Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[procesdeelnemer I] ,
[procesdeelnemer II],
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 8,
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring met producties 1 en 2,
- de incidentele conclusie van antwoord.
2.De feiten in het incident
3.Het geschil in de hoofdzaak
4.Het geschil in het incident
5.De beoordeling in het incident
- het begrip “verbintenis uit onrechtmatige daad” omvat elke vordering die ertoe strekt een verweerder aansprakelijk te stellen en die geen verband houdt met een “verbintenis uit overeenkomst” (zie arrest van 28 januari 2015, Kolassa, C-375/13, EU:C:2015:37, punt 44 en aldaar aangehaalde rechtspraak),
- de enkele omstandigheid dat één van de contractpartijen een civielrechtelijke aansprakelijkheidsvordering instelt tegen de andere partij volstaat op zich niet om te spreken van een vordering die voortvloeit uit “verbintenis uit overeenkomst”,
- daarvan is slechts sprake indien de verweten gedraging kan worden beschouwd als niet-nakoming van de contractuele verbintenissen zoals deze kunnen worden bepaald aan de hand van het voorwerp van de overeenkomst (arrest van 13 maart 2014, Brogsitter, C-548/12),
- een door een consument ingestelde vordering inzake wettelijke aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad valt onder artikel 17 e.v. Brussel Ibis-Vo, indien deze vordering onlosmakelijk verbonden is met een overeenkomst die de betrokken consument en de beroepsmatig handelende wederpartij daadwerkelijk hebben gesloten (HvJEU
- één van de contractanten een consument is, die handelt in een kader dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd,
- er daadwerkelijk een overeenkomst is gesloten tussen deze consument en een bedrijfs- of beroepsmatig handelende persoon, en
- deze overeenkomst onder één van de in artikel 17 lid 1 onder a), b) en c) bedoelde categorieën valt.
- het begrip „consument” moet restrictief worden uitgelegd op basis van de positie die de betrokken persoon in een bepaalde overeenkomst inneemt in verband met de aard en het doel van deze overeenkomst, en niet op basis van de subjectieve situatie van die persoon,
- alleen overeenkomsten die een individu los en onafhankelijk van enige bedrijfs- of beroepsmatige activiteit of doelstelling sluit met als enige doel te voldoen aan de eigen particuliere consumptiebehoeften, vallen onder de beschermende regeling van artikelen 17 tot en met 19 Brussel Ibis-Vo,
- deze bijzondere bescherming is niet gerechtvaardigd wanneer een overeenkomst wordt gesloten omwille van een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit; dat is niet anders wanneer deze activiteit voor de toekomst is gepland,
- dit betekent dat deze regeling enkel van toepassing is indien de overeenkomst tussen de partijen is gesloten voor een niet bedrijfs- of beroepsmatig gebruik van het goed of de dienst in kwestie,
- niet relevant is of de consument zich op een specifieke manier gedraagt,
- bij financiële dienstverleningsovereenkomsten betekent dit dat niet relevant is wat de waarde is van de verrichte transacties, de omvang van de risico’s op financiële verliezen, de eventuele kennis of deskundigheid van een persoon op het gebied van financiële instrumenten of zijn actieve gedrag bij dergelijke transacties, noch of de consument een groot aantal transacties heeft verricht in een relatief kort tijdsbestek of dat hij grote bedragen in die transacties heeft geïnvesteerd,
- evenmin is relevant of de betreffende persoon een “niet-professionele belegger” is in de zin van artikel 4 lid 1 onder 12 van de EU-Richtlijn MIFID I
6.De beslissing
18 november 2020voor conclusie van antwoord.