ECLI:NL:RBMNE:2020:5264

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
4 december 2020
Zaaknummer
UTR - 20 _ 1201
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep inzake zorgtoeslag en de gevolgen van beslaglegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 november 2020 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het beroep van eiseres tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de herziening van haar voorschot zorgtoeslag over het jaar 2019, waarbij het voorschot was herzien naar € 0,-. Het primaire besluit werd genomen op 21 juni 2019, en het bestreden besluit volgde op 16 september 2019, waarin het bezwaar van eiseres ongegrond werd verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, maar de rechtbank moest beoordelen of dit beroep tijdig was ingediend.

De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn aanvangt op de dag na de dagtekening van het besluit. In dit geval eindigde de termijn op 28 oktober 2019, terwijl het beroepschrift pas op 25 maart 2020 door verweerder was ontvangen. De rechtbank concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard, tenzij het niet tijdig indienen van het beroepschrift niet aan eiseres kon worden toegerekend.

De rechtbank oordeelde dat verweerder niet aannemelijk had gemaakt dat het bestreden besluit op het juiste adres was verzonden, waardoor eiseres pas door een deurwaarder kennisnam van het besluit. Hierdoor werd aangenomen dat eiseres tijdig beroep had ingesteld. De rechtbank concludeerde dat het voorschot zorgtoeslag terecht was verleend, ondanks dat eiseres het niet zelf had ontvangen vanwege beslaglegging door een incassobureau. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1201
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 november 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: R. Gangadin),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: mr. A. el Morabet Belhaj en J. Chattou).

Procesverloop

Bij besluit van 21 juni 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder het verschot zorgtoeslag van eiseres over het jaar 2019 herzien naar € 0,-. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 16 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2020 via Skype. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Heeft eiseres tijdig beroep ingediend?
2. De rechtbank moet eerst beoordelen of het beroep van eiseres ontvankelijk is.
3. Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken.
4. Gelet op artikel 36 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) vangt deze termijn aan op de dag na die van dagtekening van het besluit. In dit geval is dat op 17 september 2019, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 28 oktober 2019. Het beroepschrift is op 25 maart 2020 door verweerder ontvangen en is dus te laat ingediend.
5. Als iemand een beroepschrift te laat indient, moet de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig indienen van het beroepschrift betrokkene niet kan worden toegerekend. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring als gevolg van die te late indiening achterwege.
6. Het bestreden besluit is verzonden naar het adres [adres] te [woonplaats] van eiseres. Volgens vaste rechtspraak geldt in het geval van een niet-aangetekende verzending van een besluit als uitgangspunt dat het bestuursorgaan aannemelijk dient te maken dat het besluit wel op het adres van de geadresseerde is ontvangen. Verweerder heeft bij schrijven van 27 mei 2020 nadere inlichtingen verstrekt over de bekendmaking van het bestreden besluit, waaronder een schermafdruk waaruit volgt dat het bezwaar van eiseres op 10 september 2019 is afgehandeld.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de overgelegde schermprint niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bestreden besluit op 16 september 2019 naar het adres van eiseres is verzonden. De omstandigheid dat het bezwaar van eiseres op 10 september 2019 is afgehandeld en het waarschijnlijk is dat het bestreden besluit uiterlijk op 16 september 2019 is verzonden is daartoe onvoldoende.
8. De rechtbank concludeert dat niet kan worden aangenomen dat de termijn voor het instellen van beroep één dag na 16 september 2019 is aangevangen. Nu verweerder de verzending van het bestreden besluit naar het juiste adres niet aannemelijk heeft gemaakt en eiseres pas door de komst van een deurwaarder kennis van het bestreden besluit heeft genomen, moet het ervoor worden gehouden dat eiseres tijdig beroep heeft ingesteld tegen het bestreden besluit.
Heeft eiseres inhoudelijk gelijk?
9. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert aan dat zij geen recht heeft op zorgtoeslag. Er had daarom volgens eiseres geen voorschot zorgtoeslag over 2019 uitgekeerd mogen worden aan haar noch aan de deurwaarder.
10. De rechtbank stelt vast dat uit het systeem van de Awir volgt dat er een voorschot wordt verleend als er een aanvraag voor zorgtoeslag is ingediend. [1] Uit de gedingstukken blijkt dat eiseres op 7 juli 2014 een aanvraag voor zorgtoeslag heeft ingediend. Verder volgt uit het systeem van de Awir dat een aanvraag, zoals door eiseres in 2014 is ingediend, wordt geacht mede te zijn gedaan voor op het berekeningsjaar volgende berekeningsjaren. [2] Er is om die reden terecht een voorschot aan eiseres verleend voor de zorgtoeslag over 2019. Dat eiseres de zorgtoeslag over 2019 niet zelf heeft ontvangen komt omdat er beslag is gelegd op de toeslag. Verweerder is verplicht om aan de beslaglegging van een incassobureau mee te werken. [3] Als eiseres het niet eens is met deze beslaglegging, dient zij zich te wenden tot het incassobureau dat beslag heeft gelegd.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 november 2020 door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier.
De griffier is verhinderd om deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 16, eerste lid, van de Awir.
2.Dit volgt uit artikel 15, vijfde lid, van de Awir.
3.Dit volgt uit artikel 45, eerste lid, van de Awir.