Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
‘derdelijns ICT expertise en ondersteuning ten behoeve van de activiteiten’van [gedaagde] . De overeenkomst is aangegaan voor de periode van 1 januari 2017 tot 1 januari 2020 en is daarna verlengd. In artikel 4.1 van de overeenkomst is bepaald:
‘Het door [eiseres] (-) ingezette personeel verricht de overeengekomen werkzaamheden naar eigen inzicht ten behoeve van [gedaagde] . [gedaagde] kan wel aanwijzingen en instructies geven omtrent het resultaat van de werkzaamheden. Ook vindt, voor zover dat voor de uitvoering van de werkzaamheden nodig is, en in geval van samenwerking met anderen afstemming met [gedaagde] plaats, zodat deze optimaal zal verlopen.’In artikel 4.2 en 4.3 is bepaald dat de arbeidskrachten van [eiseres] zich richten naar de arbeidstijden en de planning van de werkzaamheden bij [gedaagde] , dat de werkzaamheden primair op locatie bij [gedaagde] worden verricht en dat [gedaagde] daartoe de benodigde kantoorruimte en -faciliteiten ter beschikking stelt.
‘Geen van de Partijen zal gedurende de looptijd van deze Overeenkomst en gedurende (1) jaar daarna, personeel van de andere Partij benaderen voor een dienstverband en/of in dienst nemen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de andere Partij. Deze toestemming wordt niet zonder redelijke grond onthouden (-).’Partijen hebben met dit beding onder meer bedoeld te voorkomen dat zij ‘
actief zullen “hunten” op elkaars medewerkers’.
3.De vorderingen en de standpunten van partijen
4.De beoordeling van het geschil
‘het tegen vergoeding ter beschikking stellen van arbeidskrachten aan een ander voor het onder diens toezicht en leiding, anders dan krachtens een met deze gesloten arbeidsovereenkomst, verrichten van arbeid’. Partijen twisten over het element dat de arbeid van [E] onder ‘toezicht en leiding’ van [gedaagde] is verricht. Voor haar standpunt dat van toezicht en leiding geen sprake was, heeft [eiseres] gewezen op artikel 4.1 van de mantelovereenkomst, waarin is bepaald dat de ingezette arbeidskracht de werkzaamheden voor [gedaagde] ‘naar eigen inzicht’ verricht. [gedaagde] heeft daartegenover benadrukt dat in datzelfde artikel is bepaald dat zij ‘aanwijzingen en instructies’ aan de arbeidskracht mag geven.