ECLI:NL:RBMNE:2020:5219

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 december 2020
Publicatiedatum
1 december 2020
Zaaknummer
16/060027-20 en 16/029429-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en vernieling door minderjarige

Op 1 december 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die op 29 februari 2020 in Huizen haar zus met een mes in de zij heeft gestoken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf in de vorm van een leerstraf van 50 uur. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 17 november 2020, waar de officier van justitie, mr. J.R.F. Esbir Wildeman, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. H.A. Rispens, hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte ook de vernieling van een deur op 3 februari 2020 in [woonplaats]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de poging tot zware mishandeling en de vernieling, en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een advies van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank concludeerde dat de combinatie van een leerstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie de meest passende reactie was op het delict.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/060027-20 en 16/029429-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2005] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , te [woonplaats] .

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de achter gesloten deuren gehouden terechtzitting van 17 november 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en mr. H.A. Rispens, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

1.TENLASTELEGGING

De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/060027-20:
primair: op 29 februari 2020 in Huizen heeft geprobeerd aan [slachtoffer] zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen;
subsidiair: op 29 februari 2020 in Huizen [slachtoffer] heeft mishandeld;
16/029429-20:
op 3 februari 2020 in [woonplaats] een (slaapkamer)deur van de woning aan de [adres] heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

2.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.WAARDERING VAN HET BEWIJS

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het bij parketnummer 16/060027-20 en 16/029429-20 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft het bij parketnummer 16/060027-20 en 16/029429-20 tenlastegelegde bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
16/060027-20:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 november 2020;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal aangifte van 29 februari 2020, genummerd PL0900-2020062518-1, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende de aangifte van [slachtoffer] , doorgenummerde pagina 5 tot en met 7 van het proces-verbaal genummerd PL0900-2020062518;
  • een geschrift, te weten medische informatie betreffende [slachtoffer] van 11 maart 2020, doorgenummerde pagina 11 tot en met 13, van het proces-verbaal genummerd PL0900-2020062518;
16/029429-20:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 november 2020;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal aangifte van 3 februari 2020, genummerd PL0900-2020035964-1, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende de aangifte van [aangever] , doorgenummerde pagina 3 tot en met 5 van het proces-verbaal genummerd PL0900-2020035964.

4.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/060027-20 primair
op 29 februari 2020 te Huizen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes in de zij van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
16/029429-20
op 3 februari 2020 te Huizen opzettelijk en wederrechtelijk een (slaapkamer)deur van de woning aan de [adres] , die aan [aangever] toebehoorde, heeft vernield.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

5.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/060027-20:
Poging tot zware mishandeling;
16/029429-20:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort vernielen.

6.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.OPLEGGING VAN STRAF

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 2 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een leerstraf, te weten So Cool Verlengd, van 50 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 25 dagen jeugddetentie.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat er naar aanleiding van het gebeuren op 29 februari 2020 meteen is ingegrepen door middel van een uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling van [verdachte] , dat het hele gezin sindsdien hard gewerkt heeft aan het verbeteren van de situatie en dat er al veel dingen verbeterd zijn. De verdediging kan zich vinden in het opleggen van de leerstraf So Cool. Het opleggen van een jeugddetentie vindt de verdediging niet passend. De verdediging heeft aangevoerd dat er door middel van de uithuisplaatsing van [verdachte] direct is ingegrepen en dat dit gezien kan worden als een lik-op-stuk-reactie, waardoor is voldaan aan hetgeen beoogd is met artikel 77ma van het Wetboek van Strafrecht. Door [verdachte] is dit ook als een straf ervaren. In het geval de rechtbank vindt dat er toch een (voorwaardelijke) jeugddetentie moet worden opgelegd, dan verzoekt de verdediging een lagere jeugddetentie op te leggen dan is geëist.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft haar zus met een mes gestoken in haar zij. Dit gebeurde in de woning waar zij beiden wonen. Verdachte had haar zus hiermee zwaar lichamelijk letsel kunnen toebrengen. Verdachte en haar zus mogen van geluk spreken dat het incident niet ernstiger is afgelopen. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en veiligheidsgevoelens van haar zus. Ter zitting is gebleken dat het voorval de zus van verdachte nog altijd emotioneel aangrijpt. Bovendien is de relatie tussen verdachte en haar zus hierdoor ernstig verstoord. Daarnaast heeft verdachte een deur in de woning vernield.
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 4 november 2020, opgesteld door [A] . Daarin komt naar voren dat het sinds 29 februari 2020 op meerdere gebieden beter gaat met [verdachte] . Vanuit civielrechtelijk kader is er met name ingezet op het herstellen van de gezagsrelatie tussen [verdachte] en haar ouders, het voorkomen van schoolverzuim, het voorkomen van middelengebruik en het monitoren daarvan, het leren accepteren van gezag en regels en het leren omgaan met gevoelens. Er zijn ook nog wel issues die maken dat [verdachte] een kans heeft om opnieuw met de politie in aanraking te komen. Dit heeft te maken met een combinatie van risicofactoren op de domeinen geestelijke gezondheid (benedengemiddeld intelligentieniveau) en agressie/vaardigheden (adequaat leren uiten van wat [verdachte] vindt, denkt en voelt). Dit maakt dat de Raad vindt dat een leerstraf So Cool de meest passende strafrechtelijke reactie is. Gelet op de ernst van het delictgedrag en op de omstandigheid, dat het [verdachte] ook niet lukt om woorden te geven aan de spijt die ze zegt te ervaren naar haar zus, vindt de Raad de verlengde variant geïndiceerd. Pedagogisch gezien ziet de Raad daarnaast geen meerwaarde in het opleggen van een werkstraf. Middels een combinatie van het civielrechtelijke traject (ook na thuisplaatsing van [verdachte] gaat de ambulante begeleiding en systeembehandeling vanuit Youké door) en de geadviseerde leerstraf ziet de Raad de meeste kans om de risicofactoren zo goed als mogelijk aan te pakken. Aangezien niet alleen een leerstraf kan worden opgelegd bij een veroordeling voor een ernstig misdrijf dat ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, adviseert de Raad ook om [verdachte] een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen.
Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met enkel oplegging van een leerstraf. Niet alleen omdat de wet dit voorschrijft, maar ook omdat de bewezenverklaarde poging zware mishandeling te ernstig is om af te doen met enkel een leerstraf. In veel gevallen wordt voor een dergelijk feit een onvoorwaardelijke jeugddetentie opgelegd van enkele maanden. Daarom ziet de rechtbank ook geen aanleiding om een lagere voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen dan gevorderd.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de leerstraf So Cool Verlengd voor de duur van 50 uur, subsidiair 25 dagen jeugddetentie, passend en geboden is. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 maanden opleggen, om verdachte ervan te weerhouden, gedurende de proeftijd, nogmaals een strafbaar feit te plegen.

8.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het bij parketnummer 16/060027-20 primair en 16/029429-20 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 2 maandenmet aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft gezeten;
- bepaalt dat de jeugddetentie
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf in de vorm van een
leerstraf, te weten So Cool Verlengd, van 50 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de leerstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 25 dagen jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Van Rijssen, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. G. Schnitzler en I.G.C. Bij de Vaate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Prinsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 december 2020.
Mr. Schnitzler is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlasteleggingen
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/060027-20
zij op of omstreeks 29 februari 2020 te Huizen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik en/of de zij,
althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 29 februari 2020 te Huizen
[slachtoffer] heeft mishandeld door met een mes, althans een scherp en/of
puntig voorwerp, in de buik en/of de zij, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer]
te steken en/of te snijden;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16/029429-20
zij op of omstreeks 3 februari 2020 te [woonplaats]
opzettelijk en wederrechtelijk
een(slaapkamer)deur vande woning aan de [adres] , in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [aangever] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )