ECLI:NL:RBMNE:2020:4694

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 oktober 2020
Publicatiedatum
30 oktober 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 149
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor uitbouw op basis van beheersverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Eiser had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van een uitbouw op de eerste verdieping aan de achterzijde van zijn woning. Het college heeft deze vergunning geweigerd op basis van de geldende beheersverordening, die het bouwen van een tweede bouwlaag op bestaande bouw niet toestaat. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat de weigering van de vergunning rechtmatig was. De rechtbank overwoog dat de situatie van eiser niet voldeed aan de beleidsregels die afwijkingen van de beheersverordening mogelijk maken. Eiser stelde dat zijn situatie bijzonder was, omdat de geplande uitbouw gelijk was aan die van zijn buren, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om van het beleid af te wijken. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de regels rechtvaardigden. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/149

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser
(gemachtigde: mr. E.H.M. Schaakxs),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, verweerder
(gemachtigde: J. van Dam).

Procesverloop

Bij besluit van 29 mei 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd aan eiser een omgevingsvergunning te verlenen voor het realiseren van een uitbouw op de eerste verdieping aan de achterzijde van de woning op het adres [adres 1] in [plaats] .
Bij besluit van 6 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 september 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser heeft op 23 januari 2018 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een uitbouw op de eerste verdieping aan de achterzijde van zijn woning op het adres [adres 1] in [plaats] . Verweerder heeft die vergunning geweigerd. Daar is eiser het niet mee eens. Op het perceel is de beheersverordening ‘ Woongebied Amerongen en Overberg 1e herziening ’ (de beheersverordening) van toepassing. Het perceel heeft hierin de besluitvakken ‘Wonen-S2’ en ‘Waarde-Archeologie2’.
Het wettelijk kader
2. Volgens artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen bestuursrecht (Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit a) het bouwen van een bouwwerk en c) het gebruiken van gronden of bouwwerken een beheersverordening.
3. Uit artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo volgt kort gezegd dat een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen moet worden geweigerd in de in dit artikellid genoemde gevallen, waaronder het geval waarin strijd bestaat met de beheersverordening. Uit het tweede lid van dit artikel volgt dat de omgevingsvergunning voor een bouwplan dat strijdig is met de beheersverordening alleen wordt geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 van de Wabo niet mogelijk is.
4. Uit artikel 2.12, eerste lid en onder a, ten tweede, van de Wabo volgt dat voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening, in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
5. Volgens artikel 4, onderdeel 1, van bijlage 2 bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) komt voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, ten tweede, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, in aanmerking, voor zover van belang, een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan.
6. Volgens artikel 4.2.3.2, onder a, van het Beleid planologische afwijkingen, Gemeente Utrechtse Heuvelrug (de beleidsregels), is een uitbreiding van het hoofdgebouw over meerdere lagen toegestaan, mits:
het een aanvraag betreft voor een twee-onder-één-kapwoning van het type waarbij voor de andere aaneengebouwde woning in het verleden met vergunning, van het hoofdgebouw reeds een uitbouw over meerdere lagen is gerealiseerd;
de uitbouw aan de achterzijde, niet zichtbaar vanaf de openbare weg, wordt gebouwd;
de uitbouw qua afmetingen en vormgeving gelijk is aan de naburige reeds geplaatste uitbouw.
7. In artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat een bestuursorgaan overeenkomstig beleidsregels moet handelen, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
8. Volgens artikel 13.2.3, aanhef en onder c, van de beheersverordening gelden voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken de volgende regels:
c. voor zover binnen het bouwvlak of op een afstand van niet meer dan 4 meter van het oorspronkelijk hoofdgebouw niet hoger dan:
1. 5 1. 5 meter;
2. 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, en
3. het hoofdgebouw.

Het oordeel van de rechtbank

9. De rechtbank stelt vast dat het op grond van de beheersverordening niet is toegestaan om een tweede bouwlaag op bestaande bouw te realiseren. Verder heeft verweerder verklaard geen gebruik te willen maken van de bevoegdheid om op grond van artikel 4, onderdeel 1, bij bijlage 2 van het Bor in afwijking van de beheersverordening alsnog een omgevingsvergunning te verlenen. Verweerder is hiertoe niet bereid, omdat er niet wordt voldaan aan de op 16 januari 2019 in werking getreden beleidsregels.
10. Artikel 4.2.3.2 van de beleidsregels biedt mogelijkheden om af te wijken van de in de beheersverordening opgenomen eisen. Volgens dit artikel is een uitbreiding van het hoofdgebouw over meerdere lagen toegestaan, mits het een aanvraag betreft voor een twee-onder-één-kapwoning van het type waarbij voor de andere aaneengebouwde woning in het verleden met vergunning, van het hoofdgebouw reeds een uitbouw over meerdere lagen is gerealiseerd. Dus wanneer aan één van de twee-onder-een-kapwoningen in het verleden een tweelaagse aanbouw is gerealiseerd, dan wordt voor de andere twee-onder-een-kapwoning een uitzondering gemaakt en mag ook deze uitbouw worden uitgebouwd.
11. De rechtbank stelt vast dat de situatie van eiser niet aan de beleidsregels voldoet, omdat de woning van eiser geen twee-onder-één-kapwoning is maar onderdeel is van een blok van drie woningen. De vraag is nu of er moet worden afgeweken van de beleidsregels van verweerder. De rechtbank zal daarbij beoordelen of een bijzondere situatie als bedoeld in artikel 4:84 van de Awb zich hier voordoet.
12. Eiser vindt dat er wel sprake is van bijzondere omstandigheden. De geplande uitbouw is qua afmetingen en vormgeving namelijk gelijk aan de uitbouw zoals deze vergund is aan de buren van eiser. Ook heeft het blok van drie woonhuizen een nokverhoging gekregen. De situatie wijkt dus al af. Verder hoeft verweerder niet te vrezen voor precedentwerking, omdat er al sprake is van een blok van drie woonhuizen, waarbij de hoekwoning op [adres 2] al een vergunning heeft gekregen voor een uitbouw over twee bouwlagen aan de achterzijde. Volgens eiser is de bouwkundige staat van de woning slecht en zijn er op verschillende adressen op [adres 3] wel uitbouwen met twee woonlagen toegestaan. Tot slot voert eiser aan dat hij uit het overleg met de casemanager afleidt dat de geplande uitbouw wel ruimtelijk in te passen is.
13. De rechtbank volgt eiser hierin niet. De rechtbank oordeelt dat het feit dat het blok van drie woonhuizen een nokverhoging heeft gekregen niet zodanig bijzonder is dat er moet worden afgeweken van het beleid van verweerder. Daarnaast had geen van de drie woningen ten tijde van het bestreden besluit een tweelaagse aanbouw en de bouwkundige staat van eisers woning kan ook op een andere manier verbeterd worden. De vergunningen voor de aanbouwen bij de buren van eiser en voor de woningen op [adres 3] zijn verleend toen het huidige beleid nog niet van kracht was. Daarnaast hebben deze woningen volgens verweerder wel degelijk een andere ruimtelijke uitstraling. Dat verweerder niet hoeft te vrezen voor precedentwerking volgt de rechtbank ook niet. Er wordt namelijk niet voldaan aan het beleid en er is geen sprake van bijzondere omstandigheden om de omgevingsvergunning in afwijking van het beleid te verlenen.
14. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder de door eiser aangevoerde omstandigheden niet als bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 van de Awb heeft hoeven aanmerken. Dit betekent ook dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de omgevingsvergunning niet te verlenen.
15. De beroepsgronden van eiser slagen niet. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.