In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 november 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee besloten vennootschappen, waarbij de eiseres, [eiseres] B.V., vorderingen heeft ingesteld tegen de gedaagde, [gedaagde] B.V., wegens een vermeende tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. De eiseres stelt dat de gedaagde in strijd met de huurovereenkomst het parkeerterrein gebruikt voor het geven van motorrijlessen en dat er sprake is van een huurachterstand. De gedaagde heeft de vorderingen betwist en aangevoerd dat zij met de voormalige verhuurder mondelinge afspraken heeft gemaakt over het gebruik van het parkeerterrein.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de gedaagde in strijd met de huurovereenkomst handelt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde al jarenlang gebruik maakt van het parkeerterrein voor rijlessen en dat dit gebruik niet eerder door de eiseres is betwist. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de gestelde huurachterstand niet als grondslag voor ontruiming kan dienen, omdat de gedaagde inmiddels bij is met de huurbetalingen.
De vorderingen van de eiseres zijn afgewezen, en de eiseres is veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de gedaagde. De kantonrechter heeft de proceskosten begroot op € 720,00, vermeerderd met wettelijke rente. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.