ECLI:NL:RBMNE:2020:5285

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 december 2020
Publicatiedatum
7 december 2020
Zaaknummer
513396 / HA RK 20-297
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek na einduitspraak niet ontvankelijk verklaard

In deze wrakingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 december 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. J.G. van Ommeren, ingediend door een verzoeker vertegenwoordigd door advocaat mr. N.R. Coffi. Het verzoek tot wraking werd ingediend op 25 november 2020, na een mondelinge beslissing van de rechter op 28 oktober 2020 in een strafzaak met parketnummer 96-203819-20. De wrakingskamer heeft besloten om af te zien van een mondelinge behandeling van het verzoek, omdat het verzoek niet ontvankelijk werd verklaard.

De wrakingskamer overwoog dat op grond van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Echter, het doel van een wrakingsverzoek kan niet meer worden bereikt als er al een einduitspraak is gedaan. Aangezien de mondelinge beslissing van de rechter als een eindbeslissing wordt beschouwd, was het wrakingsverzoek niet meer mogelijk.

De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek tot wraking, en dat er geen mondelinge behandeling nodig was. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 513396 / HA RK 20-297
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 7 december 2020
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker],
wonend in [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker),
advocaat: mr. N.R. Coffi, advocaat te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
Mr. Coffi heeft namens verzoeker op 25 november 2020 een verzoek ingediend tot wraking van mr. J.G. van Ommeren (verder: de rechter) in de zaak met parketnummer 96-203819-20.
1.2.
De wrakingskamer heeft, gelet op het onderstaande, afgezien van een mondelinge behandeling.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Op grond van artikel 512 Rv kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.2.
Het middel van wraking is toegekend aan een procespartij die wenst te voorkomen dat een rechter die tegenover een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans aan een procespartij die daarvoor vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter een einduitspraak heeft gedaan, omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd. De wet voorziet daarom niet in de mogelijkheid om wraking te verzoeken van een rechter nadat er een einduitspraak is gedaan.
2.3.
In de hiervoor genoemde zaak is op de zitting van 28 oktober 2020 mondeling beslist. Die beslissing is een eindbeslissing, waarmee de behandeling van de zaak is geëindigd. Het wrakingsverzoek is gedaan nadat de rechter de mondelinge beslissing had genomen. Hieruit volgt dat de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment dat het onderhavige wrakingsverzoek werd gedaan. Dat verzoeker het niet eens is met de inhoud van het proces-verbaal doet daaraan niet af, omdat de inhoud van de beslissing bij de mondelinge uitspraak reeds vastligt.
2.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het wrakingsverzoek.
2.5.
Op grond van deze kennelijke niet-ontvankelijkheid kan, overeenkomstig het bepaalde in onderdeel 9.1.c, gelezen in samenhang met onderdeel 4.4 van het wrakingsprotocol van deze rechtbank, een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek achterwege blijven.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de rechter tegen wie het verzoek tot wraking is gericht, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van het team strafrecht, waarin de rechter werkzaam is en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mr. J.F. Haeck en mr. H.A. Brouwer als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2020.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.