ECLI:NL:RBMNE:2020:5306

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 december 2020
Publicatiedatum
8 december 2020
Zaaknummer
16-207803-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere auto-inbraken en gebruik van gestolen pinpas

Op 8 december 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere auto-inbraken en het gebruik van een gestolen pinpas. De verdachte heeft in een periode van anderhalve maand acht auto-inbraken gepleegd in Hilversum en omgeving, waarbij hij gereedschappen en persoonlijke bezittingen van verschillende benadeelden heeft gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte doelbewust handelde voor financieel gewin en dat hij zich de toegang tot de voertuigen heeft verschaft door middel van braak. Tijdens de zitting op 24 november 2020 heeft de verdachte een bekentenis afgelegd voor de meeste feiten, met uitzondering van één feit waarvoor hij vrijspraak heeft gekregen wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij de rechtbank enkele vorderingen heeft toegewezen en andere niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank heeft de vorderingen beoordeeld op basis van de onderbouwing en de relatie tot de bewezen feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16-207803-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1984] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] in [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Sittard.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 november 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Zijlstra en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. C.C.J. Tuip, advocaat te Amsterdam, alsmede [benadeelde 1] namens de benadeelde partij [benadeelde 2] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
op 27 juni 2020 te Hilversum in een auto (Peugeot 406) heeft ingebroken en daarbij gereedschappen toebehorende aan [benadeelde 3] heeft gestolen;
feit 2
op 28 juni 2020 te Huizen in een auto (Skoda Octavia) heeft ingebroken en daarbij gereedschappen toebehorende aan [benadeelde 4] heeft gestolen;
feit 3
op 5 juli 2020 te [woonplaats] een woning aan de [adres] is binnengedrongen en daarbij diverse elektronica toebehorende aan [benadeelde 5] heeft gestolen;
feit 4
op 12 juli 2020 te Hilversum in een auto (Land Rover Discovery) heeft ingebroken en daarbij een laptoptas met inhoud toebehorende aan [benadeelde 6] , [bedrijf] en/of Federale politie België, heeft gestolen;
feit 5
op 1 augustus 2020 te Hilversum in een auto (Ford Focus) heeft ingebroken en daarbij gereedschappen toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft gestolen;
feit 6
op 4 augustus 2020 te Hilversum in een auto heeft ingebroken en daarbij een (hand)tas met daarin een portemonnee, verschillende (bank)passen, toiletartikelen, sokken en waardepapieren toebehorende aan [benadeelde 7] heeft gestolen;
feit 7
op meer tijdstippen op 4 augustus 2020 te Hilversum met een gestolen pinpas in/uit één of meerdere geld-/betaalautomaten van de Tabaksshop MH 1 en/of de Albert Heijn to Go en/of de Nederlandse Spoorwegen, geldbedragen toebehorende aan [benadeelde 7] heeft gestolen;
feit 8
op 12 augustus 2020 te Hilversum in een auto (een Audi A4) heeft ingebroken en daarbij een gereedschapskoffer toebehorende aan [benadeelde 8] heeft gestolen;
feit 9
op 12 augustus 2020 te Hilversum in een auto (een Mini Cooper) heeft ingebroken en daarbij een blauwe tas (met inhoud) en een oranje tas (met inhoud) toebehorende aan [benadeelde 9] heeft gestolen;
feit 10
op 12 augustus 2020 te Hilversum in een auto (een Renault Clio) heeft ingebroken en daarbij twee rugtassen (met inhoud) toebehorende aan [benadeelde 10] en/of [benadeelde 11] heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak voor feit 3

De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot bewezenverklaring van feit 3 te komen. Verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder de feiten 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde is de officier van justitie van mening dat niet wettig kan worden bewezen dat verdachte electronica uit de woning heeft weggenomen. Verdachte dient van dit ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 ten laste gelegde. Ten aanzien van de overige feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Feit 1
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 november 2020;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 30 juni 2020, genummerd PL0900-2020207927, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van [benadeelde 3] , doorgenummerde pagina 19 e.v.;
Feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 november 2020;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 29 juni 2020, genummerd PL0900-2020206509-l, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van [benadeelde 4] , doorgenummerde pagina 6 e.v.;
Feit 4
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 4 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 november 2020;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal aangifte van 12 juli 2020, genummerd PL0900-2020222986-2, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van [benadeelde 6] , doorgenummerde pagina 60 e.v.;
Feit 5
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 5 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 november 2020;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 6 augustus, genummerd PL0900-2020247540-6, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van [benadeelde 1] , doorgenummerde pagina 81 e.v.;
Feiten 6 en 7
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder 6 en 7 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 november 2020;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 4 augustus 2020, genummerd PL0900-2020251007-2, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van [benadeelde 7] , doorgenummerde pagina 107 e.v..
Bewijsmiddelen [2]
Feit 8
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 8 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 november 2020;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 25 augustus 2020, genummerd PL0900-2020261001-6, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van [benadeelde 8] , doorgenummerde pagina 148 e.v.;
Feit 9
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 9 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 november 2020;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 18 augustus 2020, genummerd PL0900-2020268654-2, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van [benadeelde 9] , doorgenummerde pagina 184 e.v.;
Feit 10
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 10 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 november 2020;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 1 september 2020, genummerd PL0900-2020284499, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van [benadeelde 10] , doorgenummerde pagina 219 e.v.;

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 27 juni 2020 te Hilversum uit een auto (Peugeot 406) gereedschappen, die ten dele toebehoorden aan [benadeelde 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 2
omstreeks 28 juni 2020 te Huizen uit een auto (Skoda Octavia) gereedschappen toebehoorde aan [benadeelde 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 4
op 12 juli 2020 te Hilversum uit een auto (Land Rover Discovery) een laptoptas met inhoud (waaronder een laptop, muis, headset, externe harde schijf en politiepassen), die geheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde 6] , [bedrijf] en Federale politie België, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 5
op 1 augustus 2020 te Hilversum uit een auto (Ford Focus) gereedschappen, die geheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 6
op 4 augustus 2020 te Hilversum uit een auto, toebehorende aan [benadeelde 7] , een handtas met daarin een portemonnee, verschillende (bank)passen, toiletartikelen, sokken en waardepapieren, toebehoorde aan [benadeelde 7] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 7
op meer tijdstippen op 4 augustus 2020 te Hilversum telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit geld-/betaalautomaten van de Tabaksshop MH 1 en de Albert Heijn to Go en de Nederlandse Spoorwegen, telkens heeft weggenomen enig geldbedrag, ten dele toebehorende aan [benadeelde 7] , waarbij verdachte zich telkens de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen
geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door zonder toestemming gebruik te maken van de bankpas van die [benadeelde 7] ;
feit 8
op 12 augustus 2020 te Hilversum uit een auto (een Audi A4) een gereedschapskoffer, toebehorend aan [benadeelde 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 9
op 12 augustus 2020 te Hilversum uit een auto (een Mini Cooper) een blauwe tas (met inhoud) en een oranje tas (met inhoud), die geheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde 9] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 10
op 12 augustus 2020 te Hilversum uit een auto (een Renault Clio) twee rugtassen (met inhoud), die geheel of ten dele aan [benadeelde 10] en/of [benadeelde 11] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feiten 1, 2, 4, 5, 6, 8, 9 en 10
telkens diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Feit 7
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat niemand erbij gebaat is dat verdachte langer blijft vastzitten. Verdachte heeft dagbesteding nodig. Reclasseringstoezicht kan verdachte daarbij helpen. De verdediging verzoekt de rechtbank bij de oplegging van een straf rekening te houden met het gegeven dat verdachte enige tijd niet met justitie in aanraking is geweest. Daarnaast verzoekt de verdediging de proceshouding ten voordele van verdachte mee te wegen. De verdediging haalt daarbij een aantal uitspraken aan van zaken waarin sprake was van een naar het oordeel van de verdediging soortgelijke casus en waarbij die verdachte een lagere gevangenisstraf opgelegd kreeg dan de gevorderde 18 maanden.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich binnen een periode van anderhalve maand tot acht maal toe schuldig heeft gemaakt aan auto-inbraken. Daarnaast heeft verdachte bij één auto-inbraak een pinpas gestolen en hiermee persoonlijke aankopen verricht.
Verdachte is telkens doelbewust op pad gegaan om goederen uit personenauto’s te stelen.
Daarbij heeft hij de nodige (materiële) schade veroorzaakt en ook een forse inbreuk gemaakt
op het eigendomsrecht van alle slachtoffers. Het handelen van verdachte zorgt voor
gevoelens van angst en onveiligheid, ook voor buurtbewoners. Verdachte heeft hier geen
enkel respect voor gehad en geen rekening mee gehouden. Hij dacht alleen aan zichzelf en
heeft zichzelf verrijkt door het stelen van andermans spullen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ter terechtzitting doet voorkomen alsof hij
opening van zaken geeft. Deze openheid is echter betrekkelijk. Verdachte verklaart ter terechtzitting dat hij bij elke auto-inbraak niet wist wat hij aan het doen was en het ‘
zwart
voor zijn ogen’ was. Hij zou bang zijn geweest zijn huis kwijt te raken in verband met
schulden. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke verklaring zou kunnen worden gevolgd wanneer er sprake zou zijn geweest van één auto-inbraak. Nu in de onderhavige zaak echter sprake is van acht auto-inbraken binnen een periode van anderhalve maand stelt de rechtbank vast dat verdachte doelbewust te werk is gegaan voor eigen financieel gewin.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
  • een uittreksel betreffende de justitiële documentatie van verdachte van 16 oktober 2020 waaruit volgt dat verdachte de afgelopen vijf jaren meerdere malen is veroordeeld voor diefstallen uit auto’s door middel van braak. Bovendien volgt uit de justitiële documentatie dat verdachte op 5 april 2016 door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Midden-Nederland de ISD-maatregel opgelegd heeft gekregen;
  • een Reclasseringsadvies van 10 november 2020, opgesteld door M. Meulenberg, waarin is opgenomen dat reclasseringscontacten met allerlei interventies vanaf 2001 niet tot vermindering van het recidiverisico hebben geleid. Verdachte hield zich niet aan afspraken en bijzondere voorwaarden en trok zijn eigen plan. Ook na de ISD-maatregel recidiveerde hij. Er zijn geen interventies te bedenken die van invloed zijn op het recidiverisico ondanks dat hij heeft geprobeerd de reclassering te overtuigen van zijn bereidwilligheid om te veranderen. Gelet op het voorgaande adviseert de reclassering een straf aan verdachte op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
Op te leggen straf
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting zoals binnen de Rechtspraak vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Volgens deze oriëntatiepunten is voor diefstal uit een auto in geval van veelvuldige recidive een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden passend.
Alles overwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.

10.BENADEELDE PARTIJEN

[benadeelde 5] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 1.112,50 bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 6] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 14.170,46. Dit bedrag bestaat uit € 10.284,86 materiële schade en € 5000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 1] heeft zich namens [benadeelde 2] als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 778,45 bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 5 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 10] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 938,02 bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 10 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
[benadeelde 5]
De officier van justitie is van mening dat de vordering van de benadeelde partij niet voor toewijzing in aanmerking komt, gezien de gevorderde vrijspraak voor het tenlastegelegde onder feit 3.
[benadeelde 6]
De officier van justitie is van mening dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van het gevorderde bedrag van de laptop (€ 1.999,95) voor toewijzing in aanmerking komt. Uit de overgelegde stukken volgt dat de kapotte ruit is vergoed, waardoor dit deel van de vordering dient te worden afgewezen. De officier van justitie is verder van mening dat de benadeelde partij ten aanzien van de overige gevorderde materiele en immateriële kosten niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering.
[benadeelde 2]
De officier van justitie is van mening dat de vordering van de benadeelde partij voor toewijzing in aanmerking komt. De opgevoerde schade is onderbouwd met facturen.
[benadeelde 10]
De officier van justitie is van mening dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de schadeposten met betrekking tot de autoruit en het horloge voor toewijzing in aanmerking komen. De gevorderde bedragen ten aanzien van de kleding en de oortjes dienen te worden gematigd. De officier van justitie is verder van mening dat de kosten voor de sleutelmaker niet voor toewijzing in aanmerking komen en de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering.
10.2
Het standpunt van de verdediging
[benadeelde 5]
De raadsman is van mening dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering , aangezien verdachte voor het tenlastegelegde onder feit 3 dient te worden vrijgesproken.
[benadeelde 6]
De verdediging betwist de schade die door [benadeelde 6] wordt opgevoerd. [benadeelde 6] heeft een vordering ingediend waarin hij naast zijn eigen schade ook de schade die door het bedrijf [bedrijf] is geleden heeft gevorderd.
Van de gevorderde schade met betrekking tot de laptop kan niet worden vastgesteld of deze schade wellicht door de verzekering van zijn werkgever is vergoed. Verder meent de verdediging dat ook niet is komen vast te staan dat [benadeelde 6] van [bedrijf] een volmacht heeft om het bedrijf te vertegenwoordigen én ook de schade te vorderen. Gelet op het voorgaande meent de verdediging dat de vordering op dit punt onvoldoende is onderbouwd en de benadeelde niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Ten aanzien van de gevorderde schadeposten met betrekking tot de laptoptas en de KBC business rekening refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging is van mening dat de gevorderde schade met betrekking tot de harde schijf en de autoruit niet voor toewijzing vatbaar zijn, nu deze onvoldoende zijn onderbouwd.
Verder stelt de verdediging dat de gevorderde schadeposten ten aanzien van de abonnement sim kaart en de overige materiele schade onvoldoende is aangetoond dat sprake is van causale verband tussen deze vermeende schade en het handelen van verdachte en kan om die reden dan ook niet worden toegewezen.
De verdediging verzoekt tot slot de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering voor wat betreft de gevorderde immateriële schade, aangezien de gevoelens van angst, schrik en machteloosheid niet onder het bereik van 6: 106 BW vallen.
[benadeelde 2]
De verdediging is van mening dat onduidelijk is wie nu de schade heeft geleden, [benadeelde 1] of [benadeelde 2] . De verdediging meent dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting oplevert en bovendien onvoldoende is onderbouwd, hetgeen maakt dat de benadeelde niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering temeer nu überhaupt niet is gebleken of de heer [benadeelde 2] schade heeft geleden. Indien de vordering door de rechtbank wordt toegewezen verzoekt de verdediging de vordering sterk te matigen, aangezien rekening dient te worden gehouden met afschrijvingen.
[benadeelde 10]
De verdediging betwist deze schade, aangezien een vordering is ingediend waarin er namens derden schade wordt gevorderd. Dit maakt dat [benadeelde 10] voor het overgrote deel van zijn vordering (sleutelbos, oortjes, Huf jas, North face tas, zwembroek, etc) niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Met betrekking tot de gevorderde schade van de autoruit vraagt de verdediging zich af of deze schade voor toewijzing vatbaar is, aangezien de vraag is of [benadeelde 10] deze schade heeft geleden nu hij niet de eigenaar was van de auto. De gevorderde schade voor het horloge is onvoldoende onderbouwd.
Mocht uw rechtbank ondanks de verweren van de verdediging van oordeel zijn dat de vordering voor toewijzing vatbaar is, dan verzoekt de verdediging om de vordering op deze punten zeer sterk te matigen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
[benadeelde 5]
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] niet-ontvankelijk verklaren. Reden daarvoor is dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken voor de diefstal uit de woning van benadeelde partij [benadeelde 5] .
[benadeelde 6]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 14.170,46. Dit bedrag bestaat uit € 10.284,86 materiële schade en € 5000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten laptoptas en KBC business rekening ter hoogte van in totaal € 146,45 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 146,45 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 juli 2020 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Deze gevorderde bedragen staan op naam van het bedrijf [bedrijf] en zijn onvoldoende onderbouwd om te kunnen aannemen dat [benadeelde 6] hier zelf voor de schade heeft moeten dragen. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is de rechtbank eveneens van oordeel dat deze onvoldoende is onderbouwd. [benadeelde 6] heeft geen stukken overgelegd waaruit volgt dat hij als gevolg van het tenlastegelegde en bewezenverklaarde feit 4 lijdt aan een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Dit is een vereiste om een dergelijke vordering voor toewijzing in aanmerking te laten komen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 6] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 146,45, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 juli 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 2 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[benadeelde 2]
Vaststaat dat de benadeelde partij [benadeelde 2] als gevolg van het hiervoor onder 5 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op
€ 778,45 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 778,45, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 15 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[benadeelde 10]
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten autoruit en horloge ter hoogte van in totaal € 501,18 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank stelt vast dat deze schadeposten voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 501,18 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De overige gevorderde schadeposten zien op schade die is geleden door derden. Dergelijke vorderingen kan de rechtbank niet toewijzen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 10] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 501,18, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
16 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij [benadeelde 5]
- verklaart [benadeelde 5] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Benadeelde partij [benadeelde 6]
  • wijst de vordering van [benadeelde 6] toe tot een bedrag van € 146,45;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 6] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [benadeelde 6] wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 6] aan de Staat € 146,45 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 2 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
  • wijst de vordering van [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 778,45;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 778,45 te betalen, te vermeederen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 15 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 10]
  • wijst de vordering van [benadeelde 10] toe tot een bedrag van € 501,18;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 10] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [benadeelde 10] wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 10] aan de Staat € 501,18 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.L. Beljaars, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en
H. den Haan, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.S. Salet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 december 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 27 juni 2020 te Hilversum uit een een auto (Peugeot 406) een of meerdere gereedschappen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
feit 2
hij op of omstreeks 28 juni 2020 te Huizen uit een auto (Skoda Octavia) een of meerdere gereedschappen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
feit 3
hij op of omstreeks 5 juli 2020 te [woonplaats] , in/uit een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de [adres] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, diverse elektronica (Imac, Iphone en earpods), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 4
hij op of omstreeks 12 juli 2020 te Hilversum uit een auto (Land Rover Discovery) een laptoptas met inhoud (waaronder een laptop, muis, headset, externe harde schijf en/of politiepassen), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 6] , [bedrijf] en/of Federale politie België, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
feit 5
hij op of omstreeks 1 augustus 2020 te Hilversum uit een auto (Ford Focus) een of meerdere gereedschappen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
feit 6
hij op of omstreeks 4 augustus 2020 te Hilversum uit een auto, toebehorende aan [benadeelde 7] , een (hand)tas met daarin een portemonnee, verschillende (bank)passen, toiletartikelen, sokken en waardepapieren, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 7] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
feit 7
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 4 augustus 2020 te Hilversum (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit één of meerdere geld/betaal-automaten van de Tabaksshop MH 1 en/of de Albert Heijn to Go en/of de Nederlandse Spoorwegen, (telkens) heeft weggenomen enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen
geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door (zonder toestemming) gebruik te maken van de bankpas van die [benadeelde 7] en/of de (bij die bankpas horende) pincode;
feit 8
hij op of omstreeks 12 augustus 2020 te Hilversum uit een auto (een Audi A4) een gereedschapskoffer, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
feit 9
hij op of omstreeks 12 augustus 2020 te Hilversum uit een auto (een Mini Cooper) een blauwe tas (met inhoud) en een oranje tas (met inhoud), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 9] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
feit 10
hij op of omstreeks 12 augustus 2020 te Hilversum uit een auto (een Renault Clio) twee rugtassen (met inhoud), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 10] en/of [benadeelde 11] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 augustus 2020, genummerd PL0900-2020251007, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 147. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 oktober 2020, genummerd PL0900-2020263290, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 148 tot en met 233. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.