ECLI:NL:RBMNE:2020:5125

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 oktober 2020
Publicatiedatum
23 november 2020
Zaaknummer
UTR 19/4983
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder dwangsom herplantplicht voor gekapte bomen; geen zicht op legalisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 oktober 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren. De eiser, eigenaar van een woning, had een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning om negen bomen te kappen, maar deze was door het college geweigerd. Ondanks de weigering heeft de eiser de bomen gekapt, waarna het college hem gelastte om vier bomen te herplanten. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 1 oktober 2020 heeft de rechtbank vastgesteld dat de last onder dwangsom enkel betrekking had op de herplantplicht van de vier bomen die gekapt waren. De rechtbank overwoog dat de eiser geen omgevingsvergunning had voor het kappen van deze bomen, wat een overtreding vormde. De rechtbank concludeerde dat er geen concreet zicht op legalisatie bestond, aangezien de eerdere vergunningaanvraag was geweigerd en de eiser geen bezwaar had ingediend tegen deze weigering.

De rechtbank oordeelde dat handhavend optreden door het college niet onevenredig was en dat de argumenten van de eiser, waaronder de slechte staat van het snippergroen en de kosten voor onderhoud, niet relevant waren in deze handhavingsprocedure. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees partijen op de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en het proces-verbaal werd verzonden aan de partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/4983

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

1 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. E.D. van Tellingen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren (hierna: het college)
(gemachtigde: mr. P.J. Gómez).

Inleiding

Eiser is eigenaar van de woning aan de [adres] in [woonplaats] . Hij heeft van de
gemeente Gooise Meren een stuk snippergroen naast deze woning gekocht.
Op 18 mei 2018 heeft hij een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het
kappen van negen bomen (drie berken en twee elzen in de zij-/voortuin, één wilg en drie
dennen in de achtertuin) bij de woning. Het college heeft deze vergunning in zijn besluit van
17 augustus 2018 geweigerd. Eiser heeft geen bezwaar ingediend tegen dit besluit.
Een toezichthouder van de gemeente heeft tijdens een controle op 4 december 2018
geconstateerd dat alle genoemde bomen gekapt waren, behalve de wilg in de achtertuin.
Vervolgens heeft het college in zijn besluit van 18 maart 2019 (het primaire besluit)
eiser gelast om uiterlijk in het plantseizoen van het voorjaar 2019 (dat wil zeggen uiterlijk vóór 1 mei van dat jaar) drie berken, twee elzen en drie dennen te herplanten.
In het besluit van 8 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van
eiser ongegrond verklaard. Omdat eiser gedurende de bezwaartermijn alsnog een
omgevingsvergunning heeft gevraagd en gekregen voor het kappen van vijf van de negen bomen, heeft het college de eerdere last gedeeltelijk herroepen. Eiser wordt nu gelast om uiterlijk vóór 1 december 2019 twee berken en twee elzen te herplanten.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit waarom zij tot dat oordeel is gekomen.

Overwegingen

1. Met partijen heeft de rechtbank tijdens de zitting vastgesteld dat de last onder dwangsom alleen nog ziet op de herplantplicht voor de vier bomen (twee elzen en twee berken) die aan de zij-/voorkant van de woning zijn gekapt.
2. Eiser heeft als voornaamste grond aangevoerd dat het college had moeten afzien van handhavend optreden omdat ofwel geen omgevingsvergunning nodig was ofwel sprake is van concreet zicht op legalisatie.
3. Artikel 4:11 van de Algemene Plaatselijke Verordening Gooise Meren 2016 vormt het toetsingskader voor de vraag of voor het kappen van de bomen een vergunningplicht bestond. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van het college bevestigd dat de bomen zich bevinden in waardevol gebied zoals aangeduid op de Groene Kaart. Dit hebben partijen tijdens de hoorzitting bij de gemeente ook al samen vastgesteld. Dat betekent dus dat een vergunningplicht ontstaat op grond van sub b van artikel 4:11 van de APV. De term “beeldbepalende bomen” is overgenomen uit de eerdere weigering omgevingsvergunning en zaait wellicht verwarring maar dat neemt niet weg dat in het kader van het handhavingstraject de vraag óf een vergunning nodig is, bepalend is en niet de vraag of deze verleend had moeten worden.
4. Vaststaat dat eiser een vergunning nodig had voor het kappen van de vier bomen en dat hij daarover niet beschikte. Dat betekent dat sprake is van een overtreding. Het college is dan ook bevoegd en in beginsel ook verplicht om handhavend op te treden. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan het college van handhavend optreden afzien, namelijk als er concreet zicht op legalisatie bestaat of als handhavend optreden onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen.
5. De rechtbank is van oordeel dat er geen concreet zicht op legalisatie bestond. De vergunning die eiser had gevraagd voor het kappen van negen bomen, heeft het college geweigerd. Tijdens de bezwaarprocedure heeft eiser alsnog een vergunning gevraagd en gekregen voor het kappen van vijf van deze bomen. Daarmee heeft het college rekening gehouden door in het bestreden besluit de last onder dwangsom aan te passen. Voor de overige vier bomen geldt dat een vergunning is aangevraagd maar dat deze is geweigerd in het besluit van 17 augustus 2018. Eiser heeft daartegen geen bezwaar ingediend en dit besluit is dus onherroepelijk. Dat heeft tot gevolg dat er geen concreet zicht op legalisatie is.
6. De rechtbank is van oordeel dat handhavend optreden in dit geval ook niet onevenredig is. Eiser heeft gewezen op de Keur van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht maar, los van de vraag wat de betekenis van de Keur hier zou moeten zijn, neemt de Keur het bestaan van een vergunningplicht op grond van de APV en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht niet weg. Het betoog van eiser dat de strook snippergroen die hij heeft gekocht slecht onderhouden was en hij slechts heeft gedaan wat de gemeente al had moeten doen slaagt niet. Als eiser de gemeente hierop wil aanspreken, dan moet dat via de civielrechtelijke weg. Hetzelfde geldt voor de kosten die eiser claimt voor onderhoud dat naar zijn mening eigenlijk door de gemeente had moeten worden uitgevoerd vóór de verkoop van de strook. In deze handhavingsprocedure is geen plaats voor deze argumenten, waarbij de rechtbank er ook op wijst dat dit eiser niet ontslaat van de vergunningplicht.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
8. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid van het instellen van hoger beroep. Onder aan dit proces-verbaal staat omschreven op welke wijze dit kan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.L. Debets, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2020.
De griffier is buiten staat te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.