4.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Verdachte is ten laste gelegd dat hij in de periode van 2002 tot en met 2007 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter (aangeefster), welke handelingen mede hebben bestaan uit het binnendringen van haar lichaam. De dochter van verdachte zou vijf jaar oud zijn geweest toen de ontuchtige handelingen begonnen en tien jaar toen het stopte. Verdachte heeft bekend dat er ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden tussen hem en zijn dochter, maar dit zou hooguit twee of drie keer zijn gebeurd en niet hebben bestaan uit het binnendringen van haar lichaam.
De rechtbank moet vaststellen wat er precies is gebeurd. Daartoe dient te worden beoordeeld of de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn en of die verklaringen voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen.
De conclusie van de rechtbank is dat kan worden bewezen dat verdachte zich in de periode van 2002 tot en met 2007 schuldig heeft gemaakt aan ontucht met zijn dochter en dat deze ontuchtige handelingen – gelet op de verklaring van aangeefster – mede hebben bestaan uit het binnendringen van het lichaam.
De rechtbank vindt de verklaring van aangeefster dus voldoende betrouwbaar en vindt het niet noodzakelijk dat een rechtspsycholoog daar nader onderzoek naar zal doen.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangeefster steun vindt in andere bewijsmiddelen, namelijk in de verklaring van haar moeder en van verdachte zelf. De rechtbank legt hieronder eerst uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen. Daarna zal de rechtbank de bewijsmiddelen weergeven op basis waarvan de rechtbank tot deze conclusie komt.
Bewijs in zedenzaken
In zedenzaken is het bewijs, indien de verdachte (een deel van de feiten) ontkent, doorgaans beperkt omdat verklaringen van derden, gebaseerd op directe waarneming van de feiten, veelal ontbreken. Vaak zijn namelijk alleen het (veronderstelde) slachtoffer en de (veronderstelde) dader aanwezig geweest bij het (veronderstelde) misbruik. Dit brengt mee dat indien de verdachte ontkent, de bewezenverklaring voor een belangrijk deel zal volgen uit bewijsmiddelen met de aangever als bron. Uit het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering volgt dat het bewijs dat een verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige of enkel op de verklaring van de aangever. Deze bepaling strekt ertoe dat zij de rechtbank verbiedt om tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Dit in de wet verankerde uitgangspunt laat naar geldend recht echter onverlet dat de bewezenverklaring van onderdelen van de tenlastelegging wel op de enkele verklaring van de aangever kunnen berusten.
De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan laat zich niet in algemene zin beantwoorden maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Het overige bewijs kan bijvoorbeeld bestaan uit verklaringen de auditu (bijvoorbeeld met betrekking tot de ‘disclosure’). Nu de aangever in dergelijke zaken voornamelijk zelf de bron is van het bewijs, dient extra kritisch gekeken te worden naar de betrouwbaarheid van deze verklaring(en). Uit de jurisprudentie komen bij de beoordeling van de betrouwbaarheid criteria als consistentie (geen innerlijke tegenstrijdigheden) en authenticiteit (echtheid; oorspronkelijkheid) veelvuldig naar voren.
Betrouwbaarheid aangeefster
Aangeefster heeft op vier verschillende momenten een verklaring afgelegd over het door verdachte gepleegde misbruik. In 2014 heeft zij reeds tijdens het eerste informatief gesprek een uitgebreide en gedetailleerde verklaring afgelegd. De verklaringen die zij vervolgens in het tweede informatief gesprek, in haar aangifte en bij de rechter-commissaris heeft afgelegd komen overeen met die eerste verklaring. De rechtbank stelt vast dat aangeefster consistent is geweest in hetgeen zij over het misbruik heeft verklaard. Zowel ten aanzien van de handelingen die zouden hebben plaatsgevonden als de frequentie van het misbruik en de omstandigheden en locatie waar(onder) dat misbruik kon plaatsvinden zijn de verklaringen van aangeefster consistent. De verklaringen van aangeefster bevatten voorts geen innerlijke tegenstrijdigheden en zijn bovendien op onderdelen zeer gedetailleerd, wat de betrouwbaarheid van de verklaringen vergroot.
Invloed EMDR-therapie?
Door de raadsman is aangevoerd dat aangeefster EMDR-therapie heeft gehad en dat deze therapie pseudoherinneringen kan oproepen waardoor de verklaringen van aangeefster niet voldoende betrouwbaar zijn en om die reden niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat aangeefster in 2013 voor het eerst EMDR-therapie kreeg. Tijdens het eerste informatief gesprek in 2014 verklaarde aangeefster dat zij het misbruik slechts op grote lijnen met de therapeut had besproken. Tijdens het tweede informatief gesprek in 2017 herhaalde aangeefster dat zij geen details had verteld aan haar eerste behandelaar. In haar aangifte van december 2017 verklaarde aangeefster dat zij tijdens de eerste EMDR-sessies in 2013 ‘eigenlijk niks’ had verteld over het misbruik omdat zij dat toen nog veel te moeilijk vond.Pas in 2016 en 2017 heeft aangeefster, bij een nieuwe behandelaar, alle details met betrekking tot het misbruik verteld. Nu de aangifte, die nadien is opgenomen, overeenkomt met hetgeen aangeefster reeds in 2014 had verklaard, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat sprake is van pseudoherinneringen.
De rechtbank is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat de verklaring van aangeefster voldoende betrouwbaar is en voor het bewijs kan worden gebruikt. De rechtbank acht het daarom ook niet noodzakelijk dat een rechtspsycholoog de betrouwbaarheid van de verklaring onderzoekt en zal het (voorwaardelijke) verzoek van de raadsman afwijzen.
Steunbewijs
De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat steunbewijs niet afkomstig mag zijn van dezelfde bron. Wel kunnen eigen waarnemingen van een de auditu-getuige voldoende steunbewijs opleveren. Waarnemingen van getuigen die niet het kernverwijt (bijvoorbeeld seksuele handelingen) bevestigen, kunnen binnen de context van de gebeurtenissen voldoende zelfstandig onderscheidend zijn om (in combinatie met andere omstandigheden) als steunbewijs te kunnen worden aangemerkt. De Hoge Raad vereist niet dat het springende punt zelf steun vindt in ander bewijsmateriaal, maar wel dat de gebruikte verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring niet ‘op zichzelf staat’, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt uit andere bron.
Aangeefster heeft verklaard dat het misbruik plaatsvond op momenten dat haar moeder avond- of nachtdienst had en verdachte alleen thuis was met de kinderen. Dit deel van de verklaring wordt ondersteund door de verklaring van de moeder van aangeefster, getuige [aangeefster] . Zij verklaarde dat zij in de ten laste gelegde periode avond- en nachtdiensten draaide en dat verdachte dan alleen thuis was met de kinderen. Ook verdachte verklaarde dat hij seksuele handelingen verrichtte bij zijn dochter als zijn vrouw nachtdienst had. Op die manier was de kans klein dat hij werd betrapt.
De verklaring van aangeefster wordt verder ondersteund door de verklaring van verdachte nu hij net als aangeefster verklaart dat hij haar porno heeft laten kijken. Verdachte verklaarde door middel van de pornofilms seksuele gedragingen uit te hebben willen lokken bij aangeefster. Verder verklaarde de verdachte dat hij onder de douche heeft gevraagd zijn piemel te likken, hetgeen aangeefster vervolgens ook heeft gedaan.
Daarmee is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangeefster op specifieke punten, namelijk met betrekking tot de context waarin het misbruik plaatsvond, maar ook met betrekking tot het misbruik zelf, voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal zodat aan het bewijsminimum is voldaan. De rechtbank zal de bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden en op basis waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring komt hieronder uitschrijven.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat zij de gedeeltelijke ontkenning van de verdachte onbetrouwbaar acht nu de verdachte wisselend verklaart over zowel de frequentie van het misbruik als de locatie daarvan. Bij de politie verklaarde verdachte dat de seksuele handelingen slechts zouden hebben plaatsgevonden in de douche; ter terechtzitting verklaarde hij ook over de bank in de woonkamer. Voorts acht de rechtbank de verklaring van verdachte over de frequentie van het misbruik ongeloofwaardig nu hij zelf sprak over ‘een gewoonte’ waarbij er soms wekenlang niks gebeurde. Verdachte was naar eigen zeggen gedurende langere periodes in zijn huwelijk seksueel gefrustreerd en stond onder veel spanning hetgeen hem ertoe bewoog bevrediging te zoeken bij aangeefster omdat dat volgens hem de makkelijkste weg was. Gelet op deze verklaring acht de rechtbank de ontkenning van verdachte over de omvang van het misbruik ongeloofwaardig.
Bewijsmiddelen
In een informatief gesprek zeden dat plaatsvond op 11 november 2014 heeft [slachtoffer] kort samengevat het volgende verklaard:
Het misbruik met mijn vader begon toen ik in groep twee of drie zat. Mijn moeder werkte toen vaak in de avonddienst en was daardoor ‘s avonds weinig thuis. Meestal gebeurde het als ik bij mijn vader op de bank ging zitten of liggen. Hij raakte me dan overal aan. Ik dacht er niet bij na, maar wist wel dat het niet echt normaal was wat er gebeurde. Het ging door tot ik in groep zes zat.Het is iets van twintig keer gebeurd;
Hij raakte me aan hij mijn borsten en vagina. Ik heb nog nooit aan iemand de details verteld. Mijn moeder weet sinds een paar jaar dat er iets gebeurd is, maar zij weet alleen de grote lijnen. Mijn vader liet me vaak porno zien op de televisie. Mijn vader raakte mijn borsten, vagina, buik en rug aan, onder mijn kleding. Hij masturbeerde mij met zijn hand, hij zat echt met zijn hand bovenop mijn vagina. Als hij mijn borsten aanraakte, draaide hij rondjes met zijn handen op mijn blote borsten. Het ging bij mijn borsten en vagina elke keer op dezelfde manier. Ik denk dat het ongeveer twintig keer is gebeurd dat hij mij heeft aangeraakt. Soms liet hij voor dat hij mij aanraakte, eerst een pornofilm zien. De laatste keer dat het gebeurde was in de douche. Mijn vader zei dat ik hem moest nemen. Ik moest zijn piemel in mijn mond nemen en hem likken. Ik heb dat gedaan en dat was de laatste keer dat er iets gebeurde. Mijn moeder ging toen namelijk ergens anders werken waardoor ze vooral overdag werkte in plaats van ‘s avonds en ’s nachts. Hierdoor was mijn vader niet vaak meer met mij alleen en had hij geen gelegenheid meer. Als mijn vader mij aanraakte lag mijn zusje meestal al in bed.
Op 7 november 2017 vond er met aangeefster een tweede informatief gesprek plaats. Daarin verklaarde aangeefster onder meer dat:
- zij in 2014 geen aangifte wilde doen, omdat ze er destijds nog niet aan toe was en er moeilijk over kon praten;
- haar vader het bij haar heeft gedaan tussen haar zesde en negende of tiende jaar;
- het altijd thuis gebeurde;
- haar vader zijn hand in haar broek deed en over haar vagina ging met zijn hand om haar klaar te laten komen;
- hij ook met zijn hand onder haar trui ging en haar borsten aanraakte;
- zij hem één keer heeft moeten pijpen onder de douche;
- hij toen zijn piemel in haar mond deed;
- hij haar ook veel porno liet zien;
- zij in 2013 therapie had en dat ze EMDR kreeg;
- zij toen geen details heeft verteld over het misbruik;
- zij van december 2016 tot en met mei 2017 weer therapie heeft gehad en nu wel de details aan haar psychologe heeft verteld;
- haar vader zeker tien tot vijftien keer zijn hand in haar broek deed en over haar vagina wreef om te proberen haar te laten klaarkomen;
- haar moeder veel avond- en nachtdiensten werkte en haar zusje op bed lag, waardoor haar vader de vrije hand had bij haar.
Op 7 december 2017 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van seksueel misbruik door haar vader en toen heeft zij het volgende verklaard:
De eerste keer was groep 2 of groep 3, dat weet ik niet helemaal precies meer. De laatste keer was in groep 6. In twee verschillende huizen: de eerste keer [adres] [woonplaats] . Daar gebeurde het altijd in de woonkamer op de bank. Daarna gingen we verhuizen, dat was van groep 5 naar groep 6. Het adres was [adres] [woonplaats] . Daar gebeurde het ook op de bank in de woonkamer en die ene keer in de douche was daar ook.Het was heel vaak dat hij zat of lag op de bank. Ik kwam er dan bij zitten. Dan deed hij al heel snel zijn hand onder mijn shirt. Dan ging hij met zijn hand over mijn borsten en over mijn buik. Daarna ging hij altijd met zijn hand in mijn broek zitten en met zijn hand over mijn vagina heen. Daarbij, tegelijkertijd of daarvoor liet hij vaak porno zien. De laatste keer onder de douche was in groep 6. Hij vroeg of ik zijn piemel in mijn mond wilde steken en er over heen wilde gaan. Ik deed dat en hij zei dat ik het goed deed. Hij zei dat het goed voelde.Mijn moeder had maar af en toe een nachtdienst, dat was maar één keer per week en heel soms twee keer. Als mijn moeder dan wegging, dan gebeurde het. Ik denk dat ze rond half acht of acht uur dan wegging van huis. Vroeg in de morgen kwam ze dan weer thuis. Als mijn moeder moest werken, wist hij dat ze voorlopig niet thuiskwam. Hij zat op de bank, mijn zusje was naar bed. Ik kwam naast hem liggen. Hij zei vaak dat hij met zijn hand onder mijn shirt ging en dan zei hij wat hij voelde. Hij begon op mijn buik en ging dan langzaam naar mijn borsten. Hij ging over de tepels heen, want ik had nog geen borsten of BH. Hij wreef gewoon over de tepels heen en dan vertelde hij dat hij dat voelde. Langzaam ging hij met zijn hand naar onder, naar mijn broek toe. Hij ging met zijn hand in mijn broek. Hij maakte eerst zijn hand nat met speeksel, dat deed hij toen ook. Hij wreef langzaam over mijn vagina heen en hij vroeg of ik het lekker vond. Hij ging over en tussen mijn schaamlippen en over mijn clitoris.Ik weet dat we samen onder de douche stonden. Na een tijdje vroeg hij rechtstreeks of ik zijn piemel in mijn mond wilde doen. Hij gaf aanwijzingen dat ik er over heen moest gaan met mijn mond. Hij begon toen best wel rare geluiden te maken en begon een beetje te schreeuwen. Ik wilde verder gaan, maar hij zei al heel snel "Stop". Ik had best wel veel sperma in mijn mond. Dat wist ik toen niet, dat het sperma was, dat begreep ik achteraf. Ik kon gewoon merken dat hij het heel fijn vond.
De moeder van aangeefster [aangeefster] is als getuige gehoord en heeft het volgende verklaard:
Ik draaide een aantal jaren avond- en nachtdiensten, van 2002 tot ongeveer 2007. Ik had eens in de vijf weken een week van vijf avonddiensten. Eens in de acht of tien weken vier doordeweekse nachtdiensten. De weekenddiensten waren eens in de drie of vier weken. Dat was overdag, 's avonds of 's nachts. Als ik avonddiensten had, was [verdachte] op tijd thuis om de kinderen uit school op te vangen. [verdachte] paste ook 's nachts op als ik moest werken.
V: Wanneer heeft [slachtoffer] u voor het eerst verteld dat zij door haar vader seksueel misbruikt werd?
A: Dat was eind 2011, begin 2012. Ze heeft eigenlijk niet verteld wat hij gedaan had. [slachtoffer] zat dicht tegen me aan. Ik vroeg haar eerst allerlei dingen eromheen. Ik heb haar vervolgens gevraagd of papa gingen gedaan had die niet mogen. Ik zal daarna absoluut ook gevraagd hebben of het seksuele dingen waren die niet mogen. Ze gaf alleen een korte knik. [slachtoffer] was toen heel gesloten.
V: Vroeg u naar de seksuele handelingen?
A: Dat moet haast wel. Ik weet niet meer wat ik vroeg. [slachtoffer] vertelde niets, Ik kon alleen aan haar lichaamstaal wat aflezen. Hoe kan ik dat omschrijven. Ik weet niet of ik dat goed kan omschrijven. Dat is hoe ik haar ken. Als dingen moeilijk zijn, kan ze zich niet uiten.Ik zei tegen [verdachte] dat [slachtoffer] had gezegd dat hij dingen had gedaan die niet door de beugel konden. Ik zei ook dat ik geen reden had om aan haar te twijfelen. [verdachte] bevestigde het.
V: Wat was de reden zij in 2013 therapie ging?
A: Het hele gebeuren met [verdachte] nam haar teveel in beslag.
V: Wat wist u toen af van dat hele gebeuren?
A: Ik wist alleen dat [slachtoffer] zei dat papa aan haar gezeten had en dat [verdachte] dat bevestigde. Ik wist dus heel weinig.
V: Welke handelingen zou [verdachte] verricht hebben bij [slachtoffer] ?
A: Hij heeft samen met haar, toen zij klein was, porno gekeken en met zijn hand in haar broek gezeten en later moest [slachtoffer] , [verdachte] pijpen.
Verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie het volgende verklaard:
V: Wat is er tussen u en [slachtoffer] gebeurd?
A: Wat ik zei van die erecties in de douche en als ik in bed lag. Ik denk dat ze mijn penis twee keer heeft gelikt. Niet langer dan 10 seconden. Ik denk dat ik haar ook een porno filmpje heb laten zien, waar ze niet van gecharmeerd was.
V: En hoe ging dat likken onder de douche?
A: Ik had een erectie. Zij stond voor me. Ik zei tegen haar dat het wel lekker was als ze likt op een bepaalde plek en dat heeft ze een 10 seconden gedan. Ik zei dat ze moest stoppen. Ik wist dat het fout was en toen heb ik het onderbroken.
V: Wanneer gebeurde dat?
A: Volgens mij was 2003 of 2004. Ik weet het niet meer precies. [slachtoffer] was ongeveer 6.
V: Waar gebeurde dat?
A: In de douche. In bed is niks gebeurd. Alleen de erectie. Het was in Renswoude. Op de Graaf van [adres] .
V: Waardoor stopte het seksueel misbruik?
A: Ik denk de laatste keer in de douche met een erectie. Zij zei: “Stoppen pa.”
En toen was het ook over.
V: Waar was uw vrouw als u seksuele handelingen verrichtte bij [slachtoffer] ?
A: Ze had regelmatig avonddienst. Dus die was aan het werk. Of ze had nachtdienst.
Het gebeurde als zij er niet was. Dan word je niet betrapt. Dan is de kans klein.
V: Waar was uw andere dochter dan?
A: Die lag al op bed of was beneden. Die was niet in de buurt.
V: Hoezo ga je een pornofilm aan je dochter op zo’n jonge leeftijd laten zien?
A: Dat is misschien de grooming dat je er iets van verwacht van handelingen bij mezelf. Ik weet het echt niet. Daar moet een reden zijn geweest om te kijken hoe ver je kunt gaan met je eigen kind.