ECLI:NL:RBMNE:2020:4887

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 november 2020
Publicatiedatum
11 november 2020
Zaaknummer
511698 HA RK 20-264
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter-commissaris ongegrond verklaard

In deze wrakingszaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 10 november 2020 het verzoek tot wraking van mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter-commissaris, ongegrond verklaard. Het wrakingsverzoek werd ingediend door de advocaat mr. Y. Moszkowicz, die stelde dat de rechter-commissaris vooringenomenheid jegens hem koesterde. De aanleiding voor het verzoek was een getuigenverhoor op 29 oktober 2020, waarbij mr. Moszkowicz vroeg om het paginanummer van de getuigenverklaring. De rechter-commissaris weigerde om bepaalde opmerkingen van de advocaat en haar eigen vragen in het proces-verbaal op te nemen, wat volgens de verzoeker een verkeerd beeld van de verdediging zou geven.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter-commissaris niet vooringenomen was en dat de vrees voor partijdigheid van de zijde van verzoeker niet objectief gerechtvaardigd was. De rechtbank benadrukte dat de rechter op basis van artikel 172 Sv de vrijheid heeft om te bepalen wat er in het proces-verbaal wordt opgenomen. De weigering om de opmerkingen van de advocaat op te nemen, werd niet als een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid beschouwd. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek tot wraking niet het juiste middel was om de inhoud van het proces-verbaal te wijzigen of buiten beschouwing te laten.

Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking ongegrond verklaard, en de procedure met parketnummer 16/119142-20 diende voortgezet te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, bijgestaan door de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 511698 HA RK 20-264
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 10 november 2020
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker] ,
wonend in [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker),
advocaat: mr. Y. Moszkowicz, advocaat in Utrecht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van het verhoor van getuige [A] van 29 oktober 2020 met daarin opgenomen het wrakingsverzoek van verzoeker gericht tegen mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter-commissaris bij deze rechtbank;
  • een e-mail van mr. T. Tanghe, officier van justitie, van 30 oktober 2020;
  • de schriftelijke reactie van mr. Van Kuijeren van 2 november 2020;
  • een e-mail van mr. Moszkowicz van 3 november 2020;
  • een e-mail van mr. Van Kuijeren van 3 november 2020;
  • een e-mail van mr. Tanghe van 3 november 2020.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 3 november 2020 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling is namens verzoeker verschenen mr. Moszkowicz. Mr. Van Kuijeren is met bericht van verhindering niet verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. S.C.A. van Kuijeren als behandelend rechter-commissaris (hierna te noemen: de rechter) in de strafzaak met het parketnummer 16/119142-20. In deze strafzaak zijn op 29 oktober 2020 bij de rechter-commissaris meerdere getuigen verhoord, waaronder getuige [A] . Hierbij waren ook de advocaten van medeverdachten van verzoeker aanwezig. Aan het einde van dit getuigenverhoor heeft mr. Moszkowicz namens verzoeker de rechter gewraakt.
2.2.
Verzoeker heeft het volgende ten grondslag gelegd aan zijn wrakingsverzoek. Bij aanvang van het getuigenverhoor vroeg mr. Moszkowicz aan de andere aanwezigen op welke paginanummer in de papieren versie van het dossier hij de getuigenverklaring kon vinden. Hij had namelijk het getuigenverhoor voorbereid met een digitaal dossier en had deze dag een papieren versie van het dossier bij zich. De rechter vroeg vervolgens aan de griffier om op te tekenen dat mr. Moszkowicz vroeg om het paginanummer. Hij heeft toen gevraagd om ook zijn uitleg waarom hij deze vraag stelde op te tekenen. Dit werd geweigerd door de rechter. Hij heeft toen ook om akte gevraagd ex artikel 326 lid 4 Sv. Ook dit werd geweigerd. Later in het verhoor vroeg de rechter zelf ook om een paginanummer. Mr. Moszkowicz heeft toen gevraagd om dit ook op te tekenen in het proces-verbaal. Dit werd geweigerd door de rechter. Zij voegde daaraan toe dat dit geen visitekaartje voor hem was. Hij heeft daarop gereageerd dat hij hier niet was om vrienden te maken, maar om slechts zijn werk te doen. Ook dit is niet in het proces-verbaal opgenomen. Gelet op dit voorgaande is verzoeker van mening dat het proces-verbaal aan degenen die dit straks zullen lezen een volstrekt verkeerd beeld geeft van hetgeen verhandeld is tijdens het verhoor. De rechter suggereert namelijk dat mr. Moszkowicz niet goed was voorbereid. Het in het proces-verbaal weergegeven beeld van de verdediging van verzoeker kan invloed hebben op de positie van verzoeker bij degenen die straks inhoudelijk over deze zaak moeten oordelen. Het weergegeven beeld is nu onjuist, suggestief en in het nadeel van verzoeker. Daarnaast is het onjuist weergeven van hetgeen is verhandeld tijdens het verhoor in strijd met artikel 6 EVRM en zeker in strijd met de goede procesorde. De rechter heeft daarom in zowel objectieve als subjectieve zin de schijn van vooringenomenheid gewekt. Mr. Moszkowicz heeft ook nog aangevoerd dat de betrokkenheid van de rechter in een ander strafrechtelijk onderzoek wellicht ook invloed heeft gehad op de houding van de rechter. In dit onderzoek heeft mr. Moszkowicz namelijk problemen ondervonden rondom de communicatie met betrekking tot de opgave van verhinderdata. Op de wrakingszitting heeft mr. Moskowicz benoemd dat dit onderdeel van de wrakingsgrond juridisch gezien geen bijdrage kan leveren aan het wrakingsverzoek. Dit onderdeel behoeft daarom volgens hem geen verdere bespreking bij de beoordeling van het wrakingsverzoek.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich op het standpunt dat mr. Moszkowicz bij meerdere getuigenverhoren op 27 oktober 2020 heeft gevraagd om een paginanummer. Zij heeft daarom aangegeven dat het paraat hebben van de pagina’s van de verklaring van de getuige die op dat moment bij de rechter-commissaris wordt gehoord, hoort bij de voorbereiding van de zaak en dat zij die niet telkens verstrekt. Bij het verhoor van getuige [A] heeft zij daarom aan de griffier verzocht om de opmerking van mr. Moszkowicz op te nemen in het proces-verbaal. Hij was het daar niet mee eens, maar de rechter kan zich niet herinneren dat hij toen heeft gevraagd om akte. Het klopt dat zij tijdens het verhoor heeft gevraagd om een paginanummer aan mr. Moszkowicz, maar dat was op het moment dat hij iets wilde voorhouden uit de verklaring van de getuige. Zij wilde het precieze paginanummer weten zodat zij kon terugvinden wat hij de getuige wilde voorhouden. Dit heeft als doel dat de griffier het goed kan weergeven in het proces-verbaal en dat de rechter kan controleren of de tekst correct en volledig wordt voorgehouden. Mr. Moszkowicz heeft meerdere malen geweigerd het paginanummer te noemen van het door hem voor te houden stuk uit de getuigenverklaringen. Het klopt dat zij toen heeft gezegd dat hij zelf moest weten welk visitekaartje hij wilde afgeven. De rechter is van mening dat uit de door haar geschetste feiten en omstandigheden niet kan volgen dat zij op enig moment vooringenomen is geweest ten aanzien van verzoeker, of de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt. Zij verzoekt de wrakingskamer het wrakingsverzoek af te wijzen.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 512 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn of haar overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
Persoonlijke vooringenomenheid bij de rechter tegenover verzoeker is niet gesteld of gebleken. Onderzocht moet daarom worden of uit het optreden van de rechter blijkt dat zij vooringenomen is of dat zij die schijn heeft gewekt. Naar het oordeel van de wrakingskamer is dat niet het geval.
3.4.
Mr. Moszkowicz wilde dat de rechter niet alleen de opmerking dat hij om het paginanummer gevraagd had, maar ook zijn uitleg waarom hij die vraag stelde in het proces-verbaal laten opnemen. Daarnaast wilde hij dat de rechter haar eigen vraag naar een paginanummer en de opmerkingen die de rechter en de advocaat naar aanleiding van dat verzoek hadden gemaakt in het proces-verbaal van het verhoor zou laten opnemen. Ter zitting van de wrakingskamer heeft mr. Moszkowicz verklaard dat hij het verzoek gedaan heeft om de vraag van de rechter naar een paginanummer en de daarop volgende opmerkingen in het proces-verbaal op te nemen, omdat de rechter zijn eerdere eigen vraag naar een paginanummer in het proces-verbaal opgenomen had. De rechter heeft in haar reactie verklaard dat zij zich niet meer kan herinneren dat mr. Moszkowicz om akte verzocht heeft in verband met zijn uitleg van zijn vraag over een paginanummer en heeft de gestelde weigering om haar eigen vraag naar een paginanummer en de daarmee verband houdende opmerkingen niet betwist. De wrakingskamer gaat er van uit dat de rechter geweigerd heeft de uitleg, haar eigen vraag en de opmerkingen naar aanleiding daarvan in het proces-verbaal op te nemen. De vraag is nu of die weigering duiden op vooringenomenheid van de rechter of op de schijn daarvan.
3.5.
De wrakingskamer stelt voorop dat de rechter op grond van artikel 172, eerste lid, Sv bepaalt wat de griffier in het proces-verbaal opneemt. Een verzoek van de raadsman om enige opgave in de eigen woorden op te nemen, wordt gehonoreerd voor zover de opgave redelijke grenzen niet overschrijdt (artikel 172, derde lid, Sv). De rechter was dus niet gehouden om elke opgave waarvan de raadsman opname in het proces-verbaal wenste in het proces-verbaal op te nemen, maar had daarbij een eigen beoordelingsvrijheid. De uitleg, de vraag van de rechter-commissaris en de opmerkingen, waarvan mr. Moszkowicz opneming in het proces-verbaal gevraagd heeft, hebben geen betrekking op de inhoud van de verklaring van de getuige, maar maken deel uit van - zo leidt de wrakingskamer af uit het wrakingsverzoek en de reactie daarop van de rechter - de verstoorde communicatie tussen de raadsman en de rechter tijdens het verhoor van de getuige, waartoe ook de vermelding van de vraag van de raadsman aan het begin van het proces-verbaal behoort. De opmerking van mr. Moszkowicz gedaan ter zitting van de wrakingskamer, dat hij opname in het proces-verbaal van de vraag van de rechter naar een paginanummer en van de naar aanleiding daarvan gemaakte opmerkingen gevraagd heeft, omdat de rechter eerder zijn vraag naar een paginanummer in het proces-verbaal opgenomen had, onderstreept die verstoorde communicatie in de ogen van de wrakingskamer nog eens. In het licht van het voorgaande is de wrakingskamer van oordeel dat de weigering om genoemde opgaven in het proces-verbaal op te nemen geen zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat bij verzoeker bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
3.6.
De omstandigheid dat in het door de rechter opgestelde proces-verbaal - zonder indienen van het wrakingsverzoek - alleen maar gestaan zou hebben, dat mr. Moszkowicz gevraagd had op welke paginanummer het verhoor van de getuige staat vindt de wrakingskamer onvoldoende grond voor het aannemen van vooringenomenheid van de rechter of de schijn daarvan. Juist is dat daarmee een zekere suggestie gedaan wordt over de wijze van voorbereiding van het verhoor door mr. Moszkowicz, maar dat acht de wrakingskamer, vooral gezien het ontbreken van enige context van de vermelding, onvoldoende om te vrezen dat de rechter de zaak niet meer met de vereiste onpartijdigheid zou kunnen behandelen.
3.7.
Bij de beoordeling van het verzoek tot wraking van de rechter heeft de wrakingskamer ook het volgende betrokken. Verzoeker stelt, zo volgt uit het verzoek tot wraking en de ter zitting van de wrakingskamer daarop gegeven toelichting, dat door het opnemen in het proces-verbaal van de vraag van mr. Moszkowicz naar het paginanummer een verkeerd beeld van de verdediging wordt gegeven bij degenen die inhoudelijk over de strafzaak tegen verzoeker moeten oordelen. Hij vreest dat dit onjuiste beeld in zijn nadeel zal zijn. Hij wenst met andere woorden met het oog op de beoordeling van de zaak door de strafrechter dat de inhoud van het proces-verbaal van de rechter op dat punt gewijzigd wordt of buiten beschouwing gelaten wordt. Daartoe dient het wrakingsmiddel niet; een verzoek tot wraking van de rechter heeft tot doel de rechter de zaak niet langer te laten behandelen en de zaak door een andere rechter te laten behandelen. Verzoeker heeft daarom onvoldoende belang bij wraking van de rechter.
3.8.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de rechter tegen wie het verzoek tot wraking gericht is, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van het team strafrecht, waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met parketnummer 16/119142-20 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A de Beaufort, voorzitter, en mr. D.J. van Maanen en mr. J.G. Nicholson als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2020.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.