ECLI:NL:RBMNE:2020:5350

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
16/144389-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, diefstal en oplichting met oplegging van ISD-maatregel

Op 9 december 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, diefstal, oplichting en vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 26 mei 2020 tot en met 30 mei 2020 meerdere slachtoffers heeft bedreigd, waaronder [slachtoffer 4]. Daarnaast heeft hij op 16 april 2020 in Bilthoven een diefstal gepleegd van tien euro van [dierenkliniek] door middel van braak. De verdachte heeft ook op 19 mei 2020 in Laren een krat bier gestolen van [supermarkt] en daarbij geweld gebruikt tegen [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar, waarbij de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [dierenkliniek] zijn toegewezen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in haar beslissing. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om de ISD-maatregel op te leggen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte, zoals vastgesteld in een Pro Justitia rapportage.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/144389-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 december 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1974] te [geboorteplaats] (Groot-Brittanië),
thans gedetineerd te Justitieel Complex Zaanstad.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 september 2020 en 25 november 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1op 10 maart 2020 te Hilversum
[slachtoffer 1]heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 2op 16 april 2020 te Bilthoven tien euro heeft gestolen van [dierenkliniek] door middel van braak;
Feit 3op 19 mei 2020 te Laren een krat bier (La Chouffe) van [supermarkt] heeft gestolen door middel van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ;
Feit 4op 19 mei 2020 te Laren [supermarkt] heeft opgelicht voor een geldbedrag en/of een emballagebon;
Feit 5op 17 mei 2020 te Hilversum een ruit van
[slachtoffer 4]heeft vernield;
Feit 6op 1 juni 2020 te Laren een collectebus en/of enig geldbedrag heeft gestolen van [winkel] door middel van braak;
Feit7
in de periode van 26 mei 2020 tot en met 30 mei 2020 te Hilversum [slachtoffer 4] heeft bedreigd met (onder andere) enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of zware mishandeling;
Feit 8in de periode van 1 januari 2019 tot en met 9 juni 2020 te Hilversum [slachtoffer 4] heeft belaagd;
Feit 9in de periode van 9 maart 2020 tot en met 11 maart 2020 te Badhoevedorp [slachtoffer 5] en/of een of meer personen werkzaam bij en/of aanwezig bij het Justitieel Complex Schiphol heeft bedreigd met (onder andere)
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht;
- brandstichting.

3. VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 tot en met 9 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 en 9 ten laste gelegde. De bewijsmiddelen vormen noch zelfstandig noch in onderlinge samenhang redengevend bewijs voor strafrechtelijke betrokkenheid van verdachte bij de ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman partiële vrijspraak bepleit. Het incident met het tonen van het mesje door verdachte, staat - voor zover dit al reële bedreiging zou zijn - in een te ver verwijderd verband van de voltooide oplichting.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 7 vrijspraak bepleit, omdat verdachte de sms-berichten uit onmacht heeft verzonden. Ook ten aanzien van feit 8 heeft de raadsman vrijspraak verzocht. Verdachte had gedurende zijn detentie en ook na zijn vrijlating in maart 2020 normaal contact met [slachtoffer 4] , inmiddels de ex-vriendin van verdachte. Van stalking en/of belaging vanaf 1 januari 2019 is derhalve geen sprake is. Ook in februari tot en met mei 2020 is er tussen verdachte en [slachtoffer 4] contact geweest, ook vanuit [slachtoffer 4] zelf.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 2, 4, 5 en 6 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak voor feit 8
De rechtbank overweegt dat het ten laste gelegde feit ziet op de periode 1 januari 2019 tot en met 9 juni 2020, terwijl de onderzoeksresultaten vooral zien op periode april tot juni 2020. In die laatst genoemde periode is er tussen verdachte en aangeefster veel contact geweest. Er kan echter geen eenduidig moment vastgesteld worden waarop aangeefster onomwonden heeft aangegeven dat zij geen contact (meer) wil met verdachte, waarna verdachte structureel is door blijven gaan met bellen en/of het sturen van sms-berichten.
In tegendeel, uit de telefoonanalyse blijkt dat verdachte in de periode van 17 januari 2020 tot 1 juni 2020 25 keer contact met aangeefster heeft opgenomen, maar uit de telefoonanalyse blijkt ook dat aangeefster in diezelfde periode 23 keer gebeld heeft naar verdachte. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat er sprake is van een
wederrechtelijkeinbreuk door verdachte op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 8 ten laste gelegde.
Bewijsmiddelen voor de feiten 2, 4, 5 en 6
De feiten 2, 4, 5 en 6 zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft deze feiten bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 2
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster van
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 november 2020;
Ten aanzien van feit 4:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van
19 mei 2020, genummerd PL0900-2020154556-2, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van getuige [slachtoffer 3] , doorgenummerde pagina 38;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 november 2020;
Ten aanzien van feit 5:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 18 mei 2020, genummerd PL0900-2020152282-1, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van [slachtoffer 4] , doorgenummerde pagina’s 78 en 79;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 november 2020;
Ten aanzien van feit 6:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 1 juni 2020, genummerd PL0900-2020170382-1, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van [aangever 1] , doorgenummerde pagina 97;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 november 2020.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1, 3, 7 en 9 [1]
Bewijsmiddelen voor feit 1 en 9
Aangever [slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van bedreiging en heeft het volgende verklaard over het incident dat plaatsvond te Hilversum op 10 maart 2020 tussen 18:45 en 19:15 uur. Ik werd op 10 maart 2020 gebeld door collega [A] . Hij vertelde dat er zojuist een persoon, naar het regionaal service centrum van de politie [telefoonnummer] gebeld had en naar mij gevraagd had. Vervolgens zou die persoon gezegd hebben: ‘Zeg maar tegen [slachtoffer 1] dat hij nog vier weken te leven heeft
. [2]
Aangever [aangever 2] heeft verklaard dat de afdeling Bevolkingsadministratie (BVA) van het Justitieel Complex Schiphol te Badhoevedorp op 9 maart 2020 om 16:46 uur werd gebeld. De onbekende manspersoon die belde naar dit nummer, liet [getuige 1] (telefoniste)
weten dat [slachtoffer 5] (afdelingshoofd van het [afdelingshoofd] ) iets aangedaan zou worden bij [slachtoffer 5] zijn huis. Vervolgens heb ik telefonisch contact opgenomen met [slachtoffer 5] en hem ingelicht over er wat er zich had afgespeeld.
Op 10 maart 2020 omstreeks 17:30 uur word er opnieuw gebeld naar het BVA, echter wordt deze verbinding direct doorgezet naar de Centrale Meldkamer (CMK) Justitieel Complex Schiphol (CMK JCS). Direct na het opnemen door centralist [getuige 2] van het CMK JCS werd er door een onbekende manspersoon gezegd: 'morgen word er een aanslag gepleegd, jullie gaan er allemaal aan'. Na enkele minuten wordt er opnieuw telefonisch contact opgenomen met het CMK JCS. De onbekende manspersoon zei 'jullie gaan er allemaal aan, kankerhonden'.
Op 11 maart 2020 omstreeks 07:58 uur werd er opnieuw telefonisch contact opgenomen met CMK JCS, centralist [getuige 3] . De onbekende manspersoon vertelde 'over 12 minuten zal er een bom afgaan, op het parkeerterrein van de bezoekers'. [3]
Verdachte zat in de periode van 2 april 2019 tot 24 maart 2020 in het Justitieel Complex Schiphol (JCS) te Badhoevedorp gedetineerd. Verdachte is op 6 maart 2020 met verlof gegaan. [4]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 25 november 2020 verklaard dat hij, toen hij met verlof ging, een simkaart met nummer [nummer] mee naar buiten heeft genomen, omdat er beltegoed op stond en hij niet wilde dat anderen daarmee zouden gaan bellen.
Op 7 en 8 maart 2020 straalt een telefoon met telefoonnummer [nummer] een mast aan op de [adres] te [woonplaats] . Dit is ongeveer 700 meter vanaf het adres van
[slachtoffer 4] , waar [verdachte] tijdens zijn verlof verbleef. [5] Later op 8 maart 2020 straalt een telefoon met telefoonnummer [nummer] een mast aan op de Schipholweg te Schiphol. [6]
Op 8 maart 2020 rond 22:00 is verdachte van verlof teruggekeerd in het JCS. [7]
Aan verdachte zijn toen (krachtens de Penitentiaire Beginselenwet) de navolgende maatregelen opgelegd; 5 dagen opsluiting in eigen cel of verblijfsruimte, waarvan 2 dagen voorwaardelijk, tussen 9 maart 2020 08:30 uur en 12 maart 2020 08:30 uur. [8]
In de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 maart 2020 heeft een Giant L8star "duimtelefoon" met IMEI-nummer [IMEI-nummer] enkel masten op de Sloterweg te Badhoevedorp aangestraald. De "duimtelefoon" heeft zich voor, tijdens en na de bedreigingen en valse bommeldingen in het JCS bevonden. In de periode tussen
9 en 11 maart 2020 heeft enkel het telefoonnummer [nummer] gebruik gemaakt van
deze "duimtelefoon". [9]
Met het telefoonnummer [nummer] is op 9 maart 2020 rond 17:30 uur gebeld naar het nummer [telefoonnummer] dat op naam staat van [B] , de moeder van [slachtoffer 4] , de toenmalige vriendin van verdachte. In de avond op 9 maart 2020 dag heeft verdachte met het nummer [nummer] sms-berichten verstuurd aan [telefoonnummer] ( [slachtoffer 4] ). [10]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 25 november 2020 ook verklaard dat hij op
9 maart 2020 sms-berichten heeft verstuurd aan [slachtoffer 4] .
Uit gegevens van de printlijst van telefoonnummer [nummer] blijkt dat er op
10 maart 2020 om 18:51 uur naar het nummer [telefoonnummer] is gebeld. [11]
Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat er door telefoonnummer [nummer] op de
navolgende data en tijden gebeld is naar het nummer [telefoonnummer] (JCS):
- 09-03-2020 te 16:43:08 uur;
- 10-03-2020 te 17:32:56 uur;
- 10-03-2020 te 17:34:47 uur;
- 11-03-2020 te 07:57:33 uur. [12]
Bewijsmiddelen voor feit 3
Getuige [slachtoffer 3] was op 19 mei 2020 aan het werk in het magazijn van de [supermarkt] te [woonplaats] . Hij zag dat er een krat werd ingeleverd van het merk: "La Chouffe".
Hij heeft verklaard dat deze flesjes nooit per krat worden verkocht, maar alleen als losse flesjes. Hij zag dat er een krat miste. Aan de voorzijde van het inleverpunt zag getuige [slachtoffer 3] dat een man de emballagebon pakte. Hij en zijn leidinggevende zagen dat de man de emballagebon had ingeleverd en daar geld voor had ontvangen. De man rende de winkel uit. Getuige [slachtoffer 3] is achter de man aangerend. [13]
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 19 mei 2020 werkzaam was in de [supermarkt] te [woonplaats] . Hij heeft verdachte meegenomen naar het kantoor in de winkel.
Aangever zag dat verdachte een mes in zijn rechterhand vasthield. Hij hoorde verdachte zeggen: "Ik ga weg". Verdachte stond op en hield het mes recht naar voren. Verdachte liep de kant van aangever op. Verdachte rende naar beneden en verliet de supermarkt. [14]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat zij op 19 mei 2020 aan het werk was in het kantoor in de [supermarkt] te [woonplaats] . Zij zag dat verdachte ergens een mes vandaan haalde. Zij hoorde de man zeggen: "Ik ga weg". Verdachte hield het mes recht naar voren, in de richting van [slachtoffer 2] (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2]). Verdachte rende vervolgens het kantoor uit. [15]
Bewijsmiddelen voor feit 7
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij op 26 mei 2020 te Hilversum de volgende sms‑berichten van verdachte heeft ontvangen:
  • "Je zou mij deblokkeren toch? Hebben we gisteren toch besproken. En je wil nu opeens niet praten. Je liegt alles aan elkaar vast. Ik heb gezegd blokkeer mij nog 1 keer en je gaat zien. En nu ga je zien. Ik neem je goed te grazen dat beloof ik";
  • "
  • "
  • "
  • "Je ouders worden over 3 minuten gewekt". [16]
Aangeefster heeft verder verklaard dat zij op 30 mei 2020 het volgende sms-bericht van verdachte heeft ontvangen:
- " "
Tijdens ons gesprek gaan we dit naspelen. Ik bel je en jij moet mij dan wegdrukken. En dat word beloond uiteraard. Maar je moet volhouden net als nu".
Verder heeft aangeefster verklaard dat zij daadwerkelijk bang was dat verdachte haar echt iets aan zal doen. [17]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 25 november verklaard dat hij de sms-berichten, zoals vermeld in de tenlastelegging, aan [slachtoffer 4] verstuurd heeft.
Bewijsoverwegingen
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 en 9
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat verdachte op 9, 10 en 11 maart 2020 naar diverse nummers gebeld heeft en daarbij verschillende bedreigingen heeft geuit.
Verdachte heeft, toen hij op 6 maart 2020 met verlof is gegaan, de simkaart met nummer [nummer] mee naar buiten genomen. De telefoon straalde op 7 en 8 maart 2020 ook aan op een mast vlakbij het adres van [slachtoffer 4] , waar [verdachte] tijdens zijn verlof verbleef. Later op de dag op 8 maart straalde de telefoon een mast op de Schipholweg te Schiphol aan.
Op 8 maart 2020 rond 22:00 is verdachte van verlof teruggekeerd in het JCS. Vervolgens verbleef verdachte van 9 maart 2020 08:30 uur tot 12 maart 2020 08:30 uur in zijn eigen cel.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat in de periode tussen 9 en 11 maart 2020 enkel het telefoonnummer [nummer] gebruik heeft gemaakt van de duimtelefoon, die zich, gelet op de aanstraling op de mast op de Sloterweg te Badhoevedorp, in het JCS bevond.
Gelet op het tijdstip dat verdachte is teruggekeerd van verlof (22:00 uur) gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte tussen de aankomst bij het JCS en zijn insluiting geen andere gedetineerden heeft ontmoet en dat hij derhalve zijn simkaart bij zich heeft gehouden. Het kan daarom niet anders dan dat alleen verdachte in de periode van 9 tot en met 11 maart 2020 de beschikking had over de simkaart met nummer [nummer] , het nummer waarmee de bedreigingen zijn geuit. De rechtbank vindt hiervoor ook steun in de omstandigheid dat verdachte in de avond op 9 maart 2020 met ditzelfde nummer, namelijk [nummer] , gebeld heeft naar de moeder van [slachtoffer 4] en sms-berichten heeft gestuurd aan [slachtoffer 4] . Verdachte heeft ter zitting ook bekend die sms-berichten te hebben verstuurd. Daarbij neemt de rechtbank ook mee dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij zijn simkaart niet wilde uitlenen omdat er beltegoed op stond.
Verdachte heeft op de zitting, in algemene termen, verklaard dat een simkaart eenvoudig onder een deur door geschoven kan worden. Voor zover verdachte met die verklaring bedoeld heeft te stellen dat hij dit ook daadwerkelijk gedaan heeft en iemand anders dus in die periode ook gebruik heeft gemaakt van de simkaart met nummer [nummer] , acht de rechtbank dit - in het licht van vorenstaande - onaannemelijk. Op grond van vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte, die kennelijk de duimtelefoon tot zijn beschikking had, met het nummer [nummer] in de periode van 9 tot en met 11 maart 2020 gebeld heeft naar diverse nummers en daarbij verschillende bedreigingen heeft geuit.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 7
De raadsman heeft als verweer gevoerd dat verdachte de sms-berichten uit onmacht naar aangeefster heeft verzonden. Voor zover hij hiermee bedoeld heeft dat verdachte niet het
opzet had om aangeefster te bedreigen, verwerpt de rechtbank dit verweer.
Het opzet van verdachte op het bedreigen van aangeefster blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de inhoud van de door verdachte naar aangeefster gestuurde berichten. Deze berichten zijn zonder meer bedreigend van aard en kunnen in het algemeen de redelijke vrees opwekken dat de bedreigde lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. De berichten, in onderling verband en samenhang bezien, waren voldoende specifiek en op de persoon van aangeefster gericht, dat bij aangeefster de vrees kon ontstaan dat zij lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Uit de verklaring van het aangeefster is ook gebleken dat bij haar deze vrees is ontstaan. Niet is gebleken dat verdachte ten tijde van het doen van de uitingen in een zodanige gemoedstoestand verkeerde dat hij daardoor geen enkel inzicht had in de reikwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 10 maart 2020 te Hilversum, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door, met tussenkomst van een of meerdere politieambtenaren, die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "zeg maar tegen [slachtoffer 1] dat hij nog vier weken te leven heeft";
Feit 2
op 16 april 2020 te Bilthoven, gemeente De Bilt, tien euro, dat geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [dierenkliniek] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 3
op 19 mei 2020 te Laren, een krat bier (La Chouffe), dat geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [supermarkt] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, door
- een mes, te pakken en (dreigend) aan voornoemde [slachtoffer 2] te tonen (met de punt naar voren) en (daarbij) de woorden "ik ga weg" toe te voegen, en (daarbij) (dreigend) in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] te lopen;
Feit 4
op 19 mei 2020 te Laren, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen, [supermarkt] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag en een emballagebon door
- één krat bier uit het magazijn te pakken en
- voornoemd krat bier in de flessenautomaat te plaatsen en
- ( vervolgens) hiervan een emballagebon te ontvangen en
- ( vervolgens) bij de kassa de emballagebon in te leveren en hiervoor geld te ontvangen;
Feit 5
op 17 mei 2020 te Hilversum, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, dat geheel aan een ander, te weten aan [slachtoffer 4] toebehoorde, heeft vernield;
Feit 6
op 1 juni 2020 te Laren, een collectebus en enig geldbedrag, dat geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 7
op een of meer verschillende tijdstippen in de periode van 26 mei 2020 tot en met 30 mei 2020 te Hilversum, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat en;
- zware mishandeling,
door voornoemde [slachtoffer 4] via een of meerdere sms-berichten dreigend de volgende woorden toe te voegen:
- " Je zou mij deblokkeren toch? Hebben we gisteren toch besproken. En je wil nu opeens niet praten. Je liegt alles aan elkaar vast. Ik heb gezegd blokkeer mij nog 1 keer en je gaat zien. En nu ga je zien. Ik neem je goed te grazen dat beloof ik" en (vervolgens);
- " Ik maak je hele leven kapot. Kijken of je dan nog zo arrogant bent. Mensen blokkeren omdat ze je de waarheid vertellen. En je ouders gaan ook mee doen. Ik heb schijt aan jou en aan je politie vrienden. Jij gaat leiden, smeken of ik wil stoppen" en (vervolgens);
- " Gisteren spreken we nog af dat je mij niet blokkeert en je flikt het gelijk weer. Waarom? Ik sla je gezicht tot puin. Let maar op jij bent aan de beurt" en (vervolgens);
- " Ik ga het heel hard spelen. Dan weet je dat. Je dwingt mij er toe. Je houdt mij voor gek, liegt en je doet dit expres omdat je weet dat ik dan pissig word. Ok ik pak je op je zwakke plekken. Let maar op Nathalie" en (vervolgens);
- " Je ouders worden over 3 minuten gewekt" en (vervolgens);
- " Tijdens ons gesprek gaan we dit naspelen. Ik bel je en jij moet mij dan wegdrukken. En dat word beloond uiteraard. Maar je moet volhouden net als nu".
Feit 9
op een of meer verschillende tijdstippen in de periode van 9 maart 2020 tot en met 11 maart 2020 te Badhoevedorp, [slachtoffer 5] en meer personen werkzaam bij en aanwezig bij het Justitieel Complex Schiphol heeft bedreigd met
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, en;
- enig misdrijf tegen het leven gericht en;
- brandstichting
door
- op 9 maart 2020 voornoemde [slachtoffer 5] , door tussenkomst van meer personen werkzaam bij het Justitieel Complex Schiphol via de telefoon dreigend toe te voegen dat hem iets zou worden aangedaan bij hem thuis en;
- op 10 maart 2020 telefonisch dreigend de volgende woorden toe te voegen “Morgen wordt er een aanslag gepleegd, jullie gaan er allemaal aan" en “jullie gaan er allemaal aan, kankerhonden" en;
- op 11 maart 2020 telefonisch dreigend de volgende woorden toe te voegen “Over 12 minuten zal er een bom afgaan, op het parkeerterrein van de bezoekers.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 tot en met 7 en 9 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 2 en 6telkens: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 3diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken;
Feit 4oplichting;
Feit 5opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
Feit 7bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat en bedreiging met zware mishandeling;
Feit 9
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat en bedreiging met brandstichting, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

De raadsman heeft ten aanzien van feit 7 aangevoerd dat verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging. Verdachte is (vanwege een privé-incident uit zijn verleden) in paniek geraakt toen aangeefster niet meer reageerde op zijn berichten. Hij heeft toen uit wanhoop en onmacht gereageerd.
Voor zover de raadsman een beroep op psychische overmacht heeft willen doen, slaagt dit niet. Gesteld noch gebleken is dat er bij verdachte sprake is geweest van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Dat is wel vereist voor een geslaagd beroep op psychische overmacht.
Daarom wordt het beroep op psychische overmacht verworpen.
Er is ook overigens geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN DE MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten te veroordelen tot de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van het voorarrest. Volgens de officier van justitie is aan alle vereisten voor het opleggen van die maatregel voldaan en is de maatregel passend.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte geen onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, maar een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan bijzondere voorwaarden gekoppeld. Verdachte is aangemeld en staat inmiddels op de wachtlijst voor de Forensische Verslavingskliniek (FVK) Rotterdam op grond van een mogelijke plaatsing in het kader van artikel 14a van het Wetboek van Strafrecht. Indien verdachte een (onvoorwaardelijke) ISD-maatregel opgelegd krijgt, zal er een nieuwe aanvraag ingediend moeten worden en zal verdachte opnieuw (door DIZ) aangemeld moeten worden bij FVK Rotterdam, hetgeen aanzienlijke vertraging in het proces met zich mee zal brengen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een korte periode van ongeveer drie maanden tijd, schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen, al dan niet met braak of bedreiging met geweld, een oplichting en een vernieling. Dit zijn ernstige feiten, die doorgaans (grote) financiële schade en veel overlast voor de betrokkenen met zich meebrengen. Daarbij heeft hij getoond geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen. Verdachte is aan deze kwalijke gevolgen volledig voorbij gegaan en heeft kennelijk alleen aandacht gehad voor de voordelen die deze voor hem zelf zouden opleveren.
Voorts heeft verdachte zich meerdere malen schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Uit de aangifte van [slachtoffer 4] blijkt dat zij erg bang is geweest dat verdachte haar iets aan zal doen. Ook [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij het vervelend vindt om over straat te gaan en door de bedreiging genoodzaakt is om alert te zijn.
De bedreigingen van verdachte jegens [slachtoffer 5] en andere mensen die werkzaam waren bij en/of aanwezig waren bij het Justitieel Complex Schiphol (JCS) hebben een enorme impact gehad. Naar aanleiding van deze bedreigingen is het JCS in ‘lockdown’ gegaan. Alle
gedetineerden werden ingesloten en er mocht geen bezoek plaatsvinden.
Verdachte heeft op geen enkele manier rekening gehouden met het effect dat zijn woorden op de slachtoffers zouden hebben. De rechtbank rekent het de verdachte extra aan dat hij de bedreigingen heeft geuit tegen personen die hun werk uitoefenen (te weten jegens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] ) en die dit moeten kunnen doen in een veilige werkomgeving.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 5 augustus 2020 betreffende verdachte, dat 26 pagina’s beslaat. Daaruit blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld ter zake van (soortgelijke) vermogensdelicten. Verdachte was dus een gewaarschuwd mens, maar dit heeft hem er niet van weerhouden opnieuw (ernstige) strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
  • een Pro Justitia psychologisch onderzoek van 15 september 2020, opgemaakt door
  • een reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Inforsa van 21 oktober 2020, opgemaakt door D.A.B. Strack van Schijndel, reclasseringswerker en K. de Gier, unitmanager;
  • een e-mailbericht van D.A.B. Strack van Schijndel, reclasseringswerker bij GGZ Reclassering Inforsa van 13 november 2020 (aanvulling op het advies).
De Pro Justitia rapportage
De psycholoog komt in het rapport van 15 september 2020 tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een (andere gespecificeerde) persoonlijkheidsstoornis met antisociale, dwangmatige en narcistische trekken waarbij mogelijk onderliggend sprake is van een autistiforme stoornis en ernstige stoornissen in zowel cocaïne als heroïne gebruik. Deze stoornissen waren ten tijde van de ten laste gelegde feiten aanwezig.
Ten aanzien van de aan verdachte ten laste gelegde vermogensdelicten, was (wederom) sprake van verwervingscriminaliteit, waarbij hij op antisociale wijze inkomen poogde te generen om in zijn verslaving te kunnen voorzien. Hierin is het gebrek van draagkracht van betrokkene goed herkenbaar dat debet is aan de coping met middelen. Verdachte is zelfstandig niet bij machte zijn leven gestructureerd op poten te zetten/houden, althans niet voldoende zodra hij tegenslagen tegenkomt. Gelet hierop adviseert de psycholoog om de tenlastegelegde feiten
2, 3, 5 en 6in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Daarnaast adviseert de psycholoog om, gelet op de gebrekkige coping van verdachte, de feiten 4 en 7 ook in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Ten tijde van deze ten laste gelegde feiten voelde verdachte zich zo diep geraakt en in de steek gelaten, dat hij niet in staat kan worden geacht het overzicht te bewaren en zijn gedrag afdoende te remmen.
Ten aanzien van de feiten 1 en 9 kan de psycholoog
geenadvies geven over de toerekenbaarheid van verdachte, nu betrokkene verdachte deze feiten ontkent.
De psycholoog adviseert om verdachte in het kader van een (deels) voorwaardelijk
op te leggen strafdeel, in aansluiting op de hechtenis, op te laten nemen in een forensische
setting waarbij behalve aandacht voor de verslaving, ook aandacht is voor de onderliggende problematiek.
De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid op de daarvoor in voornoemd rapport genoemde gronden over en maakt die tot de hare. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de conclusie van de psycholoog ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid niet ook zou gelden ten aanzien van de onder 1 en 9 bewezen verklaarde feiten. De rechtbank concludeert op grond van dit rapport dat alle bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Het reclasseringsadvies
De reclassering heeft in het rapport van 21 oktober 2020 geadviseerd om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel aan verdachte op te leggen.
Volgens de reclassering is er geen ander mogelijk haalbaar kader dan het opleggen van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel om (te pogen) gedragsverandering te bewerkstelligen en de overlast die betrokkene veroorzaakt door het plegen van delicten terug te dringen. Een langdurige klinische behandeling, gevolgd door ambulante behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf of maatregel wordt, met oog op de omvangrijke problematiek, onvoldoende kansrijk en haalbaar geacht. De verwachting is dat verdachte zich in dat geval niet (voldoende) zal houden aan de bijzondere voorwaarden en derhalve geen noodzakelijk (klinisch) behandeltraject zal doorlopen. Bij het onttrekken aan de voorwaarden binnen een onvoorwaardelijk ISD-traject, kan verdachte direct teruggeplaatst worden in detentie waarna een nieuw plan van aanpak opgezet kan worden.
In het e-mailbericht van 13 november 2020 heeft de reclassering aangegeven dat zij verdachte ‘vooruitlopend op forensische zorgtitel’ – en dus op basis van een te verwachten voorwaardelijke veroordeling - heeft aangemeld bij FVK Rotterdam. Indien verdachte wordt veroordeeld tot de onvoorwaardelijke ISD-maatregel, zal er door de PI een nieuwe aanmelding moeten worden gedaan, met aanzienlijke vertraging tot gevolg. Ondanks deze vertraging ziet de reclassering een (onvoorwaardelijke) ISD-maatregel nog steeds als de best passende maatregel om op de lange termijn het recidiverisico zoveel mogelijk terug te dringen. Subsidiair adviseert de reclassering een (aanzienlijk) voorwaardelijk strafdeel, met een regulier reclasseringstoezicht en de volgende bijzondere voorwaarden: 1) meldplicht, 2) opname in zorginstelling, 3) ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, 4) begeleid wonen of maatschappij opvang, 5) meewerken aan middelencontrole en 6) contactverbod. De huidige aanmelding bij FVK Rotterdam zou, waarschijnlijk op kortere termijn (begin 2021), vanuit dat kader opgestart kunnen worden.
De op te leggen maatregel
Krachtens artikel 38m, lid 2 Sr strekt de ISD-maatregel tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van recidive van verdachte. Dat is het primaire doel van de ISD-maatregel. Het derde lid van dat artikel voegt hieraan toe dat, afhankelijk van specifieke (verslavings)problematiek waarmee het plegen van delicten bij de verdachte samenhangt,
de maatregel er mede toe strekt een bijdrage te leveren aan de oplossing van die (verslavings)problematiek. Deze subsidiaire doelstelling kan aldus bijdragen aan de resocialisatie van verdachte.
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke voorwaarden is voldaan voor het opleggen van de ISD-maatregel. Immers, verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, terwijl verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld en de feiten begaan zijn na tenuitvoerlegging van deze straffen. Zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportages, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan als hij niet behandeld wordt voor zijn middelengebruik en psychiatrische problematiek. Verder eist de veiligheid van personen en goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de aard en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. Het opleggen van de ISD-maatregel strekt er bij verdachte tevens toe om een bijdrage te leveren aan het oplossen van zijn verslavingsproblematiek. Door oplegging van de ISD-maatregel wordt daarmee voldaan aan zowel het primaire als het subsidiaire doel van de ISD-maatregel.
Ook is voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel uit de
Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers van het Openbare Ministerie. Verdachte valt namelijk onder de definitie van stelselmatige dader. Hij is immers een persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
De rechtbank ziet in de omstandigheid dat oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel vertraging in het traject met zich meebrengt, geen aanleiding om een voorwaardelijke gevangenisstraf en/of maatregel aan verdachte op te leggen, zoals door de verdediging verzocht. De rechtbank overweegt daartoe dat de reclassering in haar e-mail van 13 november 2020 aangeeft dat zij, ondanks de vertraging, een onvoorwaardelijke ISD-maatregel nog steeds als de best passende maatregel ziet op de lange termijn het recidiverisico zoveel mogelijk terug te dringen. Het nadeel van de vertraging weegt niet op tegen de gebodenheid van de (onvoorwaardelijke) maatregel.
De rechtbank acht het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen, om zo recidive van verdachte in de toekomst te voorkomen, de maatschappij optimaal te beschermen en de behandeling van zijn problematiek alle kansen te geven. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van 2 jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van die maatregel.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 200,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[dierenkliniek] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 345,99 aan materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [slachtoffer 1] en [dierenkliniek] in zijn geheel kunnen worden toegewezen en daarbij verzocht om de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de verzochte vrijspraak, geen specifiek verweer gevoerd ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van de vordering van [dierenkliniek] heeft de raadsman verzocht deze af te wijzen, omdat verdachte in financiële betalingsonmacht verkeert totdat hij een baan of uitkering heeft.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 1]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 200,00 aan immateriële schade en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 maart 2020 tot de dag van volledige betaling.
Het feit dat verdachte mogelijk nu geen financiële middelen heeft om de vordering te betalen, staat niet aan toewijzing van de vordering in de weg.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 200,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 maart 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 4 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
De vordering van [dierenkliniek]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 285,94 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 april 2020 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij wat betreft het meer gevorderde afwijzen. Reden daarvoor is dat de benadeelde partij de BTW (van € 60,05) die is gerekend over de factuur van ‘ [schildersbedrijf] ’ van 3 juni 2020 kan verrekenen met de omzetbelasting, zodat er geen sprake is van geleden schade.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 285,94, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 april 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 5 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING 21/003711-19 EN 16-660528-16

10.1
De vordering van de officier van justitieDe officier van justitie heeft zijn vordering ter zitting gewijzigd en verzocht om de proeftijden te verlengen met één jaar. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat de proeftijd dan nog voortduurt, nadat verdachte de ISD-maatregel heeft ondergaan. Op die manier kan er een vangnet worden gecreëerd voor na de executie van de ISD-maatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de proeftijd van de vordering tot tenuitvoerlegging met nummer 21/003711-19 te verlengen. Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging
met 16/660528-16 heeft de raadsman, onder verwijzing naar het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 december 2019, verzocht deze af te wijzen, omdat deze voorwaardelijke straf reeds ten uitvoer is gelegd.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
TUL 21/003711-19
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.
De proeftijd van de door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 november 2019 opgelegde voorwaarde gevangenisstraf van 4 maanden loopt van 24 maart 2020 tot 24 maart 2023. Gelet op het feit dat de proeftijd, gedurende de tijd dat verdachte rechtens zijn vrijheid is ontnomen, niet loopt, zal de proeftijd nadat verdachte de ISD-maatregel heeft ondergaan
nog enige tijd voortduren. Gelet hierop ziet de rechtbank geen reden om de proeftijd te verlengen. De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging daarom afwijzen.
TUL 16-660528-16Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen. Gelet op de op te leggen ISD-maatregel, acht de rechtbank het niet opportuun om de vordering toe te wijzen dan wel de proeftijd te verlengen, nog daargelaten of dat – gelet op de inhoud van het arrest van het gerechtshof van 12 december 2019 – mogelijk zou zijn.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38m, 38n, 57, 285, 311, 312, 326, 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 8 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Bewezenverklaring

- verklaart het onder 1 tot en met 7 en 9 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 tot en met 7 en 9 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 tot en met 7 en 9 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging maatregel

- legt aan verdachte op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 200,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 200,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 4 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [dierenkliniek]
  • wijst de vordering van [dierenkliniek] toe tot een bedrag van € 285,94;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [dierenkliniek] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 april 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [dierenkliniek] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [dierenkliniek] aan de Staat € 285,94 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 april 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 5 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummers 21/003711-19 en 16-660528-16
- wijst af de vorderingen tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Ludwig, voorzitter, mrs. A.M. Crouwel en N. van Esch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Vos, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 december 2020.
Mr. Ludwig is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 10 maart 2020 te Hilversum, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht enlof met zware mishandeling, door, al dan niet met tussenkomst van een of meerdere politieambtenaren, die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "zeg maar tegen [slachtoffer 1] dat hij nog vier weken te leven heeft", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij, op of omstreeks 16 april 2020 te Bilthoven, gemeente De Bilt, althans in Nederland, tien euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [dierenkliniek] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 19 mei 2020 te Laren, althans in Nederland, een of meer kratten bier (La Chouffe), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [supermarkt] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- zich (met kracht) los te rukken/los te trekken van voornoemde [slachtoffer 3] en/of
- een mes, althans scherp en/of puntig voorwerp, te pakken en (dreigend) aan voornoemde [slachtoffer 2] te tonen (met de punt naar voren) en/of (daarbij) de woorden "ik ga weg" toe te voegen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (daarbij) (dreigend) in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] te lopen;
4.
hij op of omstreeks 19 mei 2020 te Laren, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [supermarkt] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een
dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag en/of een emballagebon door
- één of meer kratten bier uit het magazijn te pakken en/of
- voornoemde kratten bier in de flessenautomaat te plaatsen en/of
- ( vervolgens) hiervan een emballagebon te ontvangen en/of
- ( vervolgens) bij de kassa de emballagebon in te leveren en hiervoor geld te ontvangen;
5.
hij, op of omstreeks 17 mei 2020 te Hilversum, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 4] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
6.
hij op of omstreeks 1 juni 2020 te Laren, althans in Nederland, een collectebus en/of enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
7.
hij, op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 mei 2020 tot en met 30 mei 2020 te Hilversum, althans in Nederland, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
- geweld tegen een internationaal beschermd persoon en/of diens beschermde goederen, en/of
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, en/of
- verkrachting, en/of
- feitelijke aanranding van de eerbaarheid, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- gijzeling, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
door voornoemde [slachtoffer 4] via een of meerdere sms-berichten dreigend de volgende woorden toe te voegen:
- " Je zou mij deblokkeren toch? Hebben we gisteren toch besproken. En je wil nu opeens niet praten. Je liegt alles aan elkaar vast. Ik heb gezegd blokkeer mij nog 1 keer en je gaat zien. En nu ga je zien. Ik neem je goed te grazen dat beloof ik" en/of (vervolgens)
- " Ik maak je hele leven kapot. Kijken of je dan nog zo arrogant bent. Mensen blokkeren omdat ze je de waarheid vertellen. En je ouders gaan ook mee doen. Ik heb schijt aan jou en aan je politie vrienden. Jij gaat leiden, smeken of ik wil stoppen" en/of (vervolgens)
- " Gisteren spreken we nog af dat je mij niet blokkeert en je flikt het gelijk weer. Waarom? Ik sla je gezicht tot puin. Let maar op jij bent aan de beurt" en/of (vervolgens)
- " Ik ga het heel hard spelen. Dan weet je dat. Je dwingt mij er toe. Je houdt mij voor gek, liegt en je doet dit expres omdat je weet dat ik dan pissig word. Ok ik pak je op je zwakke plekken. Let maar op Nathalie" en/of (vervolgens)
- " Je ouders worden over 3 minuten gewekt" en/of (vervolgens)
- " Tijdens ons gesprek gaan we dit naspelen. Ik bel je en jij moet mij dan wegdrukken. En dat word beloond uiteraard. Maar je moet volhouden net als nu",
althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
8.
hij op of omstreeks 1 januari 2019 tot en met 9 juni 2020 te Hilversum, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens
anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van naam [slachtoffer 4] , door
- voornoemde [slachtoffer 4] veelvuldig te bellen en/of
- voornoemde [slachtoffer 4] veelvuldig te berichten via SMS, al dan niet op bedreigende toon en/of
- een of meermalen zich op te houden bij de woning van voornoemde [slachtoffer 4] en/of
- een steen door de ruit van voornoemde [slachtoffer 4] te gooien en/of
- de moeder van voornoemde [slachtoffer 4] te bellen en/of
met het oogmerk die [slachtoffer 4] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te
dulden en/of vrees aan te jagen;
9.
hij, op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 maart 2020 tot en met 11 maart 2020 te Badhoevedorp, althans in Nederland, [slachtoffer 5] en/of een of meer personen werkzaam bij en/of aanwezig bij het Justitieel Complex Schiphol heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
- geweld tegen een internationaal beschermd persoon en/of diens beschermde goederen, en/of
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, en/of
- verkrachting, en/of
- feitelijke aanranding van de eerbaarheid, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- gijzeling, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
door
- op 9 maart 2020 voornoemde [slachtoffer 5] , al dan niet door tussenkomst van een of meer personen werkzaam bij het Justitieel Complex Schiphol via de telefoon dreigend toe te voegen dat hem iets zou worden aangedaan bij hem thuis en/of
- op 10 maart 2020 telefonisch dreigend de volgende woorden toe te voegen “Morgen wordt er een aanslag gepleegd, jullie gaan er allemaal aan" en/of “jullie gaan er allemaal aan, kankerhonden" en/of
- op 11 maart 2020 telefonisch dreigend de volgende woorden toe te voegen “Over 12 minuten zal er een bom afgaan, op het parkeerterrein van de bezoekers",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 juni 2020, genummerd 2020073667, 2020113766, 2020154556, 2020152282, 2020170382, 20-024919, 2020181353 en 2020170286 opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 327. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 8.
3.Pagina 136, 137 en 142.
4.Pagina 207.
5.Pagina 111 en 224.
6.Pagina 186.
7.Pagina 233.
8.Een proces verbaal van nader onderzoek met bijlagen, nummer PV029, opgemaakt door [verbalisant] , werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee en gesloten op juli 2020, digitale pagina’s 1 en 3.
9.Pagina 202.
10.Pagina 186 en 227.
11.Pagina 205.
12.Pagina 168
13.Pagina 38 en 39.
14.Pagina 36 en 37.
15.Pagina 44 en 45.
16.Pagina 238 en 240.
17.Pagina 241.