ECLI:NL:RBMNE:2020:4986

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
16 november 2020
Zaaknummer
UTR 20/1514
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag woningurgentie op basis van medische en sociale omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 november 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor woningurgentie door de gemeente Hilversum. Eiseres, die sinds juni 2018 niet meer in haar voormalige woning verblijft, heeft een aanvraag ingediend op basis van medische en sociale redenen, waaronder bedreigingen door haar ex-partner. De gemeente heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres niet voldoet aan de randvoorwaarden voor urgentie, waaronder het aantonen dat er geen alternatieve woonoplossingen zijn. Eiseres verbleef op het moment van de aanvraag in een kamer van een stichting, wat door de gemeente werd gezien als een alternatieve oplossing. Tijdens de zitting heeft eiseres haar situatie toegelicht en betoogd dat haar medische en sociale omstandigheden verslechterd zijn door haar huidige woonsituatie. De rechtbank oordeelde dat de gemeente in redelijkheid kon stellen dat eiseres niet aan de randvoorwaarden voldeed en dat er geen aanleiding was om de hardheidsclausule toe te passen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de gemeente niet onterecht had gehandeld door de aanvraag af te wijzen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1514

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 november 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. G. Cekicç),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum, verweerder
(gemachtigde: R.W. van Manen).

Procesverloop

Bij besluit van 23 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om woningurgentie afgewezen.
Bij besluit van 3 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 september 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat is de aanleiding voor deze uitspraak?
1. Eiseres woont sinds juni 2018 niet meer in de woning in [plaats] van haar toenmalige partner en heeft sindsdien bij vrienden en haar ex-schoonfamilie verbleven. In februari 2019 is zij opgevangen in opvanghuis [opvanghuis] in [plaats] . Inmiddels verblijft zij in een kamer van [stichting] . Eiseres staat vanaf juli 2018 ingeschreven bij Woningnet als woningzoekende en is vanaf april 2019 op het woningaanbod gaan reageren, nadat haar duidelijk werd dat ze er niet in zou slagen zelf onderdak te vinden. Op 15 juli 2019 heeft eiseres de aanvraag om woningurgentie ingediend vanwege medische en sociale redenen. Zij wordt door haar ex-partner bedreigd met de dood en kan zonder medicijnen niet kalmeren en slapen. De kamer van [stichting] waar zij nu woont is nog dichter bij de woning van haar ex-partner gelegen dan [opvanghuis] . Zij is bang voor hem en wil graag een woning op geruime afstand van haar ex-partner buiten [plaats] .

Waarom heeft verweerder de aanvraag afgewezen?

2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet aan de zogenoemde randvoorwaarden [1] voldoet. Eiseres kan niet aantonen dat er geen, al dan niet tijdelijke, alternatieve oplossing is voor het woonprobleem. Zij woont thans op een door haar gehuurde kamer. Uit de overgelegde e-mail van 15 januari 2020 blijkt dat eiseres zich bij problemen van haar ex-partner tot de politie kan wenden. Daarnaast heeft verweerder geen aanleiding gezien om eiseres, ondanks dat zij niet aan de randvoorwaarden voldoet, alsnog urgentie te verlenen op grond van de hardheidsclausule. De brief van GGZ Centraal die eiseres ter onderbouwing van haar medische problemen heeft overgelegd ziet op haar verblijf in [opvanghuis] . Omdat eiseres daar nu niet meer woont, komt aan deze brief geen doorslaggevende betekenis toe. Ook zijn de persoonlijke omstandigheden niet zodanig dat dit een beroep op de hardheidsclausule rechtvaardigt.
Waarom is eiseres het hier niet mee eens?
3. Eiseres heeft in de beroepsgronden in eerste instantie aangevoerd dat zij wel voldoet aan de randvoorwaarden, Ter zitting heeft zij zich echter op het standpunt gesteld dat zij strikt genomen niet voldoet aan de randvoorwaarden, omdat zij verblijft in een kamer van [stichting] en dit kan worden gezien als een alternatieve oplossing voor haar woonprobleem. Het alternatief om bij [stichting] een kamer te huren kan, in het specifieke geval van eiseres, echter niet worden aangemerkt als een tijdelijke woonoplossing. Het verblijf bij [stichting] heeft er immers voor gezorgd dat de medische situatie van eiseres is verergerd. Zij woont nu nog dichter bij haar ex-partner, namelijk op 300 meter afstand, en wordt nog steeds door hem gevolgd. Hij rijdt regelmatig langs haar woning en houdt zich ’s nachts in de auto op bij haar woning. Door de spanning die zij ervaart is zij sinds kort gediagnosticeerd met het fenomeen van Raynaud. Eiseres heeft meerdere malen contact gezocht met de politie en getracht aangifte te doen, maar dit is niet mogelijk. De politie heeft alleen aangegeven een melding te maken. Ook heeft de politie beloofd om een stopgesprek met de ex-partner te houden, maar die belofte is niet nagekomen. Eiseres heeft daardoor geen enkel vertrouwen in de politie. De situatie van eiseres is erger dan verweerder doet voorkomen.
Oordeel van de rechtbank over de randvoorwaarden
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiseres niet voldoet aan alle randvoorwaarden om voor urgentie in aanmerking te komen. Een van de randvoorwaarden is dat eiseres moet aantonen dat er geen, al dan niet tijdelijke, alternatieve oplossing is voor het woonprobleem. De rechtbank begrijpt heel goed dat de kamer waar eiseres nu woont niet ideaal is en dat zij bang is voor haar ex-partner die zich op zou houden in de omgeving van haar woning. Dit betekent alleen nog niet dat de kamer waar eiser nu woont geen alternatieve, tijdelijke oplossing is voor haar woonprobleem. Verweerder heeft zich aldus terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet aan de randvoorwaarden voldoet.
Beroep op de hardheidsclausule
5. Eiseres heeft ter zitting toegelicht dat de kern van haar betoog is dat zij een beroep doet op de hardheidsclausule vanwege haar verslechterde medische en sociale situatie tijdens haar verblijf in [stichting] . Zij vindt dat verweerder nadere informatie bij het GGZ had moeten vragen in plaats van geen betekenis toe te kennen aan de inhoud van de brief van GGZ dan wel had verweerder een medisch onderzoek moeten laten uitvoeren door een onafhankelijk arts. Het feit dat eiseres nu dichter bij haar ex-partner woont maakt juist dat informatie had moeten worden opgevraagd bij een (onafhankelijk) arts. Ter onderbouwing van haar medische situatie heeft zij in beroep een uitdraai van het huisartsenjournaal van 1 september 2020 overgelegd, met daarin haar medicatie, een verslag van de psycholoog van GGZ Centraal van
8 februari 2019, een verslag van de psychiater van GGZ Centraal van 26 februari 2019 en een behandelplan van GGZ Centraal van 23 september 2020. Ook heeft zij foto’s van haar Whatsapp-geschiedenis overgelegd om de mishandeling door haar ex-partner aan te tonen.
6. In artikel 4.2, tweede lid, van de Huisvestingsverordening staat dat verweerder kan afwijken van de regels voor urgentie indien strikte toepassing van de regels zou leiden tot niet gerechtvaardigde hardheid. Dit betekent dat voor de beoordeling of sprake is van een ongerechtvaardigde hardheid ook de vraag moet worden beantwoord wat de conclusie zou zijn als wel aan de in artikel 3.3 van de Huisvestingsverordening genoemde criteria voor urgentie zou zijn getoetst. Daarom beoordeelt de rechtbank hieronder, in het licht van de beroepsgronden, of sprake is van een zeer ernstige noodsituatie van eiseres op basis van medische gronden of sociale indicatie die rechtstreeks het gevolg is van de woonsituatie.
Medische omstandigheden
7. Over de medische omstandigheden heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat uit de stukken van GGZ Centraal die eiseres bij de aanvraag en in de bezwaarprocedure heeft overgelegd zien op de periode dat eiseres in de daklozenopvang [opvanghuis] verbleef. Eiseres huurt nu een eigen kamer bij [stichting] , zodat er geen reden is om te veronderstellen dat deze stukken van GGZ Centraal ook betrekking hebben op haar verblijf in de kamer bij [stichting] . Over de stukken die eiseres in beroep heeft overgelegd heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat, nog daargelaten dat verweerder deze stukken niet had ten tijde van het bestreden besluit, uit deze stukken niet blijkt dat er sprake is van een medische zeer ernstige noodsituatie die het rechtsreeks gevolg is van de huidige woonsituatie. Dit betekent dat er reeds hierom geen aanleiding is voor verweerder tot een nader medisch onderzoek door een onafhankelijk medisch deskundige.
Sociale indicatie
8. Voorts heeft eiseres ter onderbouwing van haar verslechterde sociale situatie foto’s uit haar Whatsapp-geschiedenis overgelegd. Deze foto’s zijn volgens eiseres een onderbouwing van haar standpunt dat zij is mishandeld door haar ex-partner en dat het slechter gaat met haar dan verweerder veronderstelt. Ook heeft zij betoogd dat de politie niets voor haar kan doen en dat zij geen aangifte kan doen over het gedrag van haar ex-partner.
9. De rechtbank overweegt dat verweerder deze foto’s niet heeft mee kunnen nemen in de besluitvorming ter onderbouwing van haar beroep op de hardheidsclausule, omdat deze foto’s pas in beroep zijn overgelegd en niet blijkt door wie, hoe en wanneer het letsel aan eiseres is toegebracht. Ook volgt de rechtbank eiseres niet in haar standpunt dat de politie niets voor haar kan betekenen. Zo blijkt uit de e-mail van eiseres van 15 januari 2020 dat de politie mutaties heeft gemaakt van de meldingen van eiseres en is afgesproken dat zij direct de politie moet bellen als de ex-partner weer in de buurt van haar verblijfplaats komt, zodat de politie direct kan handelen. Dat eiseres geen vertrouwen in politie heeft leidt niet tot een ander standpunt, omdat eiseres geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat de politie haar niet wil helpen. Verweerder heeft derhalve geen aanleiding hoeven zien hierover anders te oordelen.
10. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verweerder in redelijkheid de hardheidsclausule niet heeft hoeven toepassen omdat er geen sprake is van een onvoorziene en onbillijke toepassing van de regels. Bovendien verkeert eiseres ook niet in een zeer afwijkende situatie van veel andere woningzoekenden die in een moeilijke situatie verkeren.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.M. van Luijk-Salomons, griffier. De beslissing is uitgesproken op 17 november 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Artikel 3.2, vierde lid, van de Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2019.