ECLI:NL:RBMNE:2020:4992

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 november 2020
Publicatiedatum
16 november 2020
Zaaknummer
C/16/508615 / KG ZA 20-437
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil tussen eigenaar en huurder over ontruiming en toegang tot woningen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, heeft eiseres, een eigenaresse van twee woningen in [woonplaats 2], een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die volgens eiseres zonder geldige titel in de woning op [nummeraanduiding 1] verblijft. Eiseres vordert ontruiming van deze woning en een verbod voor gedaagde om eiseres de toegang tot de woning op [nummeraanduiding 2] te weigeren. Gedaagde betwist echter dat zij zonder geldige titel in de woning verblijft en stelt dat er een huurovereenkomst bestaat tussen haar en eiseres. Deze huurovereenkomst is gedateerd op 30 januari 2019 en is voor onbepaalde tijd. Gedaagde heeft ook bankafschriften overgelegd waaruit blijkt dat zij huur aan eiseres betaalt.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een geschil bestaat over de authenticiteit van de huurovereenkomst. Eiseres heeft schriftexperts ingeschakeld die hebben geconcludeerd dat de handtekeningen op de huurovereenkomst niet authentiek zijn. Gedaagde heeft echter betoogd dat de schriftexperts geen originele stukken hebben beoordeeld en dat eiseres geen vaste handtekening heeft. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat gedaagde zonder geldige titel in de woning verblijft. Daarom wordt de vordering tot ontruiming van de woning op [nummeraanduiding 1] afgewezen.

Wat betreft de vordering ten aanzien van de woning op [nummeraanduiding 2] heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat gedaagde geen belang meer heeft bij deze vordering, aangezien zij niet in de woning woont en ook geen sleutel heeft. De voorzieningenrechter wijst ook deze vordering af. Eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die in totaal € 937,-- bedragen. De uitspraak is gedaan door mr. A.R. Creutzberg op 2 november 2020.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/508615 / KG ZA 20-437
Vonnis in kort geding van 2 november 2020
in de zaak van
[eiseres],
wonende in [woonplaats 1] , Verenigd Koninkrijk,
eiseres,
advocaat mr. R.V.C.F. Dingemans,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. H.M. Meijerink.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 10
  • de nagezonden producties 11 tot en met 22 van [eiseres]
  • de akte wijziging en vermeerdering van eis van [eiseres]
  • de schriftelijke reactie met bijlagen van 18 september 2020 van [gedaagde]
  • de producties 1 tot en met 19 van [gedaagde]
  • de mondelinge behandeling op 19 oktober 2020
  • de pleitnota van de advocaat van [eiseres]
  • de pleitnota van de advocaat van [gedaagde] .
1.2.
De voorzieningenrechter heeft besloten dat de uitspraak vandaag is.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[eiseres] is eigenares van twee woningen in [woonplaats 2] : [straatnaam] [nummeraanduiding 1] en [nummeraanduiding 2] . Volgens [eiseres] woont [gedaagde] zonder geldige titel in de woning op nummer [nummeraanduiding 1] . [eiseres] wil dat [gedaagde] de woning verlaat zodat zij weer zelf over de woning kan beschikken, maar [gedaagde] wil de woning niet verlaten. Zij stelt dat zij een huurovereenkomst heeft met [eiseres] . [eiseres] vordert in deze procedure ontruiming van de woning op nummer [nummeraanduiding 1] . Ten aanzien van de woning op nummer [nummeraanduiding 2] vordert [eiseres] dat [gedaagde] wordt verboden om [eiseres] de toegang tot de woning te weigeren. Dit alles onder verbeurte van een dwangsom. Ook heeft [eiseres] gevorderd dat [gedaagde] de kosten betaalt van de schriftexperts die zij heeft ingeschakeld.
De vordering ten aanzien van de woning op nummer [nummeraanduiding 1]
2.2.
[gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat zij zonder geldige titel in de woning verblijft. Zij heeft een huurovereenkomst van 30 januari 2019 tussen partijen overgelegd. Dat is een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd. Ook heeft [gedaagde] bankafschriften overgelegd waarop maandelijkse overschrijvingen van een bedrag van € 700,-- (al dan niet via haar ouders) aan [eiseres] zichtbaar zijn. Vanaf februari 2020 betaalt [gedaagde] naar eigen zeggen haar huur contant aan [eiseres] , als [eiseres] in Nederland is of als [gedaagde] in het Verenigd Koninkrijk is. [gedaagde] heeft daarvan kwitanties laten zien.
2.3.
De reactie van [eiseres] op nagenoeg alle stukken die [gedaagde] ter onderbouwing heeft ingediend, houdt in dat die zijn vervalst. [eiseres] heeft schriftexperts ingeschakeld om onder andere de handtekeningen op de huurovereenkomst te onderzoeken. De schriftexperts hebben geconcludeerd dat de onderzochte handtekeningen geen authentieke handtekeningen van [eiseres] zijn. [gedaagde] heeft haar kanttekeningen geplaatst bij het oordeel van de schriftexperts: zij hebben geen originele stukken beoordeeld en [eiseres] heeft geen vaste handtekening.
2.4.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. [eiseres] heeft een voldoende spoedeisend belang gesteld bij haar vordering omdat zij eigenares is van de woningen en daarover op korte termijn wil kunnen beschikken. Een ontruiming is echter een zware maatregel, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van een huurder. Vanwege de ernst van de gevolgen voor de huurder kan daarom een ontruiming alleen in een kort geding worden uitgesproken, als het voldoende aannemelijk is dat de huurder in een bodemprocedure ook tot ontruiming wordt veroordeeld.
2.5.
De voorzieningenrechter stelt vast dat partijen lijnrecht tegenover elkaar staan. Eén van hen spreekt niet de waarheid over de authenticiteit van de huurovereenkomst. [eiseres] heeft geprobeerd die discussie te beslechten met een rapportage van schriftexperts. Maar dat is onvoldoende, vanwege de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] . [gedaagde] heeft namelijk met een aantal kopieën van door [eiseres] sinds 2009 ondertekende stukken laten zien dat er veel verschillen zichtbaar zijn in de diverse keren dat [eiseres] haar handtekening heeft gezet, en aldus voldoende aannemelijk gemaakt dat [eiseres] geen vaste handtekening heeft. Die verschillende handtekeningen hebben de schriftexperts niet in hun beoordeling betrokken. Ook is komen vast te staan dat [gedaagde] de woning al enige tijd bewoont en huur heeft betaald. Dit betekent dat de voorzieningenrechter er vooralsnog van uitgaat dat [gedaagde] met een geldige titel in de woning op nummer [nummeraanduiding 1] verblijft. Bij deze stand van zaken is het dus niet aannemelijk dat [gedaagde] in een bodemprocedure wordt veroordeeld tot ontruiming van de woning. De vordering van [eiseres] ten aanzien van de woning op nummer [nummeraanduiding 1] wordt daarom afgewezen.
De vordering ten aanzien van de woning op nummer [nummeraanduiding 2]
2.5.1.
De achtergrond van deze vordering houdt in dat [eiseres] stelt dat [gedaagde] nodeloos de politie heeft ingeschakeld op momenten waarop iemand namens [eiseres] de woning wilde betreden. Ook meent [eiseres] dat [gedaagde] tot kort geleden feitelijk de woning op nummer [nummeraanduiding 2] beheerde, terwijl zij daartoe niet (langer) bevoegd was.
2.6.
[eiseres] heeft weliswaar de authenticiteit van de volmacht aan [gedaagde] voor het beheer van de woning op nummer [nummeraanduiding 2] betwist, maar zij heeft erkend dat zij de brief van [gedaagde] in februari 2020 heeft ontvangen. In die brief deed [gedaagde] afstand van haar bevoegdheden ten aanzien van het beheer van de woning en maakte zij kenbaar dat zij niets meer met de woning te maken wil hebben. [gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat zij de politie niet zal bellen als [eiseres] zich enkel richt op de deur en het slot van de woning op nummer [nummeraanduiding 2] (en dus niet [nummeraanduiding 1] ). De voorzieningenrechter leidt uit het voorgaande af dat [eiseres] geen belang (meer) heeft bij haar vordering ten aanzien van de woning op nummer [nummeraanduiding 2] . [gedaagde] woont niet in de betreffende woning en beheert die ook niet meer. Ook heeft [gedaagde] kennelijk geen sleutel van de woning. Zij is dus niet in staat of bevoegd [eiseres] de toegang tot die woning te weigeren. Daarom wijst de voorzieningenrechter ook dit deel van de vordering van [eiseres] af.
Vergoeding van de expertisekosten
2.7.
Voor zover een vordering tot schadevergoeding zich leent voor een kort geding, overweegt de voorzieningenrechter dat uit het voorgaande voortvloeit dat ook die vordering van [eiseres] moeten worden afgewezen.
Proceskosten
2.8.
De vorderingen van [eiseres] worden afgewezen. Zij heeft ongelijk gekregen en moet daarom de proceskosten van [gedaagde] betalen. Die kosten bedragen in totaal € 937,-- en bestaan uit: € 304,-- griffierecht en € 633,-- salaris advocaat.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 937,--,
3.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.R. Creutzberg en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2020. [1]

Voetnoten

1.type: RvdH/4142