Overwegingen
De rechtbank stelt vast dat het beroep van eiseres is gericht tegen de ongegrondverklaring van haar bezwaar tegen het besluit van 4 oktober 2019. In dat besluit heeft verweerder de door eiseres te betalen eigen bijdrage per 1 januari 2019 vastgesteld op € 88,58 per maand. Verweerder heeft aan dat standpunt ten grondslag gelegd dat de eigen bijdrage berekend moet worden op basis van de regels die zijn neergelegd in het Blz en de Regeling langdurige zorg (Rlz). Op basis van de inkomensgegevens van eiseres die verweerder van de Belastingdienst heeft ontvangen, is de eigen bijdrage van eiseres herzien en opnieuw vastgesteld.
Heeft verweerder het bezwaardossier ten onrechte voortijdig en eenzijdig gesloten?
Eiseres heeft aangevoerd dat het bezwaardossier eenzijdig is gesloten buiten eiseres om. Zij heeft hiervoor geen toestemming gegeven. Dit is gebeurd in strijd met opgewekt vertrouwen, aangezien verweerder op 7 en 16 augustus 2019 heeft toegezegd een beslissing op bezwaar te nemen. Dat verweerder alsnog een beslissing op bezwaar heeft genomen, doet vermoeden dat verweerder moedwillig heeft aangestuurd op informeel afdoen om de mogelijkheid van artikel 6:19 van de Awb open te houden.
3. Verweerder heeft in zijn verweerschrift toegelicht dat hij uit het telefoongesprek met de gemachtigde van eiseres op 22 mei 2019 begreep dat het bezwaardossier op informele wijze kon worden afgesloten. Op dat moment was immers geheel aan het bezwaar van eiseres tegemoet gekomen en verweerder had toegezegd de proceskosten te vergoeden. Nadat de gemachtigde van eiseres had meegedeeld dat hij wel een beslissing op bezwaar wil hebben, heeft verweerder alsnog een beslissing op bezwaar genomen.
4. De rechtbank oordeelt dat nu verweerder alsnog een beslissing op bezwaar heeft genomen, namelijk het bestreden besluit, er geen grond is om eiseres te volgen in haar stelling dat het bezwaardossier voortijdig en eenzijdig is gesloten. Het enkele vermoeden dat verweerder moedwillig heeft aangestuurd op formeel afdoen om de mogelijkheid van artikel 6:19 van de Awb open te houden, is ook onvoldoende om het bestreden besluit onrechtmatig te achten. Van strijd met het vertrouwensbeginsel is de rechtbank niet gebleken. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Het contact tussen verweerder en (de gemachtigde van) eiseres
5. Verder heeft eiseres erop gewezen dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door de besluiten van 7 juni 2019 en 4 oktober 2019, maar ook andere berichten, niet aan haar gemachtigde toe te sturen. Hierdoor is eiseres ten aanzien van het besluit van 7 juni 2019 een bezwaartermijn onthouden. Eiseres heeft daartegen geen bezwaar gemaakt dus verweerder stelt ten onrechte dat het bezwaar tegen het besluit van 7 juni 2019 niet-ontvankelijk is. Volgens eiseres is het ook onzorgvuldig dat verweerder tijdens het contact met haar gemachtigde in augustus 2019 niet heeft laten weten dat het besluit van 21 januari 2019 is vervangen door het besluit van 7 juni 2019. Hierdoor is eiseres misleid.
6. De rechtbank is het met eiseres eens dat het niet zorgvuldig is van verweerder om de besluiten van 7 juni 2019 en 4 oktober 2019 rechtstreeks naar eiseres te sturen en niet naar haar gemachtigde. Uit de wetvolgt immers dat het optreden van een gemachtigde tot gevolg heeft dat het contact met de belanghebbende in beginsel via de gemachtigde verloopt. In dit geval is echter niet gebleken dat de handelwijze van verweerder (negatieve) gevolgen voor eiseres heeft gehad. Het bezwaar van eiseres gericht tegen het besluit van 21 januari 2019 heeft immers van rechtswege mede betrekking op de besluiten van 7 juni 2019 en 4 oktober 2019. De rechtbank volgt eiseres dus niet in haar stelling dat haar een bezwaartermijn is onthouden. Overigens blijkt uit de stukken dat de gemachtigde van eiseres uiteindelijk wel kennis heeft genomen van de betreffende besluiten. Zo heeft verweerder op 16 augustus 2019 het besluit van 7 juni 2019 aan de gemachtigde van eiseres toegezonden. Van misleiding is derhalve geen sprake. Aan de vraag of verweerder het bezwaar tegen het besluit van 7 juni 2019 ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, komt de rechtbank niet toe nu daartegen geen beroep is ingesteld.
Is sprake van onbehoorlijk bestuur?
7. Volgens eiseres is het opmerkelijk dat de belastingdienst in 2019 drie keer gegevens heeft doorgegeven. De situatie van eiseres is immers onveranderd. Eiseres heeft erop gewezen dat een beroepsprocedure loopt tegen de aanslag over 2017 van de belastingdienst. Daarmee hoopt eiseres helder te krijgen waarom zij ineens een hoge eigen bijdrage moet betalen en waarom dat in 2019 drie keer is gewijzigd.
Eiseres heeft aangevoerd dat het bestuurlijk onbehoorlijk is om haar op onregelmatige momenten te confronteren met wisselende eigen bijdragen en drie beslissingen op grond van artikel 6:19 van de Awb met elkaar in verband te brengen. Zo lang er geen gronden zijn voor een andere eigen bijdrage dan € 0,00 moet deze op dat niveau blijven.
8. De gewijzigde vaststelling van de eigen bijdrage vindt zijn grondslag in het bij verweerder bekend worden van gewijzigde inkomens- en vermogensgegevens van eiseres van de Belastingdienst. Gewijzigde inkomens- en vermogensgegevens kunnen leiden tot nieuwe besluiten van verweerder waarop artikel 6:19 van de Awb betrekking heeft. Dat is in het geval van eiseres ook gebeurd. Eiseres heeft niet onderbouwd dat verweerder de eigen bijdrage niet heeft vastgesteld in overeenstemming met de in het Blz neergelegde berekeningsregels. De enkele stelling dat er geen gronden zijn voor een andere bijdrage dan € 0,00 is daarvoor onvoldoende. Van onbehoorlijk bestuur aan de zijde van verweerder is de rechtbank niet gebleken.
9. Eiseres heeft gesteld dat het standpunt van verweerder over de motivering, rechtszekerheid, zorgvuldigheid en het vertrouwen lijnrecht staat tegenover de opvattingen van eiseres. Eiseres heeft deze beroepsgrond echter niet nader onderbouwd. Deze beroepsgrond leidt dan ook niet tot het door eiseres beoogde doel.
10. Verder heeft eiseres erop gewezen dat verweerder een zeer uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en ongeclausuleerde toezegging heeft gedaan dat een beslissing op het bezwaar tegen het besluit van 21 januari 2019 zal worden genomen. Nu verweerder bij het bestreden besluit inderdaad een beslissing op bezwaar heeft genomen, leidt ook deze grond nergens toe.
11. Ook wat eiseres verder heeft aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is.
12. De beroepsgronden slagen niet, eiseres krijgt dus geen gelijk. Het beroep is ongegrond en de rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.