In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 juni 2020 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de Belastingdienst/Toeslagen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een beslissing van de Belastingdienst, maar de instantie had niet tijdig op dit bezwaar beslist. Eiser had op 20 september 2019 een bezwaarschrift ingediend, dat op 24 september 2019 door de Belastingdienst was ontvangen. De wettelijke termijn voor het nemen van een beslissing op het bezwaar was zes weken, maar deze termijn was verstreken zonder dat er een besluit was genomen. Eiser heeft de Belastingdienst op 18 december 2019 in gebreke gesteld, maar ook daarna bleef een beslissing uit.
De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiser gegrond was, omdat de Belastingdienst niet binnen de gestelde termijn had beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing zijn, die bepalen dat een betrokkene een ingebrekestelling moet sturen als er niet tijdig op een aanvraag of bezwaar wordt beslist. De rechtbank heeft de Belastingdienst opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door de Belastingdienst moet worden betaald, en het griffierecht van € 48,- moet ook aan eiser worden vergoed.
De uitspraak is gedaan door rechter M.C. Verra, in aanwezigheid van griffier O. Asafiati. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet in een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.