Overwegingen
1. Eiseres is op 26 januari 2018 arbeidsongeschikt geworden vanuit de Werkloosheidswet (WW). Zij heeft zich ziekgemeld met psychische en lichamelijke klachten. Bij besluit van
7 mei 2018 heeft verweerder aan eiseres vanaf 27 april 2018 een ziektewetuitkering toegekend. Op 14 december 2018 heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden in verband met de eerstejaars ziektewet beoordeling. Dat heeft geleid tot de bij procesverloop vermelde besluiten van 11 februari 2019 en 7 augustus 2019.
2. In het besluit van 7 augustus 2019 heeft verweerder zijn standpunt gehandhaafd dat eiseres met ingang van 12 maart 2019 geen recht heeft op een ziektewetuitkering, omdat zij op 25 januari 2019 meer dan 65%, namelijk 86,68%, kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages.
3. Eiseres is het niet met verweerder eens en stelt dat haar ziektewetuitkering onterecht is beëindigd. Zij acht zich niet in staat om te werken en meent dat zij wel recht heeft op een ziektewetuitkering.
4. Aan de hand van de beroepsgronden van eiseres moet de rechtbank beoordelen of de conclusie van verweerder juist is. De rechtbank stelt daarbij het volgende voorop.
5. Verweerder mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen.
Deze rapporten moeten wel aan een aantal voorwaarden voldoen:
-zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen,
- ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en
- de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten.
Het is aan eiseres om aannemelijk te maken en zo nodig met stukken te onderbouwen dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen.
6. Als eiseres vindt dat de medische beoordeling onjuist is, dan moet zij dit in principe aannemelijk maken met een rapport van een arts. Dit betekent dat de manier waarop eiseres zelf haar gezondheidsklachten ervaart, onvoldoende is om aannemelijk te maken dat het medisch oordeel niet juist is.
7. Eiseres voert als beroepsgrond aan dat het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onzorgvuldig is omdat hij heeft nagelaten nader lichamelijk onderzoek te doen en geen informatie heeft opgevraagd bij de behandelaren van eiseres. Zij had daar ook nadrukkelijk om verzocht. Ook de door haar in bezwaar overgelegde brief van 12 april 2019 van GGZ Centraal had voor de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanleiding moeten zijn voor het inwinnen van informatie bij haar behandelaren.
8. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet aan de gestelde voorwaarden voldoet. Verzekeringsarts bezwaar en beroep S. Groeneveld (hierna Groeneveld ) heeft het dossier bestudeerd en hij heeft eiseres persoonlijk gezien tijdens de hoorzitting en tijdens het aansluitende medische onderzoek van 27 juni 2019.
Uit het rapport van Groeneveld van 27 juni 2019 blijkt dat de psychische en lichamelijke problemen van eiseres aan de verzekeringsartsen bekend zijn, dat de brief van GGZ Centraal in de heroverweging is betrokken en dat aanvullende informatie is opgevraagd bij de huisarts van eiseres. Groeneveld legt duidelijk uit waarom hij geen nader lichamelijk onderzoek doet en dat uit de informatie van GGZ centraal en de huisarts geen ander beeld van de situatie naar voren komt dan wat al uit het dossier blijkt of door eiseres tijdens het spreekuur naar voren is gebracht. Nieuw medisch onderzoek of het opvragen van aanvullende informatie door de verzekeringsarts is aangewezen in die gevallen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep van oordeel is dat de hem beschikbare informatie onvoldoende is om te kunnen komen tot een heroverweging. De rechtbank kan volgen dat Groeneveld geen aanknopingspunten heeft om te concluderen dat hij over onvoldoende informatie beschikt. Dat er mogelijk nog aanvullende informatie opgevraagd had kunnen worden of aanvullend onderzoek kon worden gedaan, maakt nog niet dat het onderzoek onzorgvuldig is. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Eiseres voert als tweede grond aan dat haar klachten niet goed zijn vertaald naar de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 27 juni 2019. Zij voert aan dat de ernst van haar psychische en lichamelijke klachten onvoldoende is erkend. In de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren hadden vanwege haar ernstige psychische klachten meer en zwaardere beperkingen moeten worden aangenomen. En ook lichamelijk is zij meer beperkt dan is aangenomen. Zij heeft tenslotte niet voor niets een scootmobiel en ondersteuning in de huishouding.
10. In zijn rapport van 27 juni 2019 ziet Groeneveld op grond van de aard en ernst van de psychische en lichamelijke klachten in samenhang met zijn onderzoeksbevindingen en de beschikbare medische gegevens aanleiding om meer beperkingen aan te nemen ten aanzien van de fysieke en mentale belastbaarheid. Uit de FML van 27 juni 2019 blijkt dat hij beperkingen toevoegt bij het item sociaal functioneren, namelijk voor het hanteren van emotionele problemen van anderen (2.6.1), eigen gevoelens uiten (2.7.1), en samenwerken (2.9.1). In de rubriek dynamische handelingen acht hij eiseres meer beperkt op duwen of trekken (4.13.1), tillen of dragen (4.14.1) en frequent lichte voorwerpen hanteren tijdens het werk (4.15.1). Ook acht hij eiseres aangewezen op werk met regelmaat en zonder diensten (6.4.1). Volgens Groeneveld wordt er door deze beperkingen voldoende rekening gehouden met de belastbaarheid van eiseres. Er is volgens Groeneveld geen medische grond om een verdergaande urenbeperking voor eiseres aan te nemen.
11. De rechtbank kan de conclusies en redeneringen van Groenveld volgen. De rechtbank kan eiseres volgen als zij stelt dat de motivering summier is nu niet direct is toegelicht welke concrete klachten hebben geleid tot welke beperkingen. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de motivering voldoende is. Uit het rapport van Groenveld blijkt dat de situatie van eiseres goed in beeld is gebracht en dat zijn eigen bevindingen overeenkomen met de medische informatie en wat eiseres daarover heeft toegelicht. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat hij belangrijke informatie heeft gemist of onjuist heeft uitgelegd en daardoor eiseres onvoldoende beperkt heeft geacht. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep is het juist de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts om klachten en aandoeningen te vertalen naar arbeidsbeperkingen. Dat eiseres vindt dat zij verdergaand beperkt is dan Groenveld heeft aangenomen, maakt nog niet dat de medische beoordeling onjuist is. Het is aan eiseres om met medische gegevens en bij voorkeur het oordeel van een arts aannemelijk te maken dat de medische beoordeling niet juist is. Dat eiseres geen aanvullende informatie heeft overgelegd omdat haar behandelaars dit niet ter beschikking stellen, komt voor haar rekening. De rechtbank is bekend met het gegeven dat artsen niet altijd genegen zijn informatie te verstrekken, zoals eiseres ter zitting betoogde. Dat neemt niet weg dat eiseres ter zitting heeft erkend dat zij niet heeft geprobeerd om die informatie te verkrijgen en ook niet heeft overwogen om zelf een deskundige in te schakelen. Dat had wel op haar weg gelegen. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de arbeidskundige beoordeling juist?
12. Eiseres voert tot slot aan dat haar belastbaarheid in de geduide functies wordt overschreden. Zo wordt haar belastbaarheid met betrekking tot ‘niet langer dan 5 minuten gebogen werken en niet werken met veelvuldige deadlines en productiepieken ’ overschreden in de functie ‘Productiemedewerker Industrie’ samensteller en productiemedewerker textiel.
13. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog. Uit wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen volgt dat ervan moet worden uitgegaan dat de beperkingen van eiseres zoals die door Groeneveld zijn opgenomen in de FML van 27 juni 2019, juist zijn. Zolang de functies die voor eiseres zijn geduid hiermee in overeenstemming zijn, ziet de rechtbank dan ook geen reden om te twijfelen aan de geschiktheid van de functies. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep De Froe heeft in zijn rapport van 31 juli 2019 gemotiveerd waarom de werkzaamheden die horen bij de voor eiseres geduide functies, de belastbaarheid van eiseres in de FML niet overschrijden. Het zijn fysiek lichte functies waarbij eiseres kan zitten en dit af kan wisselen met staan en lopen. Ten aanzien van de belastbaarheid ‘reiken’ en ‘kort cyclisch buigen’ merkt hij op dat in deze functies de frequenties de normaalwaarde overschrijden maar dat de belasting als zeer gering te duiden is. Dat eiseres dit niet aannemelijk acht omdat een fysieke activiteit als stofzuigen al te zwaar is maakt dat niet anders. Verweerder heeft ter zitting daarover opgemerkt dat in arbeidskundige termen stofzuigen als zeer belastend wordt gezien. Dit betekent echter niet dat als stofzuigen te zwaar is daarmee de belastbaarheid bij een activiteit als ‘frequent reiken’ wordt overschreden, omdat die activiteit minder belastend kan zijn. Het is de deskundigheid van de arbeidsdeskundige om te beoordelen of een activiteit de belastbaarheid van eiseres overschrijdt. De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige bij de functies voldoende heeft gemotiveerd waarom deze functies de belastbaarheid niet overschrijden. De rechtbank kan dit volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
14. . Gelet op het voorgaande heeft verweerder de ziektewetuitkering van eiseres terecht beëindigd. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.