door de officier van justitie overgelegde bijlage, heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat dit kan worden afgehandeld conform de vordering van de officier van justitie.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan de rechthebbende(n)
De rechtbank zal teruggave gelasten van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- doosje van iPhone Xs 256GB;
- factuur van Louis Vuitton € 450,-;
- bonnetje muntenstortautomaat € 173,03;
- Piaggo Vespa Sprint;
aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van deze voorwerpen kan worden aangemerkt.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- jas van het merk Parajumpers;
- twee briefjes van € 50,- aangetroffen in de jas van het merk Parajumpers;
- wit papieren zakje met bankbiljetten ter waarde van € 1.395,-;
- losse biljetten ter waarde van € 1.305,-;
- wit shirt met print van dier met wit hoedje;
- T-shirt met BECOOL in blauwe letters;
- zwart T-shirt met logo met berg en 1996;
- T-shirt Dsquared 2 zwart met rood opschrift met tekst DSQUARED2;
- wit T-shirt met zwart en geel opschrift/opdruk;
- T-shirt zwart van Dsquared2 met rood en witte opdruk;
- T-shirt Dsquared2 zwart opschrift OP WESTERN
- T-shirt van Dsquared2 zwart met opschrift ICON;
- blauw T-shirt van het merk Dsquared2 en rood maple leaf op linker borst;
- T-shirt Dsquared2 wit met rode opdruk Dsquared2;
- T-shirt Moncler zwart witte opdruk Moncler;
- Armani trainingspak zwart met Armani opdruk;
- korte broek van het merk Dsquared2 zwart met opdruk Dsquared 2;
- korte broek van het merk Stone Island groen van kleur;
- korte broek van het merk Moncler zwart van kleur;
- trui van het merk Dsquared2 grijs van kleur met opdruk op de borst;
- spijkerbroek van het merk Dsquared2 lichtgrijs van kleur;
- spijkerbroek van het merk Dsquared2 donkergrijs van kleur met zilveren ketting aan rechter zijkant;
- spijkerbroek van het merk Dsquared2 maat 16 jaar;
- spijkerbroek van het merk Dsquared2 maat 48 gekleurd label achterop kleur blauw;
- spijkerbroek van het merk Dsquared2 blauw van kleur, afbeelding zwarte panter rechter broekzak;
- blauwe spijkerbroek van het merk Philipp Plein;
- paar schoenen van het merk Fendi zwart met geel en spijkers op de hiel maat 8;
- paar schoenen van het merk Louis Vuitton maat 7 zwart grijs geruit categorie: anders;
- paar schoenen van het merk Louboutin grijs zwart maat 42;
- boterhamzakje met 13,07 gram cocaïne;
- boterhamzakje met 78 gram cocaïne;
- boterhamzakje met 46 gram cocaïne;
- aangetroffen in Louis Vuitton tasje boven op kast in de slaapkamer [verdachte] € 820;
- weegschaaltje aangetroffen in garderobekast slaapkamer [verdachte] ;
- 3 x € 50,-
- pet van het merk Gucci beige van kleur met rode slang;
- Rolex Datejust goudkleurig met diamantjes in de ring rond glas;
- zwarte Nokia RM-1037 Imei [Imei-nummer] ;
- zwarte Nokia RM-1037 dealertelefoon * [telefoonnummer] ;
- witte iPhone x Max;
- 13 bolletjes bruine heroïne;
- donkerblauwe jas met capuchon van het merk Parajumpers maat s;
- 82 bolletjes wit cocaïne;
- € 9,90 aan kleingeld;
verbeurd verklaren.
Deze voorwerpen zijn geheel of grotendeels door middel van of uit baten van het strafbare feit verkregen of met behulp van deze voorwerpen is het onder bewezen verklaard feit begaan.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten: notitieboekje met aantekeningen over vluchtauto, Glock etc. onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Het voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten aangetroffen. Dit voorwerp kan bovendien dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, dan wel tot belemmering van de opsporing daarvan.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 22 februari 2019 (parketnummer 16/652615-18
)is verdachte een jeugddetentie voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden. De rechtbank ziet gelet op de ernst van de feiten en de recidive gedurende de proeftijd geen aanleiding om deze vordering af te wijzen dan wel de proeftijd te verlengen.
De rechtbank adviseert het Openbaar Ministerie genoemde jeugddetentie in een penitentiaire inrichting ten uitvoer te leggen. Dit nu verdachte in het kader van de bij dit vonnis opgelegde vrijheidsbenemende straf ook in een penitentiaire inrichting zal verblijven.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 57, 420bis, 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6. is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 4 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* gedurende de dag aanwezig zal zijn op de navolgende locatie: Nieuwstraat 27A, 3811 JX te Amersfoort, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Daarbij heeft verdachte een aaneengesloten blok van 12 dan wel 15 uren ter invulling van zijn activiteiten (sport, hobby’s, school, werk en/of behandeling), zoals dit met de reclassering wordt besproken;
* dit locatiegebod zal worden gecontroleerd door middel van elektronische controle. Verdachte dient mee te werken aan het aansluiten daarvan;
* zal deelnemen aan een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens de instelling aan verdachte zullen worden gegeven zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* dient mee te werken aan het vinden en behouden van een zinvolle (legale) dagbesteding, zoals school, werk of vrijwilligerswerk;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende voorwerpen:
- doosje van iPhone Xs 256GB;
- factuur van Louis Vuitton € 450,-;
- bonnetje muntenstortautomaat € 173,03;
- Piaggo Vespa Sprint.
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
- jas van het merk Parajumpers;
- twee briefjes van € 50,- aangetroffen in de jas van het merk Parajumpers;
- wit papieren zakje met bankbiljetten ter waarde van € 1.395,-;
- losse biljetten ter waarde van € 1.305,-;
- wit shirt met print van dier met wit hoedje;
- T-shirt met BECOOL in blauwe letters;
- zwart T-shirt met logo met berg en 1996;
- T-shirt Dsquared 2 zwart met rood opschrift met tekst DSQUARED2;
- wit T-shirt met zwart en geel opschrift/opdruk;
- T-shirt zwart van Dsquared2 met rood en witte opdruk;
- T-shirt Dsquared2 zwart opschrift OP WESTERN
- T-shirt van Dsquared2 zwart met opschrift ICON;
- blauw T-shirt van het merk Dsquared2 en rood maple leaf op linker borst;
- T-shirt Dsquared2 wit met rode opdruk Dsquared2;
- T-shirt Moncler zwart witte opdruk Moncler;
- Armani trainingspak zwart met Armani opdruk;
- korte broek van het merk Dsquared2 zwart met opdruk Dsquared 2;
- korte broek van het merk Stone Island groen van kleur;
- korte broek van het merk Moncler zwart van kleur;
- trui van het merk Dsquared2 grijs van kleur met opdruk op de borst;
- spijkerbroek van het merk Dsquared2 lichtgrijs van kleur;
- spijkerbroek van het merk Dsquared2 donkergrijs van kleur met zilveren ketting aan rechter zijkant;
- spijkerbroek van het merk Dsquared2 maat 16 jaar;
- spijkerbroek van het merk Dsquared2 maat 48 gekleurd label achterop kleur blauw;
- spijkerbroek van het merk Dsquared2 blauw van kleur, afbeelding zwarte panter rechter broekzak;
- blauwe spijkerbroek van het merk Philipp Plein;
- paar schoenen van het merk Fendi zwart met geel en spijkers op de hiel maat 8;
- paar schoenen van het merk Louis Vuitton maat 7 zwart grijs geruit categorie: anders;
- paar schoenen van het merk Louboutin grijs zwart maat 42;
- boterhamzakje met 13,07 gram cocaïne;
- boterhamzakje met 78 gram cocaïne;
- boterhamzakje met 46 gram cocaïne;
- aangetroffen in Louis Vuitton tasje boven op kast in de slaapkamer [verdachte] € 820;
- weegschaaltje aangetroffen in garderobekast slaapkamer [verdachte] ;
- 3 x € 50,-
- pet van het merk Gucci beige van kleur met rode slang;
- Rolex Datejust goudkleurig met diamantjes in de ring rond glas;
- zwarte Nokia RM-1037 Imei [Imei-nummer] ;
- zwarte Nokia RM-1037 dealertelefoon * [telefoonnummer] ;
- witte iPhone x Max;
- 13 bolletjes bruine heroïne;
- donkerblauwe jas met capuchon van het merk Parajumpers maat s;
- 82 bolletjes wit cocaïne;
- € 9,90 aan kleingeld.
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
- notitieboekje met aantekeningen over vluchtauto, Glock etc.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/652615-18
- wijst de vordering toe;
- gelast dat de voorwaardelijke jeugddetentie van 2 maanden, die bij vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 22 februari 2019 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/652615-18, ten uitvoer zal worden gelegd indien in de zaak met parketnummer 16/260154-19 sprake is van een onherroepelijke veroordeling;
- adviseert dat deze jeugddetentie in een penitentiaire inrichting ten uitvoer zal worden gelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van Rijssen, voorzitter, mrs. Y.M. Vanwersch en
I.L. Gerrits, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Kruijswijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 februari 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 4 juni 2019 tot en met 30 oktober 2019 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 30 oktober 2019 te Amersfoort opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 13 bolletjes (2 gram) van een materiaal bevattende heroïne en/of
- 82 bolletjes (11,49 gram) van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- een boterhamzakje met daarin 46 gram van een materiaal bevattende heroïne en/of
- twee boterhamzakjes met daarin 13,07 en 78 gram van een materiaal bevattende cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en cocaïne, middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet)
3.
A.
hij in of omstreeks de periode van 4 juni 2019 tot en met 30 oktober 2019 te Amersfoort, althans in Nederland, een of meer voorwerp(en), te weten een hoeveelheid merkkleding, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van die voorwerp(en), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf
(art. 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht);
B.
hij in of omstreeks de periode van 4 juni 2019 tot en met 30 oktober 2019 te Amersfoort, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag van € 3.620,00, heeft verworven en/of voorhanden gehad, dat onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf
(art. 420bis.1 Wetboek van Strafrecht);

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 december 2019, genummerd MDRAA19034, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 602. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van binnentreden in een woning, pagina 489.
3.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 493.
4.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 494.
5.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 28 januari 2020.
6.Een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, pagina 248.