4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten last gelegde en zal het handelen van verdachte kwalificeren als het overtreden van artikel 6 WVW, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht. Hieronder zal de rechtbank eerst de bewijsmiddelen uiteenzetten. Daarna zal worden ingegaan op de interpretatie die de rechtbank aan de bewijsmiddelen geeft en op de verweren van de raadsman.
Bewijsmiddelen
Verdachte reed, als bestuurder van de Lancia reed over de afslag Maarssen / Vleuten van de Rijksweg A2, komende uit de richting van Amsterdam en gaande in de richting van ’s-Hertogenbosch. Voor hem, in dezelfde rijrichting, reden de Peugeot, de Ford en de Kia. Door de noodzaak van het verkeer moesten de drie laatstgenoemde voertuigen remmen op de uitvoegstrook. De bestuurder van de Lancia bracht zijn voertuig niet tijdig tot stilstand, waardoor hij tegen de achterzijde van de Peugeot aan reed. Op basis van de data uit de Event Data Recorder reed verdachte 0,3 seconden voor de botsing met een snelheid van ongeveer 90 kilometer per uur. De botssnelheid zal daardoor hoogst waarschijnlijk net onder de 90 kilometer per uur hebben gelegen. De Peugeot sloeg door de aanrijding op de kop en kwam tegen de voor hem rijdende Ford aan. De Ford raakte vervolgens met zijn voorzijde, de achterzijde van de Kia. Ten gevolge van de aanrijding raakte de bestuurder van de Peugeot gewond.
Uit het proces-verbaal van verhoor verdachte blijkt:
Wij hoorden [verdachte] als verdachte over het verkeersongeval op de A2 afrit Maarssen op 22 september 2017.
V: Heeft u 24 uur voorafgaande aan het verkeersongeval alcoholhoudende drank
gedronken en hoeveel?
A: Ja, tussen 16:00 en 17:00 uur 4 (vier) bier. Dit waren vaasjes.
V: Hoe was uw bekendheid op de plaats van het verkeersongeval?
A: Zeer bekend. A: (…) Ik moest naar [naam] (…). Ik was erg druk in mijn hoofd, omdat het zo druk op de weg was. Ik was meer bezig met hoe kom ik het snelst bij [naam] dan 20 tot 50 meter voor me kijken. (…) Ik weet dat de afrit op een gegeven moment twee
banen krijgt. Ter hoogte van dit punt wilde ik uitvoegen. Ik wilde dit omdat de rechterbaan al helemaal vol stond (…). Deze mensen stonden min of meer stil. Ik dacht dat de weg vrij was. Maar er stond in de rechterbaan een auto die wat uitstak. Ik heb dit niet gezien en ben er in een flits tegen aan gereden.
V: Met welke snelheid reed u tijdens het verkeersongeval?
A: Ik dacht met 60 a 70 km/h. De matrix borden stonden op 70 km/h.
Ik heb een blaastest afgenomen van verdachte, [verdachte] , geboren op [1972] te [geboorteplaats] . Ik zag dat het blaasapparaat een ‘P/A’ aangaf. Ik zag dat het blaasapparaat een indicatie aangaf van 190 ug/l.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard::
U houdt mij de situatieschets op pagina 12 uit het dossier voor. Die situatieschets klopt op zich.
Betrokkene [slachtoffer] heeft verklaard:
V: In welke auto reed u op 22 september 2017?
A: Ik reed in een Peugeot. Ik reed op de parallelbaan van de A2. Ik kwam uit de richting van Amsterdam. Ik wilde afslag 6 nemen bij Maarssen. Ik sloot achteraan aan. (…) Voor mij stond wel een lange rij auto’s voor het stoplicht. (…) Ik keek vervolgens in mijn achteruitkijkspiegel en zag een grote donkere auto met grote snelheid aan komen rijden. Ik zag dat hij ook nietcorrigeerde, ook niet toen hij vlak bij was. Ik dacht daar gaan we. Ik ben toen in elkaar gedoken met mijn armen om mijn hoofd. Vervolgens werd ik wakker op het plafond van mijn auto. Ik merkte toen dat ik op de kop lag. (…) Volgens mij zat hij ook niet op te letten. Naast mij aan de linkerkant was voldoende ruimte om uit te wijken. Ik heb hem ook niet horen remmen (…). Volgens mij is hij er gewoon met volle snelheid ingedoken.
Uit de geneeskundige verklaring, ondertekend op 18 oktober 2017, met medische informatie over betrokkene [slachtoffer] blijkt het volgende:
Uitwendig waargenomen letsel: Hematoom op achterhoofd. Schaafwond tussen de wenkbrauwen.
Achteraf blijkt sprake van een hersenschudding (bewustzijnsverlies/geheugenklachten) met tot op heden postcommotioneel beeld (trager in denken, concentratie etc.)
Geschatte duur van genezing: 6 weken tot 3 maanden.
Op 5 december 2017 heb ik contact gehad met [slachtoffer] .
Hij gaf aan nog veel last te hebben van zijn hoofd en momenteel werkzaam is op
therapeutische basis.
Uit het ‘Onderzoek standen matrix borden’ blijkt het volgende:
Uit het bedrijfssysteem van de politie bleek dat de melding van de aanrijding om 17:44 uur had plaatsgevonden. Voor de rijstrook A2 M (parallelrijbaan en afslag) bleek dat de matrixborden ter hoogte van 55.880 gelegen waren voor de plaats van het ongeval.
De plaats van het ongeval was ter hoogte van hectometerpaal 56.1. De matrixborden 55.880 stonden om 17:40:39 uur voor de twee rijstroken op de maximum snelheid 70 km/u.
Uit de standen van de matrixborden ter hoogte 55.880 (voor het ongeval) en 56.196 (na het ongeval) blijkt het volgende:
Bewijsoverwegingen
De vraag of verdachte culpoos heeft gehandeld moet worden beoordeeld aan het geheel van zijn gedragingen, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. In zijn algemeenheid valt niet aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid. Evenmin kan reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Gebruik van alcohol
De officier van justitie heeft niet de strafverzwarende situatie als bedoeld in artikel 175 lid 3 aan verdachte tenlastegelegd. Verdachte had ook niet meer gedronken dan wettelijk is toegestaan; het blaasapparaat gaf een indicatie aan van 190 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht (ug/l), waarmee verdachte onder de strafverzwarende grens van 220 ug/l bleef. Het is echter algemeen bekend dat na alcoholinname de reactiesnelheid vermindert. Dat verdachte ervoor heeft gekozen om aan het verkeer deel te nemen na inname van vier glazen (zogenoemde ‘vaasjes’) bier, neemt de rechtbank als feitelijke omstandigheid mee in de beoordeling van de mate van schuld van verdachte aan het ontstaan van het ongeluk.
Snelheid van verdachte
Vastgesteld kan worden dat verdachte 0,3 seconden voor de botsing met de Peugeot 90 kilometer per uur (verder: km/u) reed.
Tijdstip aanrijding
Van de aanrijding werd bij de politie een melding ontvangen op 17.44 uur.
Om 17.43.51 uur sprongen de matrixborden boven de paralelrijbaan (zowel ter hoogte van het ongeluk 56,196), als ter hoogte van hectometerpaal 55,88) en de borden boven de uitvoegstrook op 50 km/uur. De rechtbank stelt hieruit afleidende vast dat het ongeluk kort voor 17.44 uur heeft plaatsgevonden.
Matrixborden 70 km/u en overschrijden van de maximum snelheid
Zowel ter hoogte van hectometerpaal 55,88 als ter hoogte van de hectometerpaal waar de aanrijding plaatsvond (56,196) ‘sprongen’ om 17.40.39 uur de matrixborden naar een maximumsnelheid van 70 km/u. Dit betekent dat de maximumsnelheid op de A2 bij voornoemde hectometerpalen reeds enige tijd voor het ongeluk 70 km/uur was.
Dát verdachte ook daadwerkelijk heeft gezien dat de matrixborden 70 km/uur aangaven, leidt de rechtbank af uit de verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie: “De matrixborden stonden op 70 km/u”. Hiermee is vast komen te staan dat verdachte op het moment van de aanrijding 20 km/u harder reed dan de maximum toegestane snelheid en dat hij zich hiervan bewust was.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat niet kan worden vastgesteld of de matrixborden voor het ongeluk 70 km/u aangaven.
Niet goed opgelet
Verdachte heeft verklaard dat hij ‘erg druk’ was in zijn hoofd, omdat het druk was op de weg en hij meer bezig was te bepalen hoe hij zo snel mogelijk op de plaats van bestemming kon komen, dan met 20 tot 50 meter voor zich uit te kijken.
Verdachte is uiteindelijk tegen een Peugeot gebotst die bezig was uit te voegen op de meest rechter uitvoegstrook (op het punt waar de tweede uitvoegstrook erbij komt). Uit het dossier blijkt dat de auto’s op de meest rechteruitvoegstrook minder hard doorreden of zelfs stilstonden. Verdachte verklaarde dat de Peugeot nog een stuk ‘uitstak’ en niet in zijn geheel op de meest rechter uitvoegstrook reed. De rechtbank kan dit aan de hand van het dossier niet vaststellen. Wel ziet de rechtbank in het sporenbeeld, behorende bij het botspunt tussen de Lancia van verdachte en de Peugeot (foto 2 op pagina 6 van het proces-verbaal ‘Fotoreportage en voertuigonderzoek’) dat dit niet valt uit te sluiten. Dit laat onverlet dat verdachte onvoldoende zijn aandacht bij het verkeer heeft gehad én daardoor niet heeft waargenomen dat hij te vroeg op de tweede ‘erbij komende’ uitvoegstrook invoegde, op een plek waarop dat feitelijk onmogelijk was en zo in botsing kwam met de Peugeot.
Tussen conclusie
Aldus heeft verdachte na voorafgaand gebruik van alcohol, terwijl de rechteruitvoegstrook vol stond met stilstaande, dan wel langzaam rijdende auto’s en de matrixborden een snelheid van 70 km/u aangaven, onvoldoende acht geslagen op de voor hem gelegen rijbanen. Verdachte heeft met onverminderde en te hoge snelheid de situatie ter plaatse onvoldoende overzien en is uitgevoegd op een punt waar dat feitelijk niet kon, waardoor hij een kettingbotsing heeft veroorzaakt door tegen de Peugeot met daarin [slachtoffer] , te rijden. Daarmee heeft verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedragen waardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
[slachtoffer] liep hierbij een hersenschudding met onder andere geheugenklachten op. De vraag is of dit letsel als zwaar lichamelijk letsel ex artikel 6 WVW kan worden aangemerkt.
Lichamelijk letsel ex art. 6 WVW
De in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht gegeven omschrijving van ‘zwaar lichamelijk letsel’ is alleen van toepassing bij de uitleg van bepalingen uit het Wetboek van Strafrecht. Artikel 6 WVW hanteert een eigen (beperktere) omschrijving.
Artikel 6 WVW onderscheidt drie soorten lichamelijk letsel. a. het zware lichamelijke letsel; b. lichamelijk letsel waaruit tijdelijke ziekte ontstaat; en c. lichamelijk letsel waaruit verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat. Voor toepassing van art. 6 WVW moet er lichamelijk letsel te zijn. Psychische gevolgen vallen buiten het bereik van dit artikel.
[slachtoffer] blijkt ten gevolge van het ongeluk onder andere een hersenschudding te hebben opgelopen, waardoor hij last heeft van geheugenklachten en trager is in denken en concentratie. Ongeveer 2,5 maand na het ongeluk had [slachtoffer] nog veel last van zijn hoofd en was hij slechts werkzaam op therapeutische basis. De rechtbank kan op basis van het dossier echter niet vaststellen dat het letsel kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Zij concludeert dat er, gelet op de geneeskundige verklaring in combinatie met de verklaring van [slachtoffer] in december 2017 sprake is van lichamelijk letsel waaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, zodat het verweer van de verdediging dat artikel 6 WVW niet van toepassing is, faalt.
Concluderend
Bewezen kan worden dat door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedrag van verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel is toegebracht dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde dan ook bewezen.