ECLI:NL:RBMNE:2020:5366

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 november 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
20/1279-V en 20/1280-V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen eerdere uitspraak inzake verzoek om tijdelijke maatwerkvoorziening op grond van de Wmo

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 november 2020 uitspraak gedaan op het verzet van opposanten tegen een eerdere uitspraak van 13 mei 2020. De rechtbank had in die eerdere uitspraak het verzoek van opposanten om vergoeding van proceskosten afgewezen zonder dat er een zitting was gehouden. Opposanten dienden een verzetschrift in, waarin zij aanvoerden dat de rechtbank niet had ingegaan op hun verzoek om een tijdelijke maatwerkvoorziening op grond van artikel 2.3.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak niet voldoende was gemotiveerd, omdat niet was ingegaan op de vraag of verweerder onverwijld had moeten beslissen op het verzoek van opposanten. De rechtbank concludeerde dat het verzet gegrond was, waardoor de eerdere uitspraak verviel en de behandeling van het beroep voortgezet zou worden. Tevens werd het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest veroordeeld in de proceskosten van opposanten, vastgesteld op € 525,-. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier P.W. Hogenbirk, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 20/1279-V en UTR 20/1280-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2020 op het verzet van

[opposanten] , te [woonplaats] , opposanten,

(gemachtigde: mr. J.H. Kruseman).

Procesverloop

De rechtbank heeft het verzoek van opposanten om vergoeding van de proceskosten in de uitspraak van 13 mei 2020 afgewezen. Opposanten hebben tegen deze uitspraak een verzetschrift ingediend.
Opposanten heeft niet gevraagd om op een zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien om opposanten op een zitting te horen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft de uitspraak van 13 mei 2020 gedaan zonder dat zij een zitting heeft gehouden. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als over de uitkomst van de procedure in redelijkheid geen twijfel mogelijk is.
2. In deze verzetprocedure is de beoordeling van de rechtbank beperkt tot de vraag of de uitspraak van de rechtbank van 13 mei 2020 in stand kan blijven. Zo ja, dan is het verzet ongegrond en blijft de eerdere uitspraak in stand. Zo nee, dan is het verzet gegrond en vervalt de eerdere uitspraak.
3. Opposanten wijzen er in hun verzetschrift op dat zij op 18 maart 2020 hebben gevraagd om een tijdelijke maatwerkvoorziening als bedoeld in artikel 2.3.3 van de Wmo. In dat geval moet verweerder onverwijld een besluit nemen. Onverwijld is korter dan zes weken en kan in geval van dakloosheid binnen enkele dagen, in ieder geval niet meer dan twee weken zijn.
4. De rechtbank stelt vast dat in de uitspraak van 13 mei 2020 alleen is ingegaan op de vraag of verweerder niet tijdig een besluit heeft genomen op het verzoek om een maatwerkvoorziening als bedoeld in artikel 2.3.2 van de Wmo. In de uitspraak van 13 mei 2020 is niet ingegaan op de vraag of verweerder op grond van artikel 2.3.3 van de Wmo onverwijld had moeten beslissen en zo ja, of hij dat heeft gedaan. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het verzet gegrond is.
5. Omdat het verzet gegrond is vervalt de uitspraak van de rechtbank van 13 mei 2020. Het vervallen van de eerdere uitspraak betekent dat de rechtbank de behandeling van het beroep zal voortzetten. Opposanten krijgt over de verdere behandeling nog bericht.
6. De rechtbank veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest in de door opposanten gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 525,-.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het verzet gegrond;
- veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest in de proceskosten van opposanten van € 525,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing is uitgesproken op 23 november 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.