In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 5 november 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, een vastgoedbedrijf en een voormalige huurder, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijdemeren, dat op 23 oktober 2020 heeft besloten tot sluiting van een bedrijfspand vanwege vermoedelijke criminele activiteiten in strijd met de Opiumwet. De sluiting zou ingaan op 6 november 2020. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, maar de voorzieningenrechter heeft hen gevraagd om het spoedeisend belang verder te onderbouwen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoekers onvoldoende hebben aangetoond dat er sprake is van een onomkeerbare situatie. Hoewel de eigenaar van het pand financiële verplichtingen heeft, zoals een hypothecaire lening, is niet aangetoond dat deze situatie zo ernstig is dat er sprake is van faillissement of acute financiële nood. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat de sluiting van het pand niet zonder meer onomkeerbare gevolgen heeft, aangezien de eigenaar het pand kan verkopen of verhuren aan een andere huurder.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang is en dat het besluit van de gemeente niet evident onrechtmatig is. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, wat betekent dat de sluiting van het pand niet wordt geschorst. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.