ECLI:NL:RBMNE:2020:5032

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 november 2020
Publicatiedatum
18 november 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2729
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Maatregel opgelegd wegens niet voldoen aan arbeidsverplichting en evenredigheidsbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.R.A. Rutten, had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, dat een maatregel van 100% bijstandsverlaging oplegde voor de duur van één maand, omdat eiser niet had voldaan aan zijn arbeidsverplichting. Eiser had geen bewijsstukken overgelegd waaruit bleek dat hij in de maanden januari en februari 2020 aan de vereiste sollicitatieplicht had voldaan. Verweerder stelde dat er geen dringende redenen waren om van de maatregel af te zien.

Tijdens de zitting, die via Skype plaatsvond op 5 november 2020, heeft eiser betoogd dat verweerder te streng was en dat zijn medische klachten onvoldoende waren meegewogen. Eiser verwees naar een deskundigenrapport dat aangaf dat hij door zijn beperkingen slechts acht tot twaalf uur per week kon werken. Eiser stelde dat het opleggen van de maatregel onredelijk was, gezien zijn inspanningen om werk te vinden en zijn medische situatie.

De rechtbank oordeelde echter dat er geen ruimte was voor een toets aan het evenredigheidsbeginsel, omdat de wetgeving in dit geval een gebonden bevoegdheid voor verweerder inhield. Aangezien er geen dringende redenen waren aangevoerd, was de rechtbank van mening dat verweerder terecht de maatregel had opgelegd. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2729

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser
(gemachtigde: mr. M.R.A. Rutten),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder
(gemachtigde: E.H. Siemeling).

Procesverloop

Bij besluit van 11 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser vanaf 1 april 2020 een maatregel opgelegd van 100% inclusief vakantietoeslag voor de duur van één maand.
Bij besluit van 2 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft via Skype for Business plaatsgevonden op 5 november 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Aan eiser en zijn gezin is bij besluit van 27 augustus 2013 vanaf 19 maart 2013 bijstand toegekend. Aan eiser is op 19 maart 2013 de werkopdracht volwassenen opgelegd, waarin onder meer de verplichting is opgenomen dat hij iedere week ten minste drie serieuze sollicitaties naar algemeen geaccepteerde arbeid doet.
2. Verweerder heeft aan eiser de maatregel opgelegd, omdat eiser – kort samengevat – geen bewijsstukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij in de maanden januari en februari 2020 iedere week op tenminste drie vacatures heeft gesolliciteerd. Eiser heeft daarom niet voldaan aan de voor hem geldende arbeidsverplichting, zodat een maatregel is opgelegd. Er zijn volgens verweerder geen dringende redenen aanwezig om af te zien van het opleggen van deze maatregel.
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder te streng is geweest. Uit het RAAK-rapport blijkt dat eiser graag wil werken, dat hij meewerkt met de werkmatcher en aan proefplaatsingen, werkpleinen en gesprekken deelneemt. Duidelijk is dat eiser van goede wil is. Uit het RAAK-rapport blijkt ook dat eiser al langer aangeeft medische klachten te hebben, zoals allergieën, longklachten en hoofdpijn. Verweerder heeft dit onvoldoende meegewogen bij de besluitvorming. Korte tijd later heeft verweerder het kennelijk toch nodig gevonden om een deskundigenrapport te laten opstellen met betrekking tot de medische klachten en belastbaarheid. Uit het rapport van Calder Werkt van 19 juni 2020 volgt dat eiser beperkingen heeft en dat hij, daarmee rekening houdend, maar acht tot twaalf uur per week kan werken. Het opleggen van de maatregel is daarom niet redelijk.
4. Ter zitting is komen vast te staan dat eiser met zijn betoog uitsluitend een beroep heeft willen doen op artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er moet volgens eiser worden gekeken naar het samenstel van gebeurtenissen, waarbij hij de wil toont en meewerkt om een baan te vinden, maar ook medische klachten heeft. Het opleggen van een maatregel is in dat geval, gezien de gevolgen voor eiser aan de ene kant en het doel van de maatregel aan de andere kant, onredelijk.
5. De rechtbank is, anders dan eiser heeft betoogd, van oordeel dat er in dit geval geen ruimte is voor een toets aan het evenredigheidsbeginsel als bedoeld in artikel 3:4, tweede lid, van de Awb. Aangezien artikel 18, vijfde lid, van de Pw een gebonden bevoegdheid bevat, bestaat voor verweerder geen ruimte de maatregel af te stemmen indien geen sprake is van dringende redenen in de zin van artikel 18, tiende lid, van de Pw. Nu is gesteld noch gebleken dat sprake was van een dringende reden, moest verweerder dan ook overgaan tot het opleggen van de maatregel.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier. De beslissing is uitgesproken op 19 november 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.