In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres had een aanvraag voor zorgtoeslag over de jaren 2016 en 2017 ingediend, maar deze aanvraag was te laat, namelijk op 5 augustus 2019, terwijl de uiterste indieningsdata 1 september 2017 en 1 september 2018 waren. De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het indienen van een aanvraag om zorgtoeslag een dwingende termijn is, wat betekent dat er geen mogelijkheid is om na de uiterste datum alsnog een aanvraag te doen. Er is geen hardheidsclausule van toepassing, waardoor de persoonlijke omstandigheden van eiseres niet in aanmerking konden worden genomen.
Eiseres stelde dat op de website van de Belastingdienst informatie stond die suggereerde dat er met terugwerkende kracht uitzonderingen konden worden gemaakt. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat er verkeerde informatie was verstrekt. Bovendien werd door de Belastingdienst benadrukt dat de wet gevolgd moest worden en dat er voor deze situatie geen uitzondering kon worden gemaakt.
Eiseres voerde ook aan dat zij zich gediscrimineerd voelde, omdat zij het idee had dat mensen met een andere achternaam makkelijker werden behandeld. De rechtbank verwierp deze claim, aangezien de wet gelijk is voor alle aanvragers van zorgtoeslag en eiseres niet had aangetoond dat zij ongelijk behandeld was. De rechtbank concludeerde dat eiseres geen recht had op zorgtoeslag voor de jaren 2016 en 2017, en verklaarde de beroepen ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. O. Veldman, in aanwezigheid van griffier mr. B.L. Meijer.