ECLI:NL:RBMNE:2020:4893
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete opgelegd aan taxichauffeur wegens niet-functionerende boordcomputer
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een taxichauffeur en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. De taxichauffeur, eiser, had een bestuurlijke boete van € 4.400,- opgelegd gekregen wegens het niet aanzetten van de boordcomputer tijdens een controle op 26 april 2019. Eiser had erkend de overtreding te hebben begaan, maar stelde dat de boete niet aan hem kon worden verweten omdat hij de boordcomputer slechts eenmalig was vergeten aan te zetten. Hij voerde aan dat hij zijn ritten wel registreerde via de Uber app, wat volgens hem voldeed aan de eisen van de Arbeidstijdenwet en het Besluit Personenvervoer 2000.
De rechtbank oordeelde dat de Minister in redelijkheid had kunnen besluiten dat de overtreding aan eiser kon worden verweten. De rechtbank benadrukte dat de verplichting om de boordcomputer aan te zetten van groot belang is voor de controle op de naleving van regels inzake rij- en rusttijden, en dat de Uber app geen wettelijk controlemiddel is. De rechtbank verwierp ook het argument van eiser dat de boete onevenredig en disproportioneel was, en oordeelde dat de hoogte van de boete conform het beleid van de Minister was. Eiser had geen aanleiding aangetoond voor matiging van de boete, en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van naleving van de regels omtrent taxivervoer en de rol van de boordcomputer als wettelijk controlemiddel. De rechtbank concludeerde dat de opgelegde boete terecht was en dat er geen reden was om deze te matigen. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn in kennis gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.